ECLI:NL:RBOVE:2019:5051

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 december 2019
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
239062 / FT-RK 19/910
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot toelating schuldsanering wegens gebrek aan goede trouw en waarborg voor nakomen verplichtingen

Op 10 december 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De verzoekster, een 53-jarige gescheiden vrouw met twee meerderjarige kinderen, heeft een schuldenlast van € 46.337,13. Tijdens de zitting op 3 december 2019 is de verzoekster verschenen, samen met haar beschermingsbewindvoerder en andere betrokkenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekster niet in staat is om aan haar verplichtingen te voldoen en dat zij in de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek niet te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden.

De rechtbank heeft geconstateerd dat de verzoekster gedurende het beschermingsbewind nieuwe schulden heeft laten ontstaan, waaronder een schuld aan NL Energie en een schuld aan een derde partij, ontstaan door diefstal van haar pas. De verzoekster heeft geen medische verklaring overgelegd die haar arbeidsongeschiktheid aantoont en heeft ook geen inspanningen geleverd om een betaalde baan te vinden. De rechtbank concludeert dat er geen waarborg is voor een stabiele financiële situatie en dat de verzoekster niet in staat is om de informatieplicht tijdens de schuldsaneringsregeling na te komen.

Op basis van deze overwegingen heeft de rechtbank het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling afgewezen, met verwijzing naar artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c van de Faillissementswet. De beslissing is genomen door mr. E. Venekatte en is openbaar uitgesproken op 10 december 2019.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Toezicht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: 239062 / FT-RK 19/910
datum vonnis: 10 december 2019
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, op het verzoek van:

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verzoekster,
verder te noemen: [verzoekster] .

Het procesverloop

[verzoekster] heeft een verzoekschrift ingediend de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit te spreken.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 3 december 2019. Ter zitting is [verzoekster] samen met mevrouw [A] , beschermingsbewindvoerder, mevrouw [B] , collega van de beschermingsbewindvoerder, en mevrouw [C] , namens Aderzorg, verschenen. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling

De feiten
[verzoekster] is een gescheiden vrouw van 53 jaar. Zij woont samen met twee meerderjarige kinderen.
[verzoekster] werkt niet en ontvangt een Participatiewet-uitkering van € 699,12 per maand. Haar meerderjarige kind betaalt kostgeld van € 546,13 per maand.
De schuldenlast van [verzoekster] bedraagt volgens het verzoekschrift in totaal € 46.337,13, waaronder de volgende schulden:
  • [X] , € 2.290,00, ontstaan in 2018;
  • NL Energie, € 3.253,23, ontstaan in 2018.
Het vermogen en de goederen van [verzoekster] zijn per 18 maart 2016 onder bewind gesteld met benoeming van Beschermingsbewind Twente tot beschermingsbewindvoerder.
De toelichting van en namens [verzoekster]
De schulden van [verzoekster] zijn ontstaan door haar ex-partner. [verzoekster] heeft eerder in de schuldsaneringsregeling gezeten, maar kan hierover geen verklaring overleggen. [verzoekster] en haar ex-partner zijn inmiddels ruim een jaar uit elkaar. [verzoekster] leefde gedurende de relatie van het inkomen van haar ex-partner. Desgevraagd heeft [verzoekster] verklaard nooit te hebben gewerkt. [verzoekster] heeft geen verklaring overgelegd over haar medische problematiek. Zij kan zelf niet noemen aan welke kwalen zij lijdt. Volgens [verzoekster] heeft zij geen strafblad. De schuld aan [X] is ontstaan door een diefstal van haar pas. Met de pas is vervolgens onterecht gereisd. Van de diefstal heeft [verzoekster] aangifte gedaan. De schuld aan NL Energie is ontstaan door een tekort in haar financiële budget.
Mevrouw [C] heeft ter zitting verklaard dat sinds de scheiding met de ex-partner het op zich wel goed gaat met [verzoekster] . Zij werkt mee met de hulpverlening. Voorts zegt mevrouw [C] dat [verzoekster] waarschijnlijk wel een strafblad heeft. Vorig jaar heeft zij een werkstraf gehad wegens een diefstal met haar dochter.
De overwegingen van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende aannemelijk geworden dat [verzoekster] ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden in de vijf jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. De rechtbank overweegt daartoe het navolgende.
[verzoekster] heeft gedurende het beschermingsbewind nog enkele schulden laten ontstaan. Uit de schuldenlijst van het verzoekschrift blijkt dat in 2018 nog een schuld aan NL Energie is ontstaan. Gelet op de hoogte van het bedrag acht de rechtbank aannemelijk dat [verzoekster] de maandelijkse facturen gedurende een langere periode niet heeft voldaan en andere consumptieve keuzes heeft gemaakt. Welke keuzes dat zijn kan [verzoekster] desgevraagd ter zitting niet zeggen.
Daarnaast is er tijdens het beschermingsbewind een schuld aan [X] ontstaan. Volgens de verklaring van [verzoekster] is deze schuld ontstaan door diefstal van haar pas. Het had op de weg gelegen van [verzoekster] om direct actie te ondernemen. [verzoekster] had de pas kunnen blokkeren om de schuld te beperken. Uit de hoogte van de vordering blijkt dat [verzoekster] hier nalatig in is geweest.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat [verzoekster] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij aan de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling kan voldoen.
Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [verzoekster] niet werkt en ook niet op zoek is naar een (fulltime) betaalde baan. Nu er sprake is van een schuldenlast van ruim € 46.000,00 had het op de weg van [verzoekster] gelegen om een betaalde baan te zoeken teneinde zoveel mogelijk voor haar schuldeisers te sparen. [verzoekster] solliciteert niet en heeft geen medische verklaring overgelegd waaruit haar arbeidsongeschiktheid is gebleken. [verzoekster] heeft zicht tot op heden niet ingespannen om zoveel mogelijk inkomsten te verwerven teneinde haar schulden (gedeeltelijk) af te lossen en de rechtbank acht het niet aannemelijk dat zij dit tijdens de wettelijke schuldsaneringsregeling wel zal gaan doen.
Daarnaast heeft [verzoekster] ter zitting verklaard geen strafblad te hebben. Dit wordt echter ontkend door mevrouw [C] . [verzoekster] heeft volgens haar een strafblad, omdat zij recent is veroordeeld voor een diefstal. Hiermee geeft [verzoekster] geen blijk van een saneringsgezinde houding. Verder kan [verzoekster] geen verklaring overleggen over haar medische situatie en haar eerdere schuldsaneringsregeling. Nu [verzoekster] ten aanzien van essentiële onderwerpen in haar informatieverstrekking is tekort geschoten is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat [verzoekster] tijdens de schuldsaneringsregeling wel naar behoren kan voldoen aan de informatieplicht.
Tevens heeft [verzoekster] gedurende het beschermingsbewind enkele (forse) schulden laten ontstaan. Hieruit wordt geconcludeerd dat zelfs het instellen van beschermingsbewind niet heeft geleid tot een stabiele financiële situatie. Indien [verzoekster] tijdens de schuldsaneringsregeling nieuwe schulden laat ontstaan, dan zal de schuldsaneringsregeling tussentijds worden beëindigd. Nu er recent nieuwe schulden zijn ontstaan is er naar het oordeel van de rechtbank geen waarborg voor een stabiele financiële situatie.
Het verzoek zal worden afgewezen op grond van artikel 288 lid 1, aanhef en onder b en c Faillissementswet (Fw.).

De beslissing:

de rechtbank:
wijst het verzoek af.
Gewezen door mr. E. Venekatte, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.