ECLI:NL:RBOVE:2019:5039

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
5 maart 2020
Zaaknummer
C/08/16/136 R
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van schuldsaneringsregeling wegens nieuwe schulden en achterstand in boedelafdracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 november 2019 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van een schuldsaneringsregeling. De schuldenaar, die onder toezicht staat van bewindvoerder mr. J.W.E.M. Engels-Jansen, heeft opnieuw zijn verplichtingen niet nagekomen en heeft nieuwe schulden laten ontstaan. De bewindvoerder heeft op 19 september 2019 verzocht om de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, wat op 12 november 2019 ter zitting is behandeld. De schuldenaar is in persoon verschenen, vergezeld van een medewerker van Pactus, en de bewindvoerder was ook aanwezig.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen, waaronder het niet afdragen van een belastingteruggave van € 1.045,00 aan de boedel en het ontstaan van nieuwe schulden aan GGN en Menzis. De schuldenaar heeft verklaard dat hij wel heeft gesolliciteerd, maar heeft geen bewijs geleverd van zijn inspanningen. De rechtbank oordeelt dat de schuldsaneringsregeling niet naar behoren verloopt en dat de tekortkomingen van de schuldenaar verwijtbaar zijn, gezien eerdere waarschuwingen.

De rechtbank concludeert dat de schuldsaneringsregeling tussentijds moet worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d van de Faillissementswet. De rechtbank heeft ook de kosten van de schuldsaneringsregeling vastgesteld en bepaald dat de schuldenaar in staat van faillissement zal verkeren zodra het vonnis in kracht van gewijsde is gegaan. De bewindvoerder is benoemd tot curator in het faillissement van de schuldenaar.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team toezicht
Zittingsplaats Almelo
insolventienummer: C/08/16/136 R
uitspraakdatum: 19 november 2019 (mbh)
Vonnis van rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, enkelvoudige kamer van voor burgerlijke zaken, in de wettelijke schuldsaneringsregeling van:

[schuldenaar] ,

geboren op [geboortedatum] te [adres/woonplaats] ,
wonende te [adres/woonplaats] ,
verder ook de schuldenaar te noemen.
In deze schuldsaneringsregeling is mr. J.W.E.M. Engels-Jansen, kantoorhoudende te Vroomshoop, tot bewindvoerder benoemd.

Het procesverloop

De bewindvoerder heeft op 19 september 2019 bij e-mail met bijlagen verzocht om deze schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Op 6 november 2019 heeft de bewindvoerder bij e-mail met bijlagen nadere informatie verstrekt.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 12 november 2019. [schuldenaar] is in persoon verschenen, vergezeld van mevrouw [A] , werkzaam bij Pactus. Ook de bewindvoerder is verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

De beoordeling

1.
Het verzoek van de bewindvoerder:
Het verzoek wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Kort samengevat, is de bewindvoerder van mening dat deze schuldsaneringsregeling tussentijds moet worden beëindigd omdat [schuldenaar] , opnieuw, zijn verplichtingen niet nakomt en nieuwe schulden heeft laten ontstaan. Een teruggave IB 2018 van € 1.045,00 is door [schuldenaar] niet aan de boedel afgedragen en er zijn nieuwe schulden ontstaan aan GGN (die incasseert voor Menzis) van € 1.172,58 en aan Menzis zelf van € 327,37.
2.
Het standpunt van en namens [schuldenaar] :
[schuldenaar] heeft verklaard dat het juist is dat hij niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen. [schuldenaar] vindt de schuldsaneringsregeling een blok aan zijn been en stelt dat hij makkelijk is in de nakoming van de verplichtingen. [schuldenaar] schuift dingen voor zich uit als hij ze te moeilijk vindt.
[schuldenaar] stelt dat hij wel heeft gesolliciteerd. Hij doet dat via Indeed, maar heeft de bewindvoerder daar geen informatie over verstrekt. [schuldenaar] moet dan dingen uitprinten en moet dat bij zijn ouders doen. De teruggave IB 2018 van € 1.045,00 is op de rekening van [schuldenaar] bij de Stadsbank terechtgekomen. Hij ging er vanuit dat daarvan € 800,00 naar de boedelrekening is overgemaakt.
Mevrouw [A] heeft verklaard dat er sinds vrijdag 8 november 2019 beschermingsbewind is ingesteld. Mevrouw [A] heeft van de Stadsbank vernomen dat er schulden zijn aan Menzis en aan GGN en dat ook de jaarafrekening en een voorschot aan Essent nog moeten worden voldaan, alsmede de rekening van GBLT. Mevrouw [A] heeft globaal een budget opgesteld. Zij gaat bijzondere bijstand vragen voor de kosten van het beschermingsbewind. Ook worden nog pogingen gedaan om de kosten van budgetbeheer met terugwerkende kracht door de gemeente vergoed te krijgen. Als dat lukt komt er nog
€ 1.333,00 beschikbaar waarmee nieuwe schulden kunnen worden voldaan.
3.
Het standpunt van de bewindvoerder:
De bewindvoerder merkt op dat op de boedelrekening wel een betaling van de Stadsbank is ontvangen, maar dat dit niet de gehele belastingteruggave IB 2018 van € 1.045,00 betreft.
De bewindvoerder heeft op 10 november 2019 een fors aantal stukken van [schuldenaar] ontvangen. Zij heeft die bekeken en uitgerekend dat [schuldenaar] op dit moment nog een achterstand aan boedelafdracht heeft van € 830,65.
Daarnaast zijn er nieuwe schulden ontstaan, te weten € 1.172,58 aan GGN (voor Menzis) en € 327,37 aan Menzis zelf.
4. D
e overwegingen van de rechtbank:
4.1
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de bewindvoerder voor toewijzing in aanmerking komt en overweegt daaromtrent het navolgende.
4.2
Duidelijk is dat deze schuldsaneringsregeling niet naar behoren verloopt. In de eerste plaats krijgt de bewindvoerder van [schuldenaar] onvoldoende informatie. Weliswaar heeft [schuldenaar] de bewindvoerder kort voor de zitting van 12 november 2019 overstelpt met gegevens, maar de rechtbank acht de daaraan voorafgegane tekortkomingen ernstig genoeg om deze schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen. De rechtbank víndt de tekortkomingen met name verwijtbaar, omdat [schuldenaar] al eens eerder op zijn tekortkomingen is gewezen. De rechtbank verwijst naar het vonnis van 18 december 2018, waarbij het toenmalige verzoek tot tussentijdse beëindiging nog werd afgewezen, maar de regeling wegens het niet naar behoren nakomen van de sollicitatieplicht werd verlengd met één jaar, tot 8 maart 2020. [schuldenaar] heeft ook op dit moment geen volledig dienstverband en noch de rechtbank noch de bewindvoerder heeft kunnen vaststellen óf hij voldoende (aanvullend) solliciteert, omdat daarover gegevens ontbreken.
4.3
In de tweede plaats zijn er nieuwe schulden ontstaan, die door de rechtbank bovenmatig worden geacht. Er zijn schulden tot € 1.499,95 aan Menzis/GGN, en volgens mevrouw [A] is er ook een schuld aan Essent (jaarafrekening en één voorschottermijn). Over de exacte omvang van die schuld zijn geen mededelingen gedaan. De door mevrouw [A] ook genoemde nieuwe schuld aan GBLT wordt door de rechtbank buiten beschouwing gelaten, omdat die schuld mogelijk ten laste van de boedel kan worden gebracht. De rechtbank vermag niet in te zien op welke wijze [schuldenaar] die nieuwe schulden binnen de looptijd van de schuldsaneringsregeling kan voldoen.
Mevrouw [A] heeft nog verklaard dat een poging is gedaan een bedrag van
€ 1.333,00 van de gemeente te verkrijgen als bijzondere bijstand voor de kosten van het budgetbeheer voorafgaand aan het beschermingsbewind. Op dit moment is echter nog niet bekend of de gemeente dergelijke bijzondere bijstand zal willen verstrekken en, als de bijstand wordt verstrekt, of deze toereikend is om de nieuwe bovenmatige schulden te voldoen.
4.4
In de derde en laatste plaats geldt het volgende. Uitgaande van de door [schuldenaar] op de valreep aan de bewindvoerder verstrekte gegevens, is er op dit moment sprake van een achterstand in boedelafdracht van € 830,65. Voornoemd bedrag, becijferd aan de hand van door [schuldenaar] zelf verstrekte informatie, is door [schuldenaar] niet weersproken. [schuldenaar] heeft dus niet naar behoren aan zijn afdrachtplicht voldaan. [schuldenaar] heeft geen voorstel gedaan om dit bedrag alsnog in de boedel te brengen. De rechtbank overweegt daarbij dat, ook als de hierboven onder 4.3 genoemde bijstand door de gemeente wordt verstrekt, deze niet toereikend zal zijn om zowel de bovenmatige nieuwe schulden als de achterstand in boedelafdracht te betalen.
4.5
De rechtbank ziet dan ook voldoende aanleiding om deze schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigen op grond van artikel 350 derde lid onder c en d Fw. Dat [schuldenaar] inmiddels beschermingsbewind heeft aangevraagd en, per 8 november 2019, heeft verkregen, kan niet tot een andere beslissing leiden.
4.6
De rechtbank zal in dit vonnis de kosten van deze schuldsaneringsregeling vaststellen.
4.7
Omdat de boedel, na voldoening van de kosten, toereikend is om tot (gedeeltelijke) uitkering aan de schuldeisers te komen, zal deze schuldsaneringsregeling, gelet op artikel 350 lid 5 Fw, worden gevolgd door een faillissement.

De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- berekent het bedrag van de vergoeding van de bewindvoerder op € 3.655,56 (inclusief onkosten en omzetbelasting);
- stelt het salaris van de bewindvoerder vast op het bedrag van de vergoeding en brengt dit bedrag ten laste van de boedel, onder aftrek van de door de bewindvoerder reeds opgenomen voorschotten van € 3.655,56 (stand 14 november 2019).
- stelt vast dat de schuldenaar in staat van faillissement zal verkeren zodra dit vonnis in kracht van gewijsde is gegaan en benoemt in het faillissement van betrokkene
tot rechter-commissaris mr. A.E. Zweers,
en tot curator mr. J.W.E.M. Engels-Jansen,
postbus 74,
7680 AB Vroomshoop;
- geeft last aan de curator tot het openen van aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Gewezen en uitgesproken door mr. Margadant, lid van genoemde kamer, ter openbare terechtzitting van dinsdag 19 november 2019, in tegenwoordigheid van de griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene, aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, uitsluitend via een advocaat, binnen acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. (Art. 351 jo 361 Fw)