ECLI:NL:RBOVE:2019:5032

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
899706216
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van meer dan 400 kilo gevaarlijk vuurwerk met een voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

De rechtbank Overijssel heeft op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 33-jarige man, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van meer dan 400 kilo gevaarlijk vuurwerk. De verdachte had een zeecontainer, die niet geschikt was voor de opslag van vuurwerk, beschikbaar gesteld aan medeverdachten en hen geholpen met het opbergen van het vuurwerk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk professioneel vuurwerk voorhanden had gehad, wat wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar, en daarnaast een taakstraf van 200 uur. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte had zich niet bekommerd om de veiligheid, terwijl de ontploffing van deze hoeveelheid vuurwerk ernstige gevolgen had kunnen hebben. De rechtbank vond echter ook dat de rol van de verdachte relatief beperkt was en dat hij openheid van zaken had gegeven tijdens het onderzoek. De rechtbank besloot daarom tot een forse taakstraf in plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-997062-16 (P)
Datum vonnis: 31 oktober 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 november 2017, 8 oktober 2018, 23 september 2019 en 17 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.T.C. van der Werf en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. M.G. Pekkeriet, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 27 november 2016 tot en met 5 december 2016, samen met anderen, zwaar illegaal vuurwerk voorhanden heeft gehad en ter beschikking van anderen heeft gesteld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij in of omstreeks de periode van 27 november 2016 tot en met 5 december 2016, te Zwartsluis, in de gemeente Zwartewaterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 2 flowerbeds (artikel [producent 1] P7905), althans een aantal flowerbeds (artikel [producent 1] P7905) (zie pag. B-922 proces-verbaal) en/of
- 600 bangers (artikel Butterfly Cracker BBC 02), althans een aantal bangers (artikel Butterfly Cracker BBC 02) (zie pag. B-924 proces-verbaal) en/of
- 1 flowerbed (artikel [producent 2] TB201) (zie pag. B-928 proces-verbaal) en/of
- 1 flowerbed (artikel [producent 1] LDC 336) (zie pag. B-930 proces-verbaal) en/of
- 3 flowerbeds (artikel [producent 2] TB215), althans een aantal flowerbeds ( [producent 2] TB201) (zie pag. B-932 proces-verbaal),
voorhanden heeft gehad en/of ter beschikking aan ander(en) heeft gesteld.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Naar aanleiding van een Meld Misdaad Anoniem melding op 5 december 2016 is in een zeecontainer op het terrein aan [adres] te Zwartsluis een hoeveelheid van ruim 400 kilo professioneel vuurwerk aangetroffen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Wettig en overtuigend kan worden bewezen verklaard dat verdachte, medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] gezamenlijk het vuurwerk voorhanden hebben gehad.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Niet is gebleken dat verdachte beschikkingsmacht had over het vuurwerk, dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met de anderen en evenmin dat hij het vuurwerk ter beschikking heeft gesteld aan anderen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Naar aanleiding van een MMA-melding is bij onderzoek op 5 december 2016 op de locatie [adres] te Zwartsluis in een op dat terrein geplaatste zeecontainer een hoeveelheid van ongeveer 400 kilo professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, aangetroffen. De container was niet afgesloten. Bij deze partij vuurwerk bevonden zich verschillende flowerbeds en bangers.
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte 1] hem had gevraagd naar een opslagplek voor vuurwerk. Verdachte heeft [medeverdachte 1] laten weten dat er wel wat opgeslagen kon worden in de zeecontainer van zijn vader, welke container op het terrein van zijn oom stond. Verdachte heeft vanaf zaterdag 26 november 2016 via WhatsApp contact gehad met [medeverdachte 1] via diens telefoonnummer [telefoonnummer] over de aflevering. Op 26 november 2016 ging de afspraak niet door, omdat verdachte het was vergeten. Er is een (tweede) afspraak gemaakt voor zondag 27 november 2016 om 13:00 uur. Op 27 november 2016 om 12:46:48 uur heeft [medeverdachte 1] een berichtje gestuurd met de tekst ‘chek chek’. Verdachte heeft een minuut later laten weten ‘Ben er bijna’.
De dozen met vuurwerk werden afgeleverd door een andere persoon. Bij een meervoudige fotoconfrontatie heeft verdachte medeverdachte [medeverdachte 2] aangewezen als degene die het vuurwerk heeft gebracht.
Verdachte heeft verklaard dat op de bewuste zondag het hek op slot zat. Hij heeft het hek geopend met de afstandsbediening die standaard in de bedrijfsauto van zijn oom ligt. Samen met [medeverdachte 2] is hij naar de container gereden. Verdachte zag dat er in de laadbak van [medeverdachte 2] auto twee pallets en meerdere dozen stonden. Naar aanleiding van de foto’s van de dozen die verdachte getoond zijn verklaarde hij dat hij wist dat het fout zat. Het was veel meer vuurwerk dan verdachte had verwacht, hij schrok van de hoeveelheid. Desondanks heeft hij [medeverdachte 2] geholpen de dozen op de pallets te zetten. Het vuurwerk heeft in de container gestaan tot de politie het ontdekte.
Uit het vorenstaande leidt de rechtbank af dat verdachte de zeecontainer beschikbaar heeft gesteld voor de opslag van het vuurwerk. De container was van de vader van verdachte en stond op het terrein van zijn oom. Hij heeft over de aflevering nauw contact gehad met medeverdachte [medeverdachte 1] . Verdachte heeft ervoor gezorgd dat het hek open was en aangewezen waar het vuurwerk naar toe moest.
Verdachte werd bij de aflevering, naar zijn zeggen, geconfronteerd met een grotere hoeveelheid vuurwerk dan hij had verwacht. Hij heeft echter geen vragen gesteld en niet ingegrepen. Sterker nog, hij heeft medeverdachte [medeverdachte 2] geholpen met het uitladen van de dozen en het overpakken van de dozen in de container.
Verdachte heeft verklaard dat het terrein overdag betreden kon worden. De politie heeft geconstateerd dat de container niet afgesloten was. Verdachte en ook anderen konden derhalve op elk moment over het vuurwerk beschikken.
De rechtbank is op basis van het vorenstaande van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte, samen met anderen, het vuurwerk voorhanden heeft gehad.
Aangezien nergens uit blijkt dat verdachte het vuurwerk ter beschikking heeft gesteld aan anderen, zal hij van dat gedeelte van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 27 november 2016 tot en met 5 december 2016, te Zwartsluis, in de gemeente Zwartewaterland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 2 flowerbeds (artikel [producent 1] P7905) en
- 600 bangers (artikel Butterfly Cracker BBC 02) en
- 1 flowerbed (artikel [producent 2] TB201) en
- 1 flowerbed (artikel [producent 1] LDC 336) en
- 3 flowerbeds (artikel [producent 2] TB215)
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit in samenhang met artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft tot vrijspraak van het ten laste gelegde gepleit. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsvrouw verzocht korting toe te passen op de straf vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van meer dan 400 kilo gevaarlijk vuurwerk. Verdachte heeft hiervoor een zeecontainer, die niet geschikt was voor de opslag van vuurwerk, beschikbaar gesteld aan de medeverdachten en geholpen met het opbergen van de dozen met vuurwerk in de container. De container was niet afgesloten en stond op een terrein dat, in ieder geval overdag, voor een ieder toegankelijk was.
Verdachte heeft zich hierbij op geen enkele wijze bekommerd om de veiligheid. Dit, terwijl ontploffing van deze hoeveelheid vuurwerk enorme gevolgen zou hebben gehad voor de omgeving. Het voorhanden hebben van een dergelijke hoeveelheid illegaal vuurwerk levert grote gevaren op voor mens en dier en daarmee maatschappelijk onacceptabele risico’s.
Ook het afsteken van dergelijk zwaar en onveilig vuurwerk brengt aanzienlijke risico’s met zich, niet alleen voor degene die het ontsteekt, maar ook voor omstanders. Ernstige gehoorbeschadiging of zwaar lichamelijk letsel, dan wel overlijden kan het gevolg zijn.
Verdachte heeft de risico’s van het vuurwerk op de koop toegenomen en zich van het gevaarzettende karakter van zijn handelen geen enkele rekenschap gegeven. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Anderzijds heeft verdachte tijdens het onderzoek openheid van zaken gegeven, is hij door anderen erbij betrokken en is zijn rol relatief beperkt geweest. Verdachte heeft geen relevante documentatie. De reclassering heeft gerapporteerd dat er geen sprake is van problematiek en er stabiliteit is op de verschillende leefgebieden. Daarnaast is de redelijke termijn overschreden en heeft verdachte drie jaar in onzekerheid gezeten over de afloop van de strafzaak.
Alles afwegende acht de rechtbank een (gedeeltelijke) onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, niet passend. De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een forse taakstraf. Tevens zal de rechtbank verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met een proeftijd van twee jaren als waarschuwing en om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw met de handel in illegaal vuurwerk zal inlaten.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor vermelde artikelen, alsmede op de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit juncto artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 2 (twee) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
200 (tweehonderd) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. J. van Bruggen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie, Team Milieu (ON) en de FIOD/Belastingdienst, van het onderzoek genaamd ‘Windkracht 3B’ met nummer ONRBA 16013 d.d. 7 augustus 2017. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Proces-verbaal zaaksdossier Zwartsluis:
Pag. ZD-118: Op 5 december 2016 ontvangt melding misdaad anoniem de volgende informatie:
Opslag illegaal vuurwerk bij oud ijzerhandel [bedrijf] in Zwartsluis.
In een van de loodsen op het terrein van de handelaar aan [adres] in Zwartsluis [adres]
ligt een extreem grote hoeveelheid illegaal vuurwerk opgeslagen.
Naar aanleiding van deze melding hebben collega’s van het politieteam Steenwijk een nader
onderzoek ingesteld op de locatie [adres] te Zwartsluis.
Op het terrein was ook een zogenaamde zeecontainer geplaatst. Deze container, blauw van kleur, was niet afgesloten. Na opening van de container werd een hoeveelheid professioneel vuurwerk aangetroffen.
De kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 5 december 2016:
Pag. BE-134: Op 5 december 2016 is in een zeecontainer te Zwartsluis een partij vuurwerk aangetroffen.
Goednummer: PL0600-2016593064-1310765
1. pallet met 400 a 450 kg vuurwerk
Het proces-verbaal van inbeslaggenomen vuurwerk d.d. 4 januari 2017:
Pag. BE-913: Ik, verbalisant, zag dat de door mij onderzochte partij was voorzien van een Kennisgeving Van Inbeslagname (KVI) met daarbij de PL-code en het BVH-nummer en sub nummer PL0600 BVH 2016593064.
Pag. BE-922: Ik zag dat dit vuurwerk was van het soort Batterij Enkelschotsbuizen (Flowerbed): Producent [producent 1] , artikelnummer P 7905, aantal stuks 2
Ik zag dat het door mij onderzochte vuurwerk NIET was voorzien van een categorie-indeling. Dit vuurwerk is aan te merken als professioneel vuurwerk.
pag. BE-924: Ik zag dat dit vuurwerk was van het soort knalvuurwerk (bangers): naam Butterfly Cracker, artikelnummer BBC 02, aantal stuks 600. Ik zag dat het door mij onderzochte vuurwerk NIET was voorzien van een categorie-indeling. Dit vuurwerk is aan te merken als professioneel vuurwerk.
pag. BE-928: Ik zag dat dit vuurwerk was van het soort Batterij Enkelschotsbuizen (Flowerbed). Producent [producent 2] , artikelnummer TB 201, aantal stuks 1. Ik zag dat het door mij onderzochte vuurwerk NIET was voorzien van een categorie-indeling. Dit vuurwerk is aan te merken als professioneel vuurwerk.
pag. BE-930: Ik zag dat dit vuurwerk was van het soort Batterij Enkelschotsbuizen (Flowerbed). Producent [producent 1] , artikel nummer LDC 336, aantal stuks 1. Ik zag dat het door mij onderzochte vuurwerk NIET was voorzien van een categorie-indeling. Dit vuurwerk is aan te merken als professioneel vuurwerk.
pag. BE-932: Ik zag dat dit vuurwerk was van het soort Batterij Enkelschotsbuizen (Flowerbed). Producent [producent 2] , artikelnummer TB 215, aantal stuks 3. Ik zag dat het door mij onderzochte vuurwerk NIET was voorzien van een categorie-indeling. Dit vuurwerk is aan te merken als professioneel vuurwerk.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 23 september 2019:
[medeverdachte 1] vroeg mij om een opslagplek voor vuurwerk. Ik heb aangegeven dat ik een zeecontainer wist te staan. Die container is van mijn vader en staat op het terrein van mijn oom. Op een zondagochtend werden de dozen gebracht met een busje. Ik schrok van de hoeveelheid, maar heb niet ingegrepen. Ik ken [medeverdachte 2] niet, maar heb hem aangewezen bij de fotoconfrontatie. Het hek om het terrein zit ’s nachts op slot. Overdag kan het terrein betreden worden.
Proces-verbaal verhoor verdachte ( [verdachte] ) d.d. 6 december 2016:
Pag. B-154: Ik dacht toen ineens dat ik de afspraak was vergeten. Ik heb [medeverdachte 1] toen een berichtje gestuurd van shit ik ben je vergeten. [medeverdachte 1] stuurde toen zoiets terug van dan doen wij het morgen.
Op zondag was het hek dicht, zoals gebruikelijk. Ik heb het hek geopend met de afstandsbediening die standaard in de bedrijfsauto van Hoeben ligt.
De persoon met de auto stond er al. Wij zijn naar de container gereden. Hij haalde bij de container het doek van de laadruimte. Ik zag dat er twee losse pallets in de bak lagen. Verder lagen er meerdere dozen in de bak. Hierna hebben wij de ene pallet op de grond gelegd en hierop hebben wij de dozen gezet. Het was veel meer dan ik had verwacht. De bak lag vol met dozen. Ik wist dat het fout zat.
Pag. PD-341:
twee foto’s van de dozen met vuurwerk
Proces-verbaal van verhoor verdachte ( [verdachte] ) d.d. 7 december 2016:
Pag. B-168: V: Ik toon je een uitdraai van WhatsApp gesprekken die wij hebben aangetroffen op jouw telefoon. Wil je met de stift de gesprekken markeren die gaan over vuurwerk?
A: Ja, dat wil ik dit zijn de gesprekken vanaf 26 november 2016. U kunt zien dat dit de gesprekken zijn zoals ik ook al eerder heb verklaard.
Ik heb contact met [medeverdachte 1] via zijn telefoonnummer [telefoonnummer] .
Pag. B-2469 en B-2470:
uitwerking WhatsApp berichten d.d. 26 en 27 november 2016
Proces-verbaal Zaaksdossier zaak Zwolle, d.d. 15 juni 2017:
Pag. ZD-109: Bij verdachte [medeverdachte 1] is het volgende telefoonnummer in gebruik, nummer [telefoonnummer] .
Proces-verbaal van meervoudig fotobewijsconfrontatie (met één getuige) d.d. 7 december 2016:
Pag. B-2073: Op woensdag 07 december 2016 hield ik, verbalisant, naar aanleiding van een op 27 november 2016 gepleegd feit: het opslaan van illegaal vuurwerk te Zwartsluis, een meervoudige fotobewijsconfrontatie met de persoon [verdachte] .
In een eerder verhoor had deze verdachte een signalement gegeven van degene, die hij als
betrokkene bij het misdrijf had gezien. Dit signalement kwam overeen met het signalement van de verdachte [medeverdachte 2] .
De fotoselectie werd middels een beeldscherm aan verdachte [verdachte] getoond door de
getuigenbegeleider. De foto van de verdachte [medeverdachte 2] stond daarbij op plaats 7.
Tonen selectie bij meervoudige fotoconfrontatie d.d. 7 december 2016:
Pag. B-2079: Ik toonde aan [verdachte] de foto’s van de personen sequentieel op een beeldscherm. De foto’s waren doorlopend genummerd van 1 tot en met 8. Iedere foto kwam 4 seconden in beeld. Terwijl [verdachte] naar de selectie keek, hoorde ik dat hij uit eigen beweging zei: ”De vorige foto (opmerking verbalisant: dit zei hij na de laatste foto, na foto nummer 8)”, alleen heeft hij zijn haar anders. Ik heb gezien dat hij zijn haar iets langer had, wat achterover. Ja, die gezichtsuitdrukking, die blik in die ogen.
Na afloop van de confrontatie deelde de confrontatieleider mij mee, dat in de getoonde selectie de foto van de verdachte op plaats 7 stond.