ECLI:NL:RBOVE:2019:5036

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
899600217
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit illegale vuurwerkhandel

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde verdachte die betrokken was bij de handel in illegaal vuurwerk. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het bedrag vaststelt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat werd geschat op € 67.295,00. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.M. van Zuuk, heeft de vordering betwist en ontkend het voordeel te hebben genoten. De rechtbank heeft de vordering behandeld tijdens meerdere openbare terechtzittingen, waarbij de verdachte zijn verweer heeft gepresenteerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 31 oktober 2019 is veroordeeld voor het medeplegen van een overtreding van het Vuurwerkbesluit en de Wet milieubeheer. Bij de beoordeling van de vordering heeft de rechtbank gekeken naar verschillende bronnen, waaronder een rapport over de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en documenten die op een USB-stick zijn aangetroffen. De rechtbank achtte het aannemelijk dat de verdachte de auteur was van een bestellijst die betrekking had op de inkoop en verkoop van vuurwerk.

Na zorgvuldige afweging van de argumenten van de verdediging en de beschikbare bewijsstukken, heeft de rechtbank de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 67.295,00. De rechtbank heeft de verdachte vervolgens de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/996002-17
Datum vonnis: 31 oktober 2019
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige economische kamer voor strafzaken, rechtdoende op de vordering op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) van de officier van justitie ten aanzien van de veroordeelde:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie vordert dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Sr wordt geschat en de veroordeelde de verplichting oplegt tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 67.295,00.

2.De procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzittingen van 3 april 2017, 6 november 2017, 11 oktober 2018, 24 september 2019 en 17 oktober 2019. De veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.M. van Zuuk, advocaat in Zwolle, is op de terechtzitting van 24 september 2019 op de vordering gehoord.
Op de terechtzitting van 24 september 2019 heeft de officier van justitie mr. S.T.C. van der Werf haar vordering gehandhaafd.
De raadsvrouw heeft, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de vordering dient te worden afgewezen, omdat de bij de berekening genoemde bronnen niet als grondslag daarvoor kunnen dienen en veroordeelde gemotiveerd heeft ontkend het voordeel te hebben genoten.

3.De beoordeling van de vordering

3.1
Veroordeling
De veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 31 oktober 2019 veroordeeld, voor zover van belang, voor de strafbare feiten:
1. parketnummer 08/996002-17
het misdrijf: medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
3.2
De beoordeling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De rechtbank neemt voor de begroting van het genoten voordeel als uitgangspunt het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict’ van 13 juli 2017.
De in het rapport uitgewerkte berekening is gebaseerd op drie bronnen:
Een bestand genaamd ‘Voorraadlijst-Actueel 4 augustus 2015.docx’;
Een bestand over de periode juli 2015 tot en met november 2015, met daarin een bestelling (inkoop) van vuurwerk, aangetroffen op een USB stick met zogenaamde ‘unallocated files’;
Een (foto van een) handgeschreven bestellijst, afkomstig van de smartphone van veroordeelde.
Veroordeelde heeft betwist de auteur te zijn van de onder 1 genoemde bestellijst. Uit het aanvullend proces-verbaal van 27 juli 2018 blijkt dat in de eigenschappen van het document stond ‘Auteurs [verdachte] ’. De naam ‘ [verdachte] ’ op verschillende manieren bij de eigenschappen van het document terecht kan zijn gekomen:
  • Bij een nieuwe installatie van het programma Microsoft Word kan de naam van de auteur worden ingegeven. Indien vervolgens een nieuw document in Microsoft Word wordt gemaakt, wordt standaard deze naam aan de eigenschappen van het nieuw gemaakte Word document toegevoegd;
  • In een bestaand (al dan niet gedownload) document kan handmatig de auteur worden aangepast indien het document in Microsoft Word wordt bewerkt.
Bij beide manieren ligt het voor de hand dat veroordeelde zelf zijn eigen naam heeft ingevoerd. De rechtbank acht dan ook aannemelijk dat veroordeelde de auteur van de bestellijst was.
Ook ten aanzien van de, verwijderde, bestanden die zijn aangetroffen op de onder veroordeelde aangetroffen USB-stick heeft veroordeelde ontkend de auteur te zijn geweest. Daarbij is door de verdediging opgemerkt dat uit het aanvullend proces-verbaal van 23 september 2019 blijkt dat de auteur niet achterhaald kon worden. Uit dit aanvullend proces-verbaal blijkt echter enkel dat niet achterhaald kan worden wat de herkomst van het bestand is, zodat daaruit niet kan worden afgeleid dat veroordeelde niet de auteur is geweest. Aangezien de USB-stick onder veroordeelde in beslag is genomen, acht de rechtbank het aannemelijk dat het veroordeelde is geweest die de betreffende bestanden heeft gemaakt. Daarbij merkt de rechtbank op dat de stelling van de verdediging dat veroordeelde vanwege zijn dyslexie schrijffouten maakt wordt weerlegd door de onder 3 genoemde, door veroordeelde handgeschreven, bestellijst, waaruit geen enkele aan dyslexie te relateren schrijffout kan worden afgeleid.
De derde bron voor de berekening is die handgeschreven bestellijst, die in de smartphone van veroordeelde is aangetroffen. Deze lijst zou veroordeelde enkel hebben opgesteld voor een belangstellende en hiervoor zou hij niets hebben ontvangen. Nu dit verweer op geen enkele wijze is onderbouwd, acht de rechtbank die verklaring niet aannemelijk en gaat de rechtbank ervan uit dat het aannemelijk is dat deze lijst, zoals uit die lijst zelf kan blijken, een bestellijst is die betrekking had op de inkoop en verkoop van vuurwerk door veroordeelde.
Bij de beoordeling van de hierboven genoemde verweren heeft de rechtbank mede in overweging genomen dat met het vonnis in zijn strafzaak van heden is vast komen te staan dat veroordeelde de beschikking heeft gehad over ruim 800 kilo zwaar illegaal vuurwerk. Om die reden is op voorhand al aannemelijk dat hij zich tevens bezig heeft gehouden met de handel in dergelijk vuurwerk.
De hoogte van de op basis van de voorraadlijst, de bestanden op de usb-stick en de handgeschreven bestellijst, berekende winst is door veroordeelde niet betwist. De rechtbank zal van de in het rapport opgenomen kasopstelling uitgaan. Deze luidt als volgt:
Inkoop Verkoop Winst % Winst
€ 78.907,26
5.2.6 (
kosten) -€ 11.610,13
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 67.297,13
De rechtbank stelt de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel vast op een bedrag van € 67.295,00.
3.3
De vaststelling van de betalingsverplichting
De rechtbank is van oordeel dat aan de veroordeelde de verplichting moet worden opgelegd tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 67.295,00.

4.De wettelijke voorschriften

De oplegging van de maatregel is gegrond op artikel 36e Sr.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • stelt het bedrag, waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op € 67.295,00;
  • legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling van € 67.295,00 aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. J. van Bruggen en mr. M. Melaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. J. van Bruggen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.