ECLI:NL:RBOVE:2019:5037

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
899701317
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit illegale vuurwerkhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde verdachte die betrokken was bij de handel in illegaal vuurwerk. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt dat de verdachte wederrechtelijk had verkregen door zijn activiteiten. De rechtbank heeft de vordering behandeld op meerdere openbare zittingen, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. D.G. Hassink. Tijdens de zitting op 26 september 2019 heeft de officier van justitie de vordering aangepast, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op € 2.575,42, in plaats van het eerder gevorderde bedrag van € 3.255,00.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die eerder was veroordeeld voor het medeplegen van een overtreding van het Vuurwerkbesluit, voordeel had genoten uit het vervoeren van vuurwerk. De rechtbank baseerde haar oordeel op een rapport en aanvullend proces-verbaal, waarin de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel was opgenomen. De rechtbank heeft de omvang van het voordeel vastgesteld op € 2.575,42, rekening houdend met het aantal ritten dat de verdachte had gemaakt en de kosten die hij had gemaakt.

De rechtbank heeft de verdachte vervolgens de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis is openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters, waarbij mr. J. van Bruggen niet in de gelegenheid was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-997013-17 (P)
Datum vonnis: 31 oktober 2019
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige economische kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres 1] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 3.255,00.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 6 november 2017, 11 oktober 2018, 26 september 2019 en 17 oktober 2019. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.G. Hassink, advocaat in Zwolle, is op de terechtzitting van 26 september 2019 verschenen en op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 26 september 2019 heeft de officier van justitie mr. S.T.C. van der Werf de vordering gewijzigd in die zin, dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel € 2.575,42 bedraagt.
De raadsman heeft het volgende aangevoerd, zakelijk weergegeven. Veroordeelde heeft verklaard dat hij voor het vervoeren van vuurwerk per doos € 15,00 betaald kreeg. Veroordeelde heeft ongeveer 10 keer vuurwerk afgeleverd. Bij een rit had hij gemiddeld zes dozen in de auto. Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt dan ook hooguit
€ 900,00.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 31 oktober 2019 veroordeeld, voor zover van belang, voor het strafbare feit:
het misdrijf:medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank neemt voor de begroting van het genoten voordeel als uitgangspunt het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict’ van 26 juli 2017 en het daarbij gevoegde aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 3 oktober 2018.
Naast het bij voormeld vonnis bewezenverklaarde voorhanden hebben van het vuurwerk is uit de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen aannemelijk geworden dat veroordeelde voordeel heeft genoten uit het, tegen betaling, meermalen vervoeren van vuurwerk.
De rechtbank neemt de berekening over zoals toegepast in voormeld aanvullend proces-verbaal. Er is in het voordeel van veroordeelde uitgegaan van een minimum aantal ritten van acht, terwijl veroordeelde zelf heeft verklaard over tien ritten, en de door veroordeelde gemaakte kosten zijn in mindering gebracht.
Het verweer dat veroordeelde minder voordeel zou hebben genoten dan is (her)berekend, is gebaseerd op de stelling dat medeverdachte [medeverdachte 1] in tegenstelling tot veroordeelde bij het vervoer van vuurwerk in een vrachtwagen reed en bij hem derhalve sprake was van beduidend omvangrijker vervoer. De bij voormeld vonnis bewezenverklaarde hoeveelheid aangetroffen vuurwerk (ruim 800 kilo) is door veroordeelde echter ook met een vrachtwagen vervoerd. Daarnaast heeft veroordeelde in november 2016 een bestelauto, een Opel Combo , op naam gekregen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij ook een keer met een BE-combi vuurwerk heeft vervoerd en dus niet enkel met een vrachtwagen. Eén en ander maakt aannemelijk dat veroordeelde en [medeverdachte 1] telkens een vergelijkbare hoeveelheid vuurwerk hebben vervoerd. Nu het verweer dat veroordeelde minder voordeel zou hebben genoten dan is berekend voor het overige niet nader is onderbouwd, wordt dit verworpen.
De rechtbank stelt dan ook op grond van de in de bijlage omschreven wettige bewijsmiddelen de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op € 2.575,42.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 2.575,42.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 2.575,42;
- legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 2.575,42 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. M. Melaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. J. van Bruggen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Team Milieu (ON) en de FIOD/Belastingdienst, van het onderzoek genaamd ‘Windkracht 3B’ met nummer ONRBA 16013 d.d. 7 augustus 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 26 september 2019:
[medeverdachte 2] heeft mij in 2015 en 2016 een aantal keer benaderd om mee te gaan naar Duitsland om vuurwerk op te halen en om het voor hem weg te brengen. Ik kreeg er wel wat geld voor. Het is een keer of 10 gebeurd. Op 30 november 2016 vroeg hij of ik mee wilde naar Duitsland om wat op te halen. Ik reed in de witte vrachtwagen en [medeverdachte 2] reed in de Volkswagen Golf voor mij uit. Onderweg kreeg [medeverdachte 2] bericht dat we terug moesten. We gingen terug naar de loods aan [adres 2] te Zwolle. [medeverdachte 2] zei dat alle dozen met vuurwerk uit de loods in de vrachtwagen geladen moesten worden. We hebben samen de vrachtwagen volgeladen. Ik was me ervan bewust dat er illegaal vuurwerk bij zat. Ik reed vervolgens achter hem aan naar [adres 3] in Olst. Daar heb ik de vrachtwagen geparkeerd en ben ik bij [medeverdachte 2] in de auto gestapt.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 13 april 2017:
Pag. PD-670: Ik haalde de desbetreffende dozen uit de opslag en bracht deze naar een parkeerplaats. Ik reed hier met de Combo naar toe.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 april 2017:
Pag. PD-688: We hebben dit besproken en [medeverdachte 3] heeft dit uitgelegd en ik kon er geld mee verdienen. Ongeacht de grootte kreeg ik 15 euro per doos.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte ( [medeverdachte 1] ) d.d. 9 februari 2017:
Pag. PD-499: Ik bedoel daarmee de ritjes die ik 3 keer voor [medeverdachte 3] heb gedaan.
Ik moest zelf een voertuig huren, op mijn naam. Ik heb twee keer een vrachtwagen gehuurd en 1 BE-combi .
Pag. PD-501: V: wat kreeg je voor die 3 ritten
A: Ik heb er in totaal nog geen 1000 euro mee verdiend.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 oktober 2018:
Pag. 3: Uitgangspunt voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van [verdachte] is de op 9 februari 2017 door [medeverdachte 1] afgelegde verklaring. Het bedrag per rit is 1/3e van 1000 euro = 333,33 euro. [verdachte] verklaarde dat hij voor het transport 15 euro per doos ontving. Bij de berekening van een rit is daarom rekening gehouden met de deelbaarheid van het bedrag door 15 euro (333,33 euro, deelbaar getal = 330 euro)
Het is aannemelijk dat [verdachte] minimaal 8 ritten naar Duitsland heeft gemaakt:
8 x 330 euro = 2640 euro
Uit onderzoek bleek dat [verdachte] op 29-11-2016 om 21.11 uur een betaling heeft gedaan van 64,58 euro ten gunste van [tankstation] in Reken, Duitsland. [verdachte] verklaarde hierover dat hij brandstof betaald had. De kosten van het tanken in Duitsland werd in mindering gebracht op de 8 ritten naar Duitsland € 2640,00 - € 64,58 = € 2575,42.