ECLI:NL:RBOVE:2019:5030

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 oktober 2019
Publicatiedatum
3 maart 2020
Zaaknummer
899705416
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van witwassen en bezit van vuurwapen en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 31 oktober 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van een bedrag van € 19.500,- en het voorhanden hebben van een patroonhouder, munitie en een jammer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet wist dat er contant geld in het door haar verzonden postpakket zat, en dat er onvoldoende bewijs was dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van de andere voorwerpen in haar woning. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en haar medeverdachte, alsook het ontbreken van bewijs, leidden tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De uitspraak volgde na een onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 november 2017, 8 oktober 2018, 23 september 2019 en 17 oktober 2019, waarbij de rechtbank kennis nam van de vordering van de officier van justitie en de verdediging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-997054-16 (P)
Datum vonnis: 31 oktober 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 november 2017, 8 oktober 2018, 23 september 2019 en 17 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.T.C. van der Werf en van hetgeen door de gemachtigde raadsman mr. B.J. Schadd, advocaat te Arnhem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een bedrag van € 19.500,- heeft witgewassen en een patroonmagazijn, munitie en een jammer voorhanden heeft gehad.
Het feit dat aanvankelijk als feit 1 op de tenlastelegging stond vermeld is door de officier van justitie geseponeerd. Hierdoor begint de tenlastelegging bij feit 2. Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
2.
zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 29 november 2016, in de gemeente Raalte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) voorwerp(en), te weten:
- een (contant) geldbedrag, te weten 19.500 euro,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
omgezet, althans van enig voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl zij,
verdachte en/of haar mededader(s) wist(en), dat bovenomschreven voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf (zie pag. ZD-6 t/m ZD-15);
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
zij in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 29 november 2016, in de gemeente Raalte, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) voorwerp(en), te weten:
- een (contant) geldbedrag, te weten 19.500 euro,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van enig voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf (zie pag. ZD-6 t/m ZD-15);
3.
hij op of omstreeks 29 november 2016 in de gemeente Raalte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten
- een patroonmagazijn in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten:
- 10 kogelpatronen (merk/type Cci, kaliber .22 lr), althans een aantal kogelpatronen (merk/type Cci, kaliber .22 lr) (zie pag. B-1000 proces-verbaal) en/of
- 30 kogelpatronen (merk/type Fiocchi, kaliber 7.65 br), althans een aantal kogelpatronen (merk/type Fiocchi, kaliber 7.65 br) (zie pag. B-1000 proces-verbaal) en/of
- 44 kogelpatronen (merk/type Fiocchi, kaliber 6.35 br), althans een aantal kogelpatronen (merk/type Fiocchi, kaliber 6.35 br) (zie pag. B-1000 proces-verbaal) en/of
- 19 kogelpatronen (merk/type Speer, kaliber 9mm), althans een aantal kogelpatronen (merk/type Fiocchi, kaliber 9mm) (zie pag. B-1000 proces-verbaal) en/of
- 48 kogelpatronen (merk/type Eley, kaliber .22 lr), althans een aantal kogelpatronen (merk/type Eley, kaliber .22 lr) (zie pag. B-1001 proces-verbaal),
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 29 november 2016 in de gemeente Raalte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een radiozendapparaat, te weten een jammer, heeft aangelegd en/of geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt, terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van dat/die radiozendapparaat op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend (zie pag. B-3131 t/m B-3141).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 24 november 2016 werd door vervoersbedrijf UPS in Duitsland een postpakket onderschept waarin zich een contant geldbedrag van € 19.500,- bevond. Het pakket was op 21 november 2016 bij PostNL in Raalte aangeboden. Daarbij was het rijbewijs getoond van verdachte.
Op 29 november 2016 is de woning van verdachte en haar partner, medeverdachte [medeverdachte] , doorzocht. Daarbij werd onder meer documentatie aangetroffen in relatie tot de handel in illegaal vuurwerk, munitie en een jammer.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich (in vereniging met een ander) schuldig heeft gemaakt aan hetgeen haar onder feit 2 primair, feit 3 en feit 4 is ten laste gelegd.
Ten aanzien van feit 2 primair heeft zij daartoe aangevoerd dat verdachte het postpakket waarin het betreffende geldbedrag is aangetroffen op verzoek van haar partner, medeverdachte [medeverdachte] , ter verzending heeft aangeboden. Nu op grond van de in de gezamenlijke woning aangetroffen bestel-, prijs- en voorraadlijsten aangenomen moet worden dat verdachte wist dat [medeverdachte] (contant) geld verdiende met de handel in illegaal vuurwerk, kan het niet anders dan dat zij wist dat het geld in het postpakket een criminele herkomst had.
Ten aanzien van de feiten 3 en 4 heeft de officier van justitie aangevoerd dat de betreffende voorwerpen zijn aangetroffen in de gezamenlijke woning, zodat verdachte deze bewust voorhanden c.q. aanwezig heeft gehad.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit. Verdachte heeft bij het postpakket geen andere betrokkenheid gehad dan dat zij dat op verzoek van haar partner ter verzending heeft aangeboden. Van de inhoud was zij niet op de hoogte, noch had zij enige reden om te vermoeden dat er contant geld verzonden werd. Overigens is niet vast komen te staan dat het geld dat in het postpakket zat een criminele herkomst had, laat staan dat verdachte dat wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden.
De in de woning aangetroffen patroonhouder en munitie was kort voor de doorzoeking door [medeverdachte] tijdens zijn werk gevonden in een oude kluis en was door hem klaargelegd om aan de politie over te dragen. Verdachte wist hier niets vanaf. Het enkele feit dat zij in hetzelfde huis woont als waar deze voorwerpen zijn aangetroffen is hoe dan ook onvoldoende om haar als medepleger van het voorhanden hebben daarvan aan te merken.
Ook van de aangetroffen jammer wist verdachte niets. Dit apparaat is overigens voor een leek ook niet als een illegaal voorwerp herkenbaar. Daarnaast geldt ook in dit geval dat het enkele feit dat verdachte in het huis woonde waar de jammer is aangetroffen, onvoldoende is om haar als medepleger van het aanwezig hebben daarvan aan te merken.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Feit 2
Verdachte heeft ontkend dat zij wist dat er contant geld zat in het door haar verzonden postpakket. Medeverdachte [medeverdachte] heeft eveneens verklaard dat zij daarvan niet op de hoogte was. Het dossier bevat ook voor het overige geen bewijsmiddelen waaruit zou kunnen blijken dat verdachte wel afwist van de inhoud van het postpakket. Dat betekent dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich als pleger of medepleger schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Verdachte zal dus worden vrijgesproken van het onder feit 2 primair en subsidiair aan haar ten laste gelegde.
Feit 3 en 4
Vast staat dat er tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 29 november 2016 een patroonhouder, munitie en een jammer zijn aangetroffen. De patroonhouder en de munitie zaten in tassen die op een stoel en op de tafel in de keuken lagen. De jammer lag in een keukenkast.
Voor wat betreft de patroonhouder en de munitie overweegt de rechtbank dat medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij deze kort voor de doorzoeking had gevonden tijdens zijn werk en vervolgens in tassen had gedaan en in zijn woning had neergelegd om ze aan de politie te kunnen overdragen. Uitgaande van de juistheid van deze verklaring – die op grond van het dossier niet kan worden weerlegd – kan niet met een voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat verdachte af moet hebben geweten van de aanwezigheid van deze voorwerpen in haar woning.
Voor wat betreft de jammer overweegt de rechtbank dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat deze van verdachte was. Hoewel de officier van justitie er niet geheel ten onrechte op heeft gewezen dat het apparaat in een keukenkast lag, en dus bij normaal gebruik van de woning in het zicht van iedere bewoner, is de rechtbank met de verdediging van oordeel dat daarmee nog niet vaststaat dat verdachte zich er ook van bewust moet zijn geweest dat er een illegale jammer in haar woning aanwezig was, nu onduidelijk is of zij het apparaat in kwestie als zodanig had kunnen herkennen.
Verdachte zal dus ook worden vrijgesproken van het onder feit 3 en 4 aan haar ten laste gelegde.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 2 primair en subsidiair, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshof, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. J. van Bruggen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.