In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 29 oktober 2019 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarige [A], geboren in 2011. De kinderrechter heeft de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) verzocht om de ondertoezichtstelling van [A] te verlengen voor een periode van twaalf maanden. Dit verzoek is gedaan omdat er zorgen zijn over de opvoeding van [A] door de moeder, die niet altijd meewerkt met de jeugdbeschermer en onvoldoende contact onderhoudt met de hulpverleners. De moeder heeft een woning bij de JP van den Bent Stichting, maar er zijn zorgen over haar vermogen om [A] goed op te voeden.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter de moeder en de GI gehoord. De moeder is het niet eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling en geeft aan dat zij zelf in staat is om de zorgen op te lossen met hulp. De kinderrechter heeft echter vastgesteld dat de moeder niet goed samenwerkt met de hulpverleners en dat [A] achterloopt in zijn ontwikkeling, wat extra ondersteuning vereist. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het noodzakelijk is dat de GI de situatie van [A] blijft volgen en dat de moeder de jeugdbeschermer toegang moet verlenen tot haar woning.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [A] verlengd tot 17 november 2020 en verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is in heldere taal geformuleerd, zodat de moeder deze goed kan begrijpen. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.