In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 2 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de besloten vennootschap Beter Thuis Wonen Multihulp B.V. Verzoekster, die een BBL-opleiding volgde aan het ROC van Twente, had een leerovereenkomst met Multihulp en verzocht om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging, achterstallig salaris en vakantiegeld. Multihulp had de overeenkomst opgezegd en stelde dat het om een stageovereenkomst ging, waarbij de werkzaamheden primair gericht waren op het verwerven van kennis en ervaring, en niet op het verrichten van arbeid in de zin van artikel 7:610 BW.
De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst niet als een arbeidsovereenkomst kon worden aangemerkt. De rechter benadrukte dat bij de beoordeling van de rechtsverhouding alle omstandigheden in onderling verband moeten worden bezien. De kantonrechter concludeerde dat de werkzaamheden van verzoekster primair gericht waren op haar eigen opleiding en dat er geen sprake was van een gezagsverhouding die kenmerkend is voor een arbeidsovereenkomst. Hierdoor was de opzegging van de leerovereenkomst rechtsgeldig en was er geen recht op een billijke vergoeding of vergoeding wegens onregelmatige opzegging.
Wel werd verzoekster in het gelijk gesteld wat betreft het recht op zakgeld tijdens de voorbereidende periode van de leerovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat verzoekster recht had op een bedrag van € 1.041,00 bruto, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde Multihulp tot betaling hiervan. De overige verzoeken van verzoekster werden afgewezen, en zij werd in de proceskosten veroordeeld.