ECLI:NL:RBOVE:2019:4842

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
20 december 2019
Zaaknummer
08/952329-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Venekatte
  • A. Bos
  • H. Huisman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van de rechtbank over de veroordeling van een man voor meerdere pogingen tot moord en wapenbezit

Op 20 december 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 38-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder twee pogingen tot moord. De man is veroordeeld tot 25 jaar gevangenisstraf. De rechtbank oordeelde dat de man op 2 februari 2017 een kapper in Enschede in brand heeft gestoken, met de intentie om hem te doden. Dit gebeurde met een brandbare vloeistof, die hij over het slachtoffer heeft gegoten en vervolgens heeft aangestoken. Het slachtoffer liep ernstige brandwonden op, maar overleefde de aanslag dankzij de snelle hulp van omstanders. De rechtbank concludeerde dat de man handelde met voorbedachten rade en in samenwerking met anderen, wat de ernst van zijn daden vergrootte.

Daarnaast werd de man ook verantwoordelijk gehouden voor een schietincident op 31 januari 2017, waarbij hij meerdere keren op een ander slachtoffer schoot. De rechtbank oordeelde dat de man opzettelijk en met voorbedachten rade handelde, wat resulteerde in een poging tot moord. De man werd ook schuldig bevonden aan illegaal wapenbezit, waaronder een AK47 en scherpe munitie. De rechtbank legde een hoge gevangenisstraf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving. De rechtbank wees ook schadevergoedingen toe aan de slachtoffers, die samen meer dan 65.000 euro bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952329-18 (P)
Datum vonnis: 20 december 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officieren van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Leeuwarden te Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 juli 2018, 3 oktober 2018, 20 en 21 december 2018, 18 en 21 maart 2019, 11 juni 2019, 3 september 2019, 4, 11 en 12 november 2019 en 6 december 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officieren van justitie en van hetgeen door verdachte en de raadslieden mr. D.C. Vlielander en mr. R.P. van der Graaf, beide advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 2 februari 2017 samen met een ander of anderen [slachtoffer 1] in brand heeft gestoken. Primair is dit tenlastegelegd als een poging tot moord, subsidiair als een poging tot doodslag en meer subsidiair als een zware mishandeling al dan niet met voorbedachten rade;
feit 2:op 5 juli 2017 samen met een ander of anderen ter voorbereiding van de misdrijven moord, doodslag en/of zware mishandeling met voorbedachten rade op [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of vernieling van [café] aan de [adres 1] in Enschede een AK47 en bijbehorende scherpe munitie heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
feit 3:op 5 juli 2017 samen met een ander of anderen een AK47 en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad;
feit 4:op 31 januari 2017 samen met een ander of anderen heeft geprobeerd [slachtoffer 4] te doden door met een vuurwapen meermalen op die [slachtoffer 4] te schieten. Primair is dit tenlastegelegd als een poging tot moord en subsidiair als een poging tot doodslag.
feit 5:in de periode van 20 september 2017 tot en met 10 januari 2018 [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] heeft bedreigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 02 februari 2017, te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven
opzettelijk die [slachtoffer 1] met benzine, althans met een brandbare vloeistof,
heeft/hebben besproeid en/of bespoten en/of besprenkeld en/of (vervolgens) die
benzine, althans die brandstof, heeft/hebben aangestoken, althans tot
ontbranding heeft/hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 02 februari 2017, te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
opzettelijk die [slachtoffer 1] met benzine, althans met een brandbare vloeistof,
heeft/hebben besproeid en/of bespoten en/of besprenkeld en/of (vervolgens) die
benzine, althans die brandstof, heeft/hebben aangestoken, althans tot
ontbranding heeft/hebben gebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 02 februari 2017, te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer 1] opzettelijk al dan niet met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk
letsel, te weten eerste, tweede en/of derdegraads brandwonden in het gezicht en/of op/aan (grote delen van) het lichaam, heeft toegebracht, door die [slachtoffer 1] met benzine, althans met een brandbare vloeistof, te besproeien en/of bespuiten en/of besprenkelen en/of (vervolgens) die benzine, althans die brandstof, aan te steken, althans tot ontbranding te brengen;
2.
hij op of omstreeks 05 juli 2017, te Enschede en/of te Emmen, althans in
Nederland en/of in de Bondsrepubliek Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
te weten moord en/of doodslag en/of zware mishandeling met voorbedachte rade
op/van [slachtoffer 2]
en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere personen aanwezig in
[café] en/of opzettelijke vernieling van gebouwen (te weten cafe [café]
gevestigd aan de [adres 1] te Enschede), terwijl daardoor
gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander of anderen te
duchten was (art. 170 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk een scherp vuurwapen (machinegeweer AK 47) en/of een grote
hoeveelheid bijbehorende scherpe munitie, bestemd tot het begaan van dat
misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd
en/of voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 5 juli 2017, te Emmen, althans in Nederland, en/of in de
Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een automatisch vuurwapen, te weten een machinegeweer AK47,
zijnde een wapen van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie en/of
een hoeveelheid munitie van categorie III, te weten 30 patronen kal. 7.62
en/of 45 patronen kal. 7.62x39mm en/of 30 patronen kal. 7.65 mm en/of 4
patronen kal. 30x- 06, voorhanden heeft gehad:
4.
hij op of omstreeks 31 januari 2017, te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 4] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
immers heeft verdachte en/of diens mededader die [slachtoffer 4] met een vuurwapen
opzettelijk, op korte afstand, een of meer kogels in het lichaam geschoten
en/of die [slachtoffer 4] met een of meer kogels in het lichaam getroffen, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 4 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 31 januari 2017, te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer 4] opzettelijk van het leven te beroven, immers heeft verdachte en/of
diens mededader die [slachtoffer 4] met een vuurwapen opzettelijk, op korte afstand,
een of meer kogels in het lichaam geschoten en/of die [slachtoffer 4] met een of meer
kogels in het lichaam getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 september
2017 tot en met 10 januari 2018, te Twello en/of te Almelo, althans te
Nederland, (telkens)
[slachtoffer 5] -per sms en/of telefonisch- heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- gijzeling, en/of
- zware mishandeling, en/of
- brandstichting,
door (telkens) die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ben
sneller daar dan je denkt" en/of "Ik ben in mijn hoofd in staat om je dood te
maken, ik jou niet, niemand jou. Dan ga ik andere mensen gek praten, dat
andere mensen wat gaan doen" en/of "Als je nog een keer contact met me zoekt
of naar de wouten gaat, steek ik je in brand. Als we jou willen halen we je
dan verdwijn je wort niet meer gevonden" en/of "Ik heb tegen hun gezegd, ik
kan jullie wat vertellen, dan moeten jullie er voor zorgen dat je [slachtoffer 5] de
kop kaal scheert en dat die [naam 1] in het ziekenhuis komt", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking en/of
die [slachtoffer 5] (omstreeks 21 september 2017, te Twello) met een schaar in
haar (linker)hand te steken en plukken uit haar haar te knippen en/of
[slachtoffer 6] -per sms en/of telefonisch- heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling, door (telkens) die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe
te voegen: "Jij gaat zien wat ik met jou ga doen, vraag maar hoe ik ben pioter
heb ik met mes bewerkt [naam 3] in elkaar geslagen [naam 2] aan laten rijden"
en/of "Jou gaat ook iets over komen kk zwerver zweer op mijn kinderen jij gaat
heel snel zien als je man bent bel je me op of reageer je maar hoorde al dat
je een schijt bak was maar sta ik of iemand anders voor je is geen weg terug",
althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekking en/of
[slachtoffer 7] (indirect) heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door (telkens) opdracht te geven aan meerdere personen (onder wie [naam 4] , [slachtoffer 5]
, [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] ) om het
woonadres van die [slachtoffer 7] te achterhalen teneinde mensen langs te kunnen
sturen naar die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 7] (daardoor) te intimideren en/of
geweld tegen die woning en/of zich in die woning bevindende goederen en/of
personen uit te oefenen, welke opdrachten en welke intenties ter kennis is
gekomen van die [slachtoffer 7] via kennissen (onder wie [naam 7] ) en via de politie
die [slachtoffer 7] hierover in kennis heeft gesteld.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

Dit hoofdstuk bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
- Algemene inleiding
Naar aanleiding van een serie gewelddadige gebeurtenissen in Twente gepleegd in de loop van het jaar 2017, zijn door de politie onderzoeken ingesteld. Volgens het Openbaar Ministerie zijn deze gewelddadige incidenten begonnen met een aanslag op een man in Enschede op 31 januari 2017, gevolgd door een aanslag op een Enschedese kapper op 2 februari 2017 en een aanslag op een man in Gronau op 24 mei 2017 en is het geëindigd – wat onderhavig onderzoek betreft – met nachtelijk vuurwapengeweld gericht op een drietal bewoonde woningen in Almelo en Enschede en op een Enschedese horecagelegenheid in de maand september 2017.
Dat deze aanslagen hebben plaatsgevonden staat niet ter discussie. De vraag die de rechtbank voorligt, is of de personen jegens wie door het Openbaar Ministerie vervolging is ingesteld, zijnde verdachte en zijn broer, medeverdachte [medeverdachte] , ook daadwerkelijk bij deze stroom aan gewelddadigheden betrokken zijn geweest en zo ja, hoe deze betrokkenheid gekwalificeerd kan worden.
Voordat de rechtbank de aan verdachte ten laste gelegde feiten zal bespreken, zal eerst worden ingegaan op de – betwiste – betrouwbaarheid van de verklaringen van getuige [getuige 1] .
4.1
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1]
4.1.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaringen van [getuige 1] op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van enig belang van [getuige 1] om verdachte valselijk te belasten/beschuldigen. Verdachte heeft eveneens geen enkele reden aangevoerd waarom [getuige 1] jegens hem een valse verklaring zou afleggen. Gebleken is in dit dossier dat de getuigenverklaringen van [getuige 1] op vele punten ondersteuning vinden in andere bewijsmiddelen in het dossier, terwijl die kennis van die bewijsmiddelen de getuige ten tijde van het afleggen van die verklaringen onmogelijk kon hebben bereikt.
4.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden gesteld dat de verklaringen van [getuige 1] – mede bezien in het licht van de totstandkoming daarvan en de onwaarschijnlijkheden op sommige punten – zonder meer betrouwbaar zijn en bevestiging vinden in andere verklaringen en in resultaten van het opsporingsonderzoek. De verdediging voert hiertoe aan dat [getuige 1] een veroordeelde crimineel is en dat het de verdediging ongeloofwaardig voor komt dat [getuige 1] blijft verklaren zonder dat er een prestatie voor hem tegenover staat. Bovendien verklaart [getuige 1] niet altijd overeenkomstig de bevindingen van het politieonderzoek, aldus de verdediging. Dat [getuige 1] volstrekt onbetrouwbaar is, blijkt in de visie van de verdediging, uit een tussenuitspraak van de rechtbank Rotterdam in onderzoek “Duin”, waarin de rechtbank heeft bepaald dat [getuige 1] nogmaals gehoord moet worden. De verdediging betwist dat het door [getuige 1] genoemde ‘rechtbankje’ heeft plaatsgevonden, waaruit blijkt dat [getuige 1] ook op dit punt leugenachtig verklaard.
4.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van [getuige 1] betrouwbaar en geloofwaardig. Dit oordeel berust op een aantal pijlers. In de eerste plaats ziet het op de verklaringen van [getuige 1] over het plaatsvinden van een ‘rechtbankje’; een soort Satudarah-tribunaal waarbij verdachte is ondervraagd over zijn betrokkenheid bij een aantal gewelddadige incidenten jegens personen die een binding hebben met Satudarah. Dat deze bijeenkomst heeft plaatsgevonden op 18 september 2017 in een pand aan de Lonnekerbrugstraat in Enschede vindt onder meer steun in technisch bewijs, zoals zendmastgegevens, bevindingen van de politie, als ook in de telefoongegevens en appgespreken van verdachte zelf. [getuige 1] ’s verklaring voor zijn eigen aanwezigheid daar is plausibel, evenals zijn verklaring voor de aanwezigheid van verdachte. Dat verdachte bij die gelegenheid aanwezig is geweest, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan. Dat hij toen is ondervraagd over zijn rol – en die van anderen – bij onderhavige incidenten acht de rechtbank zeer aannemelijk. Inhoudelijk vindt hetgeen [getuige 1] verklaart over de inhoud van de mededelingen van verdachte grotendeels steun in andere verklaringen en bevindingen van het politieonderzoek.
Daarnaast stond [getuige 1] , binnen dit milieu waarin kennelijk aanleiding is gezien tot eerder genoemde stroom van geweld, op min of meer vriendschappelijke voet met personen afkomstig uit de diverse partijen die een rol spelen in/bij de incidenten. Deze positie levert eveneens een plausibele reden van wetenschap op en draagt bij aan de geloofwaardigheid van de uitvoerige en gedetailleerde verklaringen van [getuige 1] .
De verklaringen van [getuige 1] vinden bovendien op essentiële punten steun in andere bewijsmiddelen terwijl [getuige 1] van de inhoud van die bewijsmiddelen geen kennis heeft kunnen nemen op het moment van het afleggen van zijn verklaringen. [getuige 1] heeft ook zeer kort, te weten vier dagen, na de pleegdatum gedetailleerd verklaard over de beschietingen bij [loungeclub] en de Benkoelenstraat en de vermeende daders, welke informatie op dat moment niet algemeen bekend was.
Dat de verklaringen van [getuige 1] niet op alle punten consistent zijn, doet naar het oordeel van de rechtbank aan de geloofwaardigheid niet af. Daar komt bij dat op basis van het dossier en de behandeling ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat [getuige 1] bij het afleggen van zijn verklaringen andere motieven hebben voorop gestaan dan het naar waarheid verklaren. [getuige 1] heeft verklaard dat deze vormen van geweld – tegen onschuldigen – hem veel te ver gingen en dat dit voor hem aanleiding was om met de politie te gaan praten. [getuige 1] kende de medeverdachte [medeverdachte] niet en verdachte alleen van gezicht. Dat hij enige reden zou hebben om valse verklaringen over verdachte en zijn broer af te leggen, is niet gebleken.
Het argument van de verdediging dat uit een tussenuitspraak van de rechtbank Rotterdam zou blijken dat [getuige 1] niet betrouwbaar zou zijn, nog daargelaten of dit daadwerkelijk uit het genoemde tussenvonnis blijkt, doet daaraan niet af. Het is aan de rechtbank om in iedere afzonderlijke zaak over de in die zaak afgelegde verklaringen een oordeel te geven over de betrouwbaarheid van die verklaringen, mede in het licht bezien van andere bewijsmiddelen.
4.2
Feit 1
4.2.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade heeft gepoogd [slachtoffer 1] van het leven te beroven. De officieren van justitie stellen dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 1] in brand heeft gestoken. De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het onverhoeds bespuiten van het bovenlichaam van het slachtoffer – dat volgens een getuige doorweekt was met de ontvlambare vloeistof – en het vervolgens aansteken van het slachtoffer handelingen zijn die er naar hun uiterlijke verschijningsvorm op gericht zijn om iemand om het leven te brengen. De officieren van justitie achten het volle opzet op de dood van [slachtoffer 1] derhalve bewezen.
Volgens de officieren van justitie is sprake van voorbedachten rade. Er zijn meer dan voldoende overtuigende aanwijzingen dat verdachte heeft gehandeld volgens een vooropgezet plan en dat hij zeker niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Uit voornoemde feiten en omstandigheden met betrekking tot de voorbereiding komt ook naar voren dat verdachte niet alleen heeft gehandeld, maar in opdracht van een derde en in de daadwerkelijke voorbereiding met anderen. In de uitvoering is een mededader betrokken, die gefungeerd heeft als chauffeur in de vluchtauto. Dit alles wijst erop dat verdachte met anderen nauw en bewust heeft samengewerkt en dat deze samenwerking was gericht op de voltooiing van het delict, zodat er sprake is van medeplegen.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De raadsman heeft aangevoerd dat door het Openbaar Ministerie veel vergezochte aanwijzingen zijn gevonden, die nooit in onderling verband en samenhang bezien kunnen leiden tot een veroordeling voor feit 1. Verdachte ontkent bij de aanslag op [slachtoffer 1] betrokken te zijn. Als wordt gekeken naar het door de getuigen opgegeven signalement van de dader, het ontbreken van enig spoor van verdachte op de plaats delict en het ontbreken van betrouwbare getuigen kan niet anders worden geconcludeerd dan dat het wettig en overtuigend bewijs niet aanwezig is.
Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat – indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt – die bewezenverklaarde handelingen niet kunnen leiden tot de kwalificatie van een poging tot moord (primair) of poging tot doodslag (subsidiair) wegens het ontbreken van (voorwaardelijk) opzet op de dood. De opdracht was om de man pijn te doen, niet om te doden. Bovendien waren er personen in de kapsalon aanwezig die eerste hulp konden bieden. Wat betreft de meer subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling met voorbedachten rade refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
In deze zaak ziet de rechtbank zich gesteld voor een aantal vragen. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of verdachte betrokken is bij het plegen van het ten laste gelegde feit. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, zal de rechtbank moeten beoordelen of sprake is van opzet op de dood van het slachtoffer, en, als deze vraag bevestigend moet worden beantwoord, of sprake is van voorbedachten rade en, of sprake is van medeplegen.
4.2.3.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Aanslag op de kapper [slachtoffer 1]
Op donderdag 2 februari 2017 omstreeks 18.25 uur krijgen verbalisanten de melding dat er zojuist in de [kapperszaak] aan de [adres 2] in Enschede brand was gesticht, waarbij de kapper in brand had gestaan en dat de brand inmiddels was geblust. Volgens de in de kapperszaak aanwezige getuigen kwam een man de zaak binnen, wiens gezicht bedekt was. De man sproeide brandbare vloeistof in de richting van de kapper, waarbij hij de vloeistof deed ontbranden. De kapper vatte onmiddellijk vlam. Vervolgens rende de dader weg en stapte als bijrijder in een auto die vervolgens met hoge snelheid wegreed.
De in de kapperszaak aanwezige mensen hebben de brand weten te blussen met een emmer water waarmee de ramen werden gelapt. [slachtoffer 1] is direct overgebracht naar het brandwondencentrum Groningen van het Martini Ziekenhuis. Ten gevolge van de brand is 12,8 % van het lichaamsoppervlak van [slachtoffer 1] verbrand geraakt; 12,1% tweedegraadsbrandwonden en 0,7% derdegraadsbrandwonden.
Forensisch onderzoek
Op 3 februari 2017 is in de kapperszaak forensisch onderzoek verricht. Onder de middelste van de drie kaptafels is een oranjekleurige bidon met een grijze dop aangetroffen. Op de bidon stond de tekst “Basic Fit”. De drinktuit van de bidon was geopend. Met behulp van de Photo Ionization Detection (PID) meter is door de verbalisanten de hoeveelheid onverbrande koolwaterstoffen (brandstof) gemeten. Een PID meet Vluchtige Organische Componenten (VOC) in lage concentraties. VOC’s komen onder andere voor in (vloei)stoffen die geschikt zijn om te worden gebruikt als ontbrandbaar middel. De verbalisanten zagen dat het detectieapparaat een waarde aangaf die de aanwezigheid van onverbrande koolwaterstoffen zou kunnen verklaren. De vloeistof in de bidon rook sterk naar hennep/wiet in combinatie met een brandstof.
4.2.3.2 De betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte degene is die de kapper in brand heeft gestoken.
4.2.3.2.1 Getuigenverklaringen
-
[getuige 2]
heeft verklaard dat hij de opdracht heeft gekregen om een bedrag van € 3.000,00 te betalen aan verdachte en dat hij dit bedrag ook daadwerkelijk aan verdachte heeft betaald. Dit was op de parkeerplaats tegenover het politiebureau in Hengelo. Verdachte reed toen in een witte Jaguar.
Door de politie is gezien dat verdachte op 2 februari 2017 omstreeks 22.30 uur in een witte Jaguar over de Deldensestraat in de richting van de Willemstraat reed. Hij parkeerde de auto tegenover het politiebureau in Hengelo.
- [getuige 1]
heeft verklaard dat hij de opdracht heeft gekregen om de kapper op een zo pijnlijk mogelijke manier te doden. Deze opdracht heeft hij geweigerd. De opdracht is vervolgens naar iemand anders gegaan. [getuige 1] had van de opdrachtgever gehoord dat hij wolven had geregeld. [getuige 1] weet dat verdachte [verdachte] heet. [getuige 1] heeft verdachte één keer ontmoet tijdens wat hij ‘het rechtbankje’ noemt op 18 september 2017 boven de growshop van [naam 9] aan [adres 3] in Enschede. Bij die gelegenheid heeft verdachte verteld dat hij, verdachte, degene is geweest die de kapper in brand heeft gestoken. De kapperszaak is eerst door iemand aan verdachte aangewezen en daarna heeft iemand anders aan verdachte de desbetreffende kappersstoel aangewezen. Verdachte heeft daarvoor een geldbedrag ontvangen.
4.2.3.2.2 Verklaring verdachte en overige onderzoeksbevindingen
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting ontkend dat hij de persoon is die op 2 februari 2017 in Enschede de kapper in brand heeft gestoken.
Uit het politie onderzoek is gebleken dat verdachte op donderdag 2 februari 2017 omstreeks 15.50 uur brandstof tankt in een groot blauw vat bij het tankstation aan de Oelerweg/Breemarsweg in Hengelo. Hij zet daarna het vat in de kofferbak van de door hem bestuurde BMW met Duits kenteken. Verdachte is met deze bevinding ter zitting geconfronteerd. Hij kan zich niet meer herinneren dat en met welke reden hij op 2 februari 2017 ’s middags bij het tankstation aan de Oelerweg in Hengelo brandstof heeft getankt in een blauw vat. Geconfronteerd met het feit dat daarvan door de politie een foto is gemaakt, heeft verdachte verklaard dat het dan wel zo zal zijn.
Bij de aanslag op de kapper is gebruik gemaakt van een oranje bidon met het opschrift “Basic Fit”. Verdachte heeft verklaard dat hij lid was van de sportschool Basic Fit aan de [adres 4] in Hengelo en dat hij in het bezit is van een oranje bidon met het opschrift “Basic fit”.
De politie heeft in haar proces-verbaal van bevindingen historische verkeersgegevens van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer] , van 2 februari 2017, haar bevindingen opgeschreven ten aanzien van het genoemde telefoonnummer. Gebleken is dat verdachte de gebruiker van dit telefoonnummer is. Wat verder opvalt is dat in een drietal tijdsvakken op 2 februari 2017, tussen 11.21.48 en 14.40.49 uur, tussen 17.20.18 en 19.52.46 uur en tussen 22.10.07 en 23.51.52 uur, inkomende gesprekken worden doorgeschakeld, terwijl er eveneens geen uitgaande gesprekken zijn geregistreerd. Dit zou kunnen worden verklaard doordat de telefoon in het buitenland was of uit stond. Waar de telefoon van verdachte zich op of omstreeks de aanslag op de kapper, rond 18.23 uur, bevond, blijkt niet uit het dossier.
Op 2 februari 2017 omstreeks 23.36 uur wordt bij de politie melding gedaan van een autobrand aan de Arthur van Schendelstraat in Hengelo. De ter plaatse brandend aangetroffen Seat Ibiza Cupra betreft vermoedelijk de bij de aanslag op [slachtoffer 1] gebruikte auto.
Het telefoonnummer van verdachte heeft voorafgaand aan deze autobrand om 22.10.07 uur contact gemaakt met het telefoonnummer van [naam 10] , die woont aan de [adres 5] in Hengelo, tegenover de plek van de autobrand. Om 23.19.03 uur is er een internetcontact waarbij het telefoonnummer van verdachte de zendmast aan de PC Hooftlaan te Hengelo aanstraalt. De afstand tussen de Arthur van Schendelstraat en de PC Hooftlaan is slechts zo’n anderhalve kilometer.
Verdachte heeft ook na door de rechtbank te zijn geconfronteerd met bovenstaande bevindingen geen andere verklaring gegeven dan dat hij op een illegale wijze in zijn inkomsten voorziet. Met betrekking tot het uitzetten van zijn mobiele telefoon, op in het licht van de verdenking cruciale momenten, heeft verdachte verklaard dat zijn mobiele telefoon uit staat op het moment dat de accu leeg is of wanneer hij hem niet gebruikt.
4.2.3.2.3 Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [getuige 1] wordt ondersteund door de volgende feiten. Verdachte is in de middag voor de brandstichting door verbalisanten gezien bij een tankstation in Hengelo waar hij brandstof in een blauw vat tankte. De kapper is met een brandstof bespoten, welke brandstof in een oranje bidon van de sportschool Basic Fit zat. Verdachte was in het bezit van een dergelijke bidon. [getuige 2] heeft verklaard dat hij geld heeft betaald aan verdachte op de parkeerplaats voor het politiebureau in Hengelo en dat verdachte toen reed in een witte Jaguar. Verdachte is door verbalisanten gezien op 2 februari 2017 omstreeks 22.30 uur in een witte Jaguar, die hij parkeerde voor het politiebureau in Hengelo. Zijn mobiele telefoon is op het moment rondom de brandaanslag op de kapper uitgeschakeld en straalt enige tijd later aan op een zendmast in het dekkingsgebied van de plaats delict. Daarbij komt dat verdachte – enige tijd voordat de vluchtauto in brand wordt gestoken aan de Arthur van Schendelstraat – contact heeft met [naam 10] , die woont aan de [adres 5] in Hengelo, tegenover de parkeerplaats waar de vluchtauto in brand werd gestoken, terwijl zijn mobiele telefoon omstreeks 23.19 uur nog een mast aanstraalt aan de PC Hooftlaan in Hengelo, zo’n anderhalve kilometer van de [adres 5] . Vervolgens wordt om 23.35 uur melding gemaakt bij de politie van de brandende vluchtauto en straalt de telefoon van verdachte omstreeks 23.51 uur de zendmast aan de Backenhagenlaan in Hengelo aan – zo’n tweeëneenhalve kilometer van de [adres 5] . Verdachte heeft weliswaar verklaard dat het wel zo zal zijn dat hij die middag brandstof heeft getankt in een blauw vat en dat hij in het bezit is van eenzelfde bidon als die gebruikt is bij de brandstichting op de kapper, maar hij heeft zich voor het overige beroepen op zijn zwijgrecht. Zo heeft hij bijvoorbeeld niets verklaard over wat hij die dag gedaan heeft, waarom zijn mobiele telefoon op meerdere momenten die dag uit stond en waarom zijn mobiele telefoon zowel na de aanslag op de kapper als voor en na de brandstichting van de Cupra de zendmasten in de buurt van de respectievelijke plaatsen delict aanstraalt. Dit had op de weg van verdachte gelegen nu het hier gaat om feiten en omstandigheden die de rol van verdachte in de brandstichting van [slachtoffer 1] betreffen en die daarom om een uitleg van verdachte vragen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de werkwijze van deze aanslag past binnen de werkwijze die in het algemeen gehanteerd wordt bij liquidaties. Immers is het gebruikelijk dat potentiële slachtoffers worden afgelegd/aangewezen, dat gebruik wordt gemaakt van gestolen (vlucht)auto’s die vervolgens kort na de incidenten uitgebrand worden aangetroffen en dat telefoons op van belang zijnde momenten worden uitgeschakeld, om traceerbaarheid te voorkomen.
Op grond van het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen de rechtbank hiervoor als redengevende feiten en omstandigheden – die zijn ontleend aan de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen – heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de persoon is die op 2 februari 2017 [slachtoffer 1] in brand heeft gestoken.
De rechtbank acht het bij de waardering van de overtuigende kracht van de bewijsmiddelen van belang dat verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven en daarmee heeft nagelaten een redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring te geven.
4.2.3.3 Medeplegen
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte het feit alleen of samen met een ander of anderen heeft gepleegd.
De rechtbank overweegt dat, gelet op hetgeen hiervoor onder 4.2.3.1 en 4.2.3.2 is vastgesteld, voldoende is komen vast te staan dat naast verdachte ook een of meer ander(en) zijn betrokken. Uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is van een opdracht, van aanwijzen van de kapperszaak en het slachtoffer en een vluchtauto met chauffeur: derhalve van planmatig handelen en een gezamenlijk doel, zodat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een of meer ander(en).
4.2.3.4 Opzet op de dood
Voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit is voorts vereist dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 1] .
Het is een feit van algemene bekendheid dat verbranding van een aanzienlijk percentage van de huid – immers een vitaal orgaan – tot de dood kan leiden. Gelet op het feit dat verdachte met een bidon gevuld met een brandbare vloeistof de kapsalon is binnen gelopen en daarmee [slachtoffer 1] onverhoeds van achteren heeft benaderd, de bidon op hem heeft leeggespoten en vervolgens de vloeistof heeft laten ontbranden, kan naar het oordeel van de rechtbank geen andere conclusie volgen dan dat de handelingen van verdachte, zo zeer gericht waren op het toebrengen van dodelijk letsel dat dit niet anders kan worden uitgelegd dan als een bewust handelen gericht op het doden van [slachtoffer 1] . Slechts een toevallig aanwezige emmer met sop heeft het slachtoffer hierbij voor erger behoed. Daar komt bij dat getuige [getuige 1] heeft verklaard dat de kapper dood moest.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het opzet van verdachte was gericht op de dood van [slachtoffer 1] .
4.2.3.5 Voorbedachten rade
Tot slot ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of sprake is van voorbedachten rade.
Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het in brand steken van de kapper, zijn de feiten en omstandigheden waaronder het in brand steken heeft plaatsgevonden van belang.
Gelet op de feiten en omstandigheden zoals de rechtbank hiervoor onder 4.2.3.1 en 4.2.3.2 heeft vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat er geen ruimte is voor een andere conclusie dan dat verdachte na kalm beraad en rustig overleg heeft gehandeld volgens een vooropgezet plan. Uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is van een opdracht, van aanwijzen van de kapperszaak en het slachtoffer, een vluchtauto met chauffeur, het uitstaan van de telefoon op cruciale momenten en het meenemen van een bidon gevuld met brandbare vloeistof: derhalve van planmatig handelen. Vanaf het moment dat het plan was gemaakt tot de uiteindelijke uitvoering van de brandaanslag op [slachtoffer 1] was sprake van een reeks momenten waarop beslissingen zijn genomen, die gericht zijn geweest op de uitvoering van het plan. Verdachte heeft zich gedurende deze tijd kunnen beraden op het te nemen besluit en hij heeft de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van deze voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Van contra-indicaties voor voorbedachten rade is de rechtbank niet gebleken.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en (een) ander(en) [slachtoffer 1] met voorbedachten rade van het leven wilden beroven.
4.2.3.6 De conclusie
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde.
4.3
Feit 2
4.3.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat op grond van de chatwisseling tussen [naam 11] en [naam 12] – die is overgelegd door [naam 13] op 23 september 2019 –, de verklaring van [getuige 1] , de gevolgde route vanuit Emmen via Duitsland, het voorhanden hebben van een AK47 met bijbehorende munitie en de paralellen met een later incident op 21 oktober 2018, het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Het alternatief scenario dat verdachte ter zitting van 4 november 2019 naar voren heeft gebracht kan als onaannemelijk en onvoldoende concreet terzijde worden geschoven conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad. Met betrekking tot de kwalificatie hebben de officieren van justitie zich op het standpunt gesteld dat voorbereiding van doodslag in dit verband minder in de rede ligt is aangezien dit feit zich moeilijk verdraagt met de planmatige aanpak van de voorbereidingshandelingen.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van dit feit wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Het enkele feit dat een wapen is gevonden in de auto van verdachte maakt niet dat hij bezig was een aanslag voor te bereiden. Er zijn naast de verklaring van [getuige 1] geen taps of getuigen die de verklaring van [getuige 1] ondersteunen.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), voorbereidingshandelingen, luidt, voor zover hier van belang:
Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, is strafbaar wanneer de dader opzettelijk voorwerpen of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft of voorhanden heeft.
Aan verdachte is – samengevat – ten laste gelegd dat hij tezamen en in vereniging met anderen een AK47 en munitie voorhanden heeft gehad en dat die goederen bestemd waren tot het begaan van moord/doodslag/zware mishandeling met voorbedachten rade op [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] of andere personen aanwezig in [café] of vernieling van dat café.
Het spreekt voor zich dat de genoemde middelen naar hun uiterlijke verschijningsvorm en gebruik bestemd kunnen zijn tot het begaan van voornoemde misdrijven. De vraag die hier echter centraal staat is of met voldoende bepaaldheid is gebleken welk misdadig doel verdachte en/of zijn medeverdachte(n) met het gebruik van die voorwerpen voor ogen hadden. Hierbij hoeft het weliswaar nog niet te gaan om een naar tijd en plaats gespecificeerd misdrijf, maar moet wel sprake zijn van een min of meer concreet strafbaar feit.
Anders dan de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet met voldoende bepaaldheid is gebleken welk crimineel doel verdachte en/of zijn medeverdachte(n) voor ogen hebben gehad. Weliswaar heeft verdachte zich in een crimineel milieu begeven en voorziet hij op een illegale wijze in zijn inkomsten – waar naar het oordeel van de rechtbank ook het plegen van (pogingen tot) moord in opdracht en tegen betaling uit bestaan –, echter uit het dossier is onvoldoende bewijs verkregen om te spreken van een concreet voorbereid misdrijf. Voor het bewijs dat de ten laste gelegde voorwerpen “bestemd zijn tot het begaan van dat misdrijf” moet naar het oordeel van de rechtbank zowel de aard (kwalificatie) van het voorbereide misdrijf als de contouren van het (feitelijk) te plegen misdrijf blijken.
Zo ligt het voor de hand dat bij de voorbereiding van een moord/doodslag/zware mishandeling met voorbedachten rade, het voor de daders in beginsel duidelijk is wie het slachtoffer is of wie de slachtoffers zijn. Het enige concrete bewijsmiddel dat het dossier hiervoor bevat is de verklaring van [getuige 1] . Hij heeft namelijk verklaard dat verdachte onderweg was met een AK47 om te schieten op [café] , maar hij wist niet of het ging om een aanslag op [slachtoffer 2] ’s leven of dat van iemand anders of dat het een waarschuwing was en enkel op het pand zelf geschoten moest worden. Met deze enkele verklaring is niet komen vast te staan wat de plannen waren met de AK47 en de bijbehorende munitie, die verdachte in Emmen heeft opgehaald. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van feit 2.
4.4
Feit 3
De rechtbank komt evenals de officieren van justitie en de verdediging tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.5
Feit 4
4.5.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat vast staat dat er een goed voorbereide moordaanslag op [slachtoffer 4] heeft plaatsgevonden waarbij minimaal twee personen zijn betrokken, waarvan verdachte er een is. De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte [slachtoffer 4] opzettelijk van dichtbij meermalen heeft beschoten. Het op korte afstand schieten met een vuurwapen op het bovenlichaam van een persoon is naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht op het doden van die persoon. De officieren van justitie achten het volle opzet op de dood van [slachtoffer 4] derhalve bewezen.
Volgens de officieren van justitie is sprake van voorbedachten rade. Er zijn meer dan voldoende overtuigende aanwijzingen dat verdachte heeft gehandeld volgens een vooropgezet plan en dat hij zeker niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Gelet op de wijze waarop de aanslag is voorbereid heeft verdachte niet alleen gehandeld, maar in opdracht van een derde. Ook in de uitvoering is een mededader betrokken die verdachte in de nabijheid van de plaats delict midden in de nacht op een scooter heeft opgewacht en na de aanslag op [slachtoffer 4] samen met verdachte is weggereden. Voorgaande duidt op een nauwe en bewuste samenwerking met mededaders die gericht was op de voltooiing van het delict, zodat sprake is van medeplegen.
De officieren van justitie achten dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade heeft geprobeerd [slachtoffer 4] van het leven te beroven (primair).
4.5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het feit moet worden vrijgesproken, nu het dossier geen enkel bewijsmiddel bevat dat verdachte op 31 januari 2017 feitelijk op de plaats delict plaatst dan wel dat hij daar op dat moment ook maar in de buurt aanwezig is geweest; het dossier bevat geen althans onvoldoende wettig, maar met name onvoldoende overtuigend bewijs om verdachte te kunnen veroordelen voor dit feit. De verdediging heeft onder meer aangevoerd dat verdachte ontkent de schutter te zijn geweest, getuigen geen concrete persoonsomschrijving van de schutter hebben gegeven, de tekst ‘Audi A4 station Antraciet grijs kent 51’ op het inbeslaggenomen briefje ziet op een auto in het Belgische strafrechtelijke onderzoek ‘wassalon’, het DNA profiel van verdachte op de kogelhuls aangetroffen op de plaats delict op een ander moment op de kogelhuls is terechtgekomen en dat de getuigenverklaringen ongeloofwaardig en inconsistent zijn.
Mocht de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komen en daarbij het aanvullende schotrestenonderzoek voor het bewijs bezigen, dan doet de verdediging het voorwaardelijk verzoek om het nadere onderzoek zoals onder het kopje “beantwoording vraag 3” in die rapportage staat beschreven te laten plaatsvinden. Indien de rechtbank bij een bewezenverklaring de verklaring van [slachtoffer 4] met betrekking tot het signalement van de schutter ten nadele van verdachte zal uitleggen, doet de verdediging het voorwaardelijk verzoek [slachtoffer 4] op dat punt als getuige nader te horen.
4.5.3
Het oordeel van de rechtbank
In deze zaak ziet de rechtbank zich gesteld voor een aantal vragen. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of verdachte betrokken is bij het plegen van het ten laste gelegde feit. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, zal de rechtbank moeten beoordelen of sprake is van medeplegen, of sprake is van opzet op de dood van het slachtoffer en, als deze vraag bevestigend moet worden beantwoord en tot slot of sprake is van voorbedachten rade.
4.5.3.1 De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Beschieting van [slachtoffer 4]
Op 31 januari 2017 rond 02.30 uur is [slachtoffer 4] door [naam 14] afgezet bij zijn, [slachtoffer 4] , auto, die geparkeerd stond aan de Ruischenborchstraat in Enschede. [slachtoffer 4] stapt op dat moment uit een grijze Audi A4 Quattro met het kenteken [kenteken 1] . Op het moment dat [slachtoffer 4] in zijn eigen auto stapt en deze wil starten, ziet hij links van zich een schaduw van een man, die meerdere keren op hem schiet en er vervolgens te voet vandoor gaat. De man draagt donkere kleding en een bivakmuts. Na onderzoek in het ziekenhuis is gebleken dat [slachtoffer 4] op zijn rechterschouder een kleine verwonding heeft die redelijk gebloed heeft, aan zijn linkerschouder twee verwondingen heeft aan de voorzijde daarvan, twee aan de achterzijde en een bovenop. Daarnaast heeft [slachtoffer 4] een verwonding aan de rechterzijde van zijn gezicht. Een getuige neemt waar dat een man die op korte afstand naast het bestuurdersportier staat, met gestrekte arm een aantal keren gericht in de auto vuurt.
Forensisch/sporen onderzoek
Op 31 januari 2017 om 02.39 uur heeft de politiemeldkamer aan politie-eenheden de opdracht gegeven om te rijden naar de Ruischenborchstraat in Enschede, omdat daar geschoten zou zijn. Ter plaatse treffen de verbalisanten een verlaten Renault Megane aan met het kenteken [kenteken 2] . Het portier van de bestuurder staat open en het glas van de ruit is verbrijzeld en ligt op de grond. Ook zien zij meerdere kogelinslagen in de auto. In de directe nabijheid van de auto treffen zij vijf hulzen op straat en op de stoep aan. De plaats delict is afgezet waarna forensisch onderzoek is ingesteld. Tijdens dat onderzoek zijn negen hulzen en een patroon veiliggesteld en in beslag genomen. Deze sporendragers zijn voor DNA-onderzoek overgedragen aan The Maastricht Forensic Institute (hierna: TMFI).
Het TMFI heeft de hulzen bemonsterd. Het DNA-profiel van de bemonstering van één van de hulzen is op 11 april 2017 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte, met een matchkans van kleiner dan één op één miljard. Deze huls had de bodemstempel: “9mm Luger CBC.”
Deze sporendragers zijn voor munitieonderzoek tevens overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI). Uit dit onderzoek komt onder meer naar voren dat vijf van de op de plaats delict inbeslaggenomen hulzen zijn voorzien van het bodemstempel 9mm Luger CBC, twee hulzen en het patroon zijn voorzien van het bodemstempel LY 9x19 94 en twee hulzen zijn voorzien van het bodemstempel G.F.L. 9mm Luger. De letters CBC, LY en G.F.L. duiden op respectievelijk de munitiemerken Magtech, Norinco en Fiocchi.
Op 21 februari 2017 is in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek naar verdachte tijdens een doorzoeking in de woning aan de [adres 6] in Hengelo, waar verdachte verbleef, onder meer een plastic bakje, een zwart kistje/koffertje en een tasje met munitie in beslag genomen. Deze munitie is onderzocht door het team Forensische Opsporing van de politie Landelijke Eenheid. In het plastic bakje zijn onder meer 28x China North Industries, kaliber 9x19mm aangetroffen. In het tasje zijn onder meer 2x China North Industries, kaliber 9x19mm aangetroffen. In het zwarte koffertje zijn onder meer 3x China North Industries 9x19mm kogelpatronen aangetroffen. De kogelpatronen van het merk China North Industries waren voorzien van een identiek bodemstempel. Naast de kaliberaanduiding van 9x19 stond links van het slaghoedje de letter “L” en rechts daarvan de letter “Y”. Onder het slaghoedje stond het getal “94”. Bij de bodemstempelcode LY hoort de producent: China North Industries Corporation, Norinco. Een wapen- en munitiedeskundige van het NFI is na onderzoek tot de conclusie gekomen dat munitie met het bodemstempel 9x19 LY 94 in Nederland redelijk zeldzaam is, nu deze munitie na 1 januari 2009 slechts in vijf van de 3.000 zaken waarin hulzen aan het NFI zijn ingestuurd, is voorgekomen.
Op 28 september 2017 werd in het kader van een ander onderzoek de woning aan de [adres 7] te Hengelo doorzocht. In deze woning, waar verdachte verbleef, zijn handschoenen en een bivakmuts aangetroffen. Deze zijn aan het NFI aangeboden voor vergelijkend DNA-onderzoek. Uit dat onderzoek komt onder meer naar voren dat op de bivakmuts en op de linkerhandschoen een DNA-profiel is aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte, met een matchkans van één op één miljard.
Op de inbeslaggenomen bivakmuts en handschoenen zijn ook schotrestdeeltjes aangetroffen. Door het NFI is een vergelijkend schotrestenonderzoek uitgevoerd waarbij de kenmerken van de deeltjes op de handschoenen en de bivakmuts zijn vergeleken met deeltjes uit de hulzen behorend bij de schietincidenten in onderhavig dossier. De deeltjes die zijn aangetroffen op de handschoenen en de bivakmuts wijzen op meerdere verschillende groepen munitie, waarbij minimaal drie groepen munitie onderscheiden kunnen worden. Deze drie groepen worden gekenmerkt door: (1) loodhoudende categorie A deeltjes met Sn en bijbehorende categorie B deeltjes, (2) loodhoudende categorie A deeltjes met Al en bijbehorende categorie B deeltjes en (3) kwikhoudende munitie met categorie A of B deeltjes. Naast de hier gespecificeerde kenmerken kunnen de deeltjes verder nog andere elementen – zoals Si – bevatten. Tevens kan de aanwezigheid van andere groepen munitie niet worden uitgesloten.
De hulzen die zijn aangetroffen op de plaats delict aan de Ruischenborchstraat worden allen gekenmerkt door loodhoudende categorie A deeltjes met de elementsamenstelling PbBaSb en ondersteunende categorie B deeltjes bestaande uit verschillende combinaties van dezelfde drie elementen Pb, Ba en Sb. In aanvulling hierop worden voornoemde deeltjes – afhankelijk van het bodemstempel – in meer of mindere mate gekenmerkt door de aanwezigheid van Al en/of Si. Op basis van deze analyse is het te verwachten dat er bij het verschieten van deze hulzen met één en hetzelfde vuurwapen, deeltjes vrijkomen met verschillende combinaties van de elementen Pb, Ba, Sb, Al en Si. De op de handschoenen en de bivakmuts aangetroffen verzameling schotresten kan gevormd worden als er een bijdrage is van de schietincidenten “ [loungeclub] ” en/of “Benkoelenstraat” in combinatie met minimaal een van de overige schietincidenten “ [slachtoffer 4] ”, “ [slachtoffer 8] ” of de “Rietstraat”.
4.5.3.2 De betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde
De rechtbank ziet zich thans voor de vraag gesteld of verdachte degene is die op [slachtoffer 4] heeft geschoten.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting ontkend dat hij de schutter is geweest.
Briefje Audi A4
In de woning van verdachte, de [adres 6] te Hengelo, werd op 21 februari 2017 tijdens een doorzoeking in het kader van een ander strafrechtelijk onderzoek in een kistje met munitie een handgeschreven briefje met de volgende tekst aangetroffen:
Audi A4 station
Antraciet grijs
Kent 51.
Uit de Basisvoorziening Handhaving van de politie is gebleken dat [naam 14] in de periode vanaf januari 2017 meerdere malen als bestuurder van en dat [slachtoffer 4] meerdere malen als passagier in de Audi A4 Quattro, kleur grijs, met het kenteken [kenteken 1] is aangetroffen.
Met betrekking tot het aangetroffen briefje met daarop het kenteken en type auto heeft verdachte verklaard dat die aantekeningen zien op een andere Audi, namelijk die uit het Belgische onderzoek ‘wassalon’ naar voren komt. Verdachte is op een gegeven in een café door iemand gevraagd een paar gegevens op te schrijven. Dat heeft verdachte gedaan en hij heeft het briefje aan die persoon teruggegeven. Hij heeft het briefje niet weer gezien tot het moment dat hij kennis kreeg van het dossier.
De rechtbank stelt vast dat verdachte deze verklaring eerst tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak ter zitting heeft afgelegd. Het feit dat verdachte pas ter zitting – na bestudering en bespreking van het dossier door de verdediging – met deze verklaring komt, draagt niet bij aan de geloofwaardigheid daarvan. Voorts heeft verdachte niets willen verklaren over de persoon in het café voor wie hij de gegevens over de Audi op het briefje zou hebben geschreven, waardoor deze persoon – zelfs als van zijn of haar bestaan wordt uitgegaan – geen enkele substantie heeft gekregen. Dit klemt te meer in het bijzonder nu verdachte niet heeft kunnen uitleggen hoe dat briefje dan weer in zijn woning in een koffertje met munitie terecht is gekomen.
DNA op de huls
Wat betreft het aangetroffen DNA van verdachte op de huls in de Ruischenborchstraat heeft hij verklaard dat de huls die is aangetroffen op de plaats delict hoogstwaarschijnlijk uit de – redelijk zeldzame – munitie (9x19 LY 94) afkomstig is die is aangetroffen bij de doorzoeking in zijn woning. Verdachte begaf zich destijds in een bepaald milieu waarbij het niet ongebruikelijk was dat hij wapens en munitie in zijn woning had. In die periode heeft hij ook wel eens een wapen en munitie in handen gehad, onder andere om te onderhouden. Gelet daarop is het heel goed mogelijk dat zijn DNA op een van die hulzen is beland. Daarnaast weet verdachte niet wie de tas met munitie in zijn woning heeft gezet, want er kwamen in die tijd veel verschillende mensen bij hem over de vloer. Hij was het zelf in ieder geval niet, aldus verdachte.
De rechtbank stelt vast dat er twee soorten hulzen op de Ruischenborchstraat zijn aangetroffen: zeven hulzen 9mm Luger en twee hulzen 9x19 LY 94. Op één van de 9 mm Luger hulzen is DNA aangetroffen van verdachte. De verklaring van verdachte dat zijn DNA op die redelijk zeldzame hulzen (9x19 LY) moet zijn aangetroffen is feitelijk onjuist. Daarnaast biedt het verhaal van verdachte geen verklaring voor het feit dat – naast het DNA van [naam 15] op een andere huls – enkel verdachtes DNA op een huls op de plaats delict is aangetroffen en niet ook dat van anderen, terwijl er volgens verdachte zoveel verschillende mensen bij hem over de vloer – en kennelijk aan de munitie – kwamen.
DNA op bivakmuts en handschoenen
De rechtbank is van oordeel dat de betrokkenheid van verdachte niet alleen blijkt uit het feit dat zijn DNA wordt aangetroffen op een huls op de plaats delict, maar ook uit het feit dat de, in de woning waar verdachte verbleef aangetroffen, bivakmuts en handschoen – waarop zijn DNA is aangetroffen op de plaatsen waar je het verwacht aan te treffen als iemand die voorwerpen draagt (binnenzijde handschoen en mondregio bivakmuts) – schotresten zijn aangetroffen die passen bij de bij dit schietincident gebruikte munitie.
De rechtbank komt daarom tot de slotsom dat verdachte ten aanzien van geen van deze feiten en omstandigheden een scenario heeft gepresenteerd dat enige basis kan bieden voor een alternatieve uitleg van deze belastende onderzoeksresultaten. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij.
Conclusie
Gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen de rechtbank hiervoor als redengevende feiten en omstandigheden – die zijn ontleend aan de in de bijlage bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen – heeft vastgesteld, het feit dat een aantal op de plaats delict aangetroffen hulzen een redelijk zeldzaam bodemstempel hebben en het feit dat [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte een zigeuner heeft neergeschoten,
is de rechtbank van oordeel dat verdachte de persoon is die op 31 januari 2017 meerdere malen op [slachtoffer 4] heeft geschoten.
[getuige 1] heeft weliswaar verklaard dat verdachte een zigeuner in Hengelo heeft neergeschoten, maar onderzoek van de politie wijst uit dat in de afgelopen vijf jaren geen zigeuner in Hengelo is neergeschoten, zodat de rechtbank het ervoor houdt dat [getuige 1] zich met betrekking tot de plaats heeft vergist.
4.5.3.3 Medeplegen
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte het feit alleen of samen met een ander of anderen heeft gepleegd.
Anders dan de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat op grond van het onderhavig dossier en de behandeling ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat verdachte heeft gehandeld in opdracht van een ander of anderen en evenmin is komen vast te staan dat bij de uitvoering van het delict sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Kortom, op grond van het onderhavig dossier en de behandeling ter terechtzitting kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit bestanddeel vrijspreken.
4.5.3.4 Opzet op de dood
Voor bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit is voorts vereist dat verdachte opzet had op de dood van [slachtoffer 4] . Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor onder het kopje “de redengevende feiten en omstandigheden” heeft vastgesteld is de rechtbank van oordeel dat er geen ruimte is voor een andere conclusie dan dat verdachte daadwerkelijk de bedoeling – en daarmee vol opzet – had om [slachtoffer 4] van het leven te beroven.
Verdachte heeft in een staande positie en van dichtbij in ieder geval negen keer – het aantal hulzen dat op de plaats delict is aangetroffen – op [slachtoffer 4] geschoten, terwijl die net was ingestapt in zijn auto en geen kant op kon. Het met een vuurwapen meermalen op korte afstand gericht schieten op het (boven)lichaam van een persoon is naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien en gelet op de aard en ernst van het bij [slachtoffer 4] veroorzaakte letsel zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel dat dit niet anders kan worden uitgelegd dan als een bewust handelen gericht op het doden van [slachtoffer 4] .
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het opzet van verdachte was gericht op de dood van [slachtoffer 4] .
4.5.3.5 Voorbedachten rade
Tot slot ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of sprake is van voorbedachten rade.
Nu verdachte geen verklaring heeft gegeven voor de beschieting, zijn de feiten en omstandigheden waaronder de beschieting heeft plaatsgevonden van belang.
De rechtbank stelt vast dat verdachte op enig moment voorafgaand aan de beschieting van [slachtoffer 4] met een vuurwapen en munitie naar Enschede is gegaan. Het vuurwapen is op enig moment geladen en doorgeladen zodat het vuurwapen schietklaar was. In de periode voorafgaand aan de schietpartij heeft verdachte op enig moment op een papiertje
Audi A4 station, Antraciet grijs, Kent 51geschreven. Op 31 januari 2017 is [slachtoffer 4] omstreeks 02.30 uur uit een grijze Audi A4 Quattro gestapt waarvan het kenteken begint met de cijfers 51. Verdachte beschikte daarmee over een briefje met kenmerken van de auto waar het slachtoffer een moment voor de aanslag uitstapte. Uit de verklaring van [slachtoffer 4] – dat de schutter plotseling naast hem stond op het moment dat hij in zijn auto was gestapt – in combinatie met de gegevens op het briefje, leidt de rechtbank af dat de verdachte het slachtoffer heeft opgewacht. Op het moment dat [slachtoffer 4] in zijn eigen auto is gestapt, heeft verdachte het wapen ter hand genomen, op [slachtoffer 4] gericht en meermalen op [slachtoffer 4] geschoten. Gelet op de tijdspanne die het voorgaande in beslag heeft genomen, concludeert de rechtbank dat verdachte voor de uitvoering van zijn daad voldoende tijd heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Van contra-indicaties voor voorbedachten rade is de rechtbank niet gebleken.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 4] met voorbedachten rade van het leven wilde beroven.
4.5.3.6 De conclusie
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.5.3.7 Voorwaardelijke verzoeken verdediging
Nu de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 4] met betrekking tot het signalement van de schutter niet tot het bewijs heeft gebezigd, is de rechtbank van oordeel dat het voorwaardelijk verzoek van de verdediging tot het nader horen van [slachtoffer 4] als getuige moet worden afgewezen, nu de noodzaak van het nader horen van [slachtoffer 4] niet is gebleken.
Evenmin is de rechtbank, gelet op hetgeen omtrent de onderzoeksresultaten is overwogen, de noodzaak gebleken tot het laten uitvoeren van nader schotrestenonderzoek. Het voorwaardelijk verzoek daartoe zal daarom eveneens worden afgewezen.
4.6
Feit 5
De rechtbank komt evenals de officieren van justitie en de verdediging tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen, met dien verstande dat de rechtbank verdachte vrij zal spreken van het steken met de schaar in de hand van en het knippen van het haar van [slachtoffer 5] , nu bewezenverklaring van die feitelijke handelingen geen bedreiging oplevert, maar een mishandeling hetgeen niet aan verdachte is ten laste gelegd. De rechtbank zal - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.7
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair
hij op
of omstreeks02 februari 2017 te Enschede tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven opzettelijk die [slachtoffer 1]
met benzine, althansmet een brandbare vloeistof, heeft
/hebben besproeid en/ofbespoten
en/of besprenkelden
/of (vervolgens
) die benzine, althansdie brandstof
, heeft/hebben aangestoken, althanstot ontbranding heeft
/hebbengebracht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op
of omstreeks5 juli 2017, te Emmen
, althans in Nederland,en
/ofin de
Bondsrepubliek Duitsland
, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,Bondsrepubliek Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,althans alleen,een automatisch vuurwapen, te weten een machinegeweer AK47,
zijnde een wapen van categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie en
/ofeen hoeveelheid munitie van categorie III, te weten 30 patronen kal. 7.62
en
/of45 patronen kal. 7.62x39mm en
/of30 patronen kal. 7.65 mm en
/of4
patronen kal. .30
x-06, voorhanden heeft gehad;
4.
primair
hij op
of omstreeks31 januari 2017, te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 4] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,
immers heeft verdachte
en/of diens mededaderdie [slachtoffer 4] met een vuurwapen opzettelijk, op korte afstand,
een of meerkogels in het lichaam geschoten en
/ofdie [slachtoffer 4] met
een of meerkogels in het lichaam getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 20 september 2017 tot en met 10 januari 2018
, te Twello en/of te Almelo, althanste Nederland
, (telkens)
[slachtoffer 5] -per sms
en/of telefonisch- heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personenen/of goederen ontstaat, en/of- enig misdrijf tegen het leven gericht,
en/of- gijzeling, en/of- zware mishandeling, en/of- brandstichting,door
(telkens)die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen: "Ik ben sneller daar dan je denkt" en
/of"Ik ben in mijn hoofd in staat om je dood te maken, ik jou niet, niemand jou. Dan ga ik andere mensen gek praten, dat andere mensen wat gaan doen" en
/of"Als je nog een keer contact met me zoekt of naar de wouten gaat, steek ik je in brand. Als we jou willen halen we je dan verdwijn je wort niet meer gevonden" en
/of"Ik heb tegen hun gezegd, ik kan jullie wat vertellen, dan moeten jullie er voor zorgen dat je [slachtoffer 5] de kop kaal scheert en
dat je [slachtoffer 5] de kop kaal scheert endat die [naam 1] in het ziekenhuis komt
", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekkingen
/of die [slachtoffer 5] (omstreeks 21 september 2017, te Twello) met een schaar in haar (linker)hand te steken en plukken uit haar haar te knippen en/of[slachtoffer 6] per sms
en/of telefonisch-heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personenen/of goederen ontstaat, en/of- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/ofzware mishandeling, door telkens die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen: "Jij gaat zien wat ik met jou ga doen, vraag maar hoe ik ben pioter heb ik met mes bewerkt [naam 3] in elkaar geslagen [naam 2] aan laten rijden" en
/of"Jou gaat ook iets over komen kk zwerver zweer op mijn kinderen jij gaat heel snel zien als je man bent bel je me op of reageer je maar hoorde al dat je een schijt bak was maar sta ik of iemand anders voor je is geen weg terug"
, althans woorden van soortgelijke dreigende aard of strekkingen
/of[slachtoffer 7] (indirect) heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat, en/of
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,
door telkens opdracht te geven aan meerdere personen (onder wie
[naam 4] ,S. [slachtoffer 5] , [naam 5] , [naam 6] , [naam 7] , [naam 8] ) om het woonadres van die [slachtoffer 7] te achterhalen teneinde mensen langs te kunnen sturen naar die [slachtoffer 7] en/of die [slachtoffer 7] (daardoor) te intimideren en/of geweld tegen die woning en/of zich in die woning bevindende goederen en/of personen uit te oefenen, welke opdrachten en welke intenties ter kennis is gekomen van die [slachtoffer 7] via kennissen (onder wie [naam 7] ) en via de politie die [slachtoffer 7] hierover in kennis heeft gesteld.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45, 47, 285 en 289 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 55 van de Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van een poging tot moord
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
feit 4 primair
het misdrijf: poging tot moord
feit 5
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling
en
het misdrijf: bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat er geen andere straf op zijn plaats is dan de maximaal op te leggen straf: 26 jaren en zeven maanden. Rekening houdend met artikel 63 Sr en aldus de veroordelingen van 3 april 2018 en 29 juni 2018 tot gevangenisstraffen voor de duur van respectievelijk zeven en tien maanden vorderen de officieren van justitie dat voor deze feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 25 jaren met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd, wordt opgelegd.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de dagen die verdachte in Duitsland in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht voor feit 3 af te trekken van de op te leggen straf. Voor het overige heeft de verdediging geen strafmaatverweer gevoerd, gelet op de bepleite vrijspraken.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal pogingen tot moord, verboden wapenbezit en een drietal ernstige bedreigingen.
Verdachte heeft samen met anderen volgens een vooropgezet plan [slachtoffer 1] in brand gestoken. De rechtbank is van oordeel dat dit een gruwelijke, zeer wrede wijze is om iemand te proberen van het leven te beroven. [slachtoffer 1] is slechts erger bespaard gebleven door de toevallige aanwezigheid van een emmer sop, waarmee adequaat optredende omstanders zijn brandende lichaam hebben geblust. De tragiek wil dat [slachtoffer 1] naar alle waarschijnlijkheid niet het beoogde doelwit was, maar door een ongelukkige samenloop van omstandigheden wel slachtoffer is geworden. Hij is echter wel degene die vanaf dat moment ernstig verminkt door het leven moet gaan en de rest van zijn leven dagelijks geconfronteerd wordt met de gevolgen van deze persoonsverwisseling. Verdachte en zijn handlangers hebben daarmee blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor het menselijk leven.
Daarnaast is verdachte gewapend met een vuurwapen naar de Ruischenborchstraat in Enschede gegaan om daar iemand te vermoorden. Verdachte heeft [slachtoffer 4] daar opgewacht en op het moment dat deze in zijn auto zat en derhalve kansloos was, heeft verdachte het vuur op hem geopend. Verdachte heeft in ieder geval negen keer van dichtbij op het slachtoffer geschoten. Het slachtoffer is bij deze schietpartij meerdere keren geraakt en mag van geluk spreken dat hij zijn verwondingen overleefd heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank is in beide gevallen sprake van pogingen om de slachtoffers op een kille en gewetenloze manier te liquideren. Aan de hand van de vastgestelde feiten en omstandigheden van deze twee feiten stelt de rechtbank vast dat telkens sprake is geweest van kennelijk goed voorbereide aanslagen. Verdachte heeft kil en meedogenloos gespeeld met mensenlevens, zonder zich op enigerlei wijze rekenschap te geven van de gevolgen van zijn daden of zonder dat hij daarbij door zijn geweten lijkt te worden geplaagd. Het gegeven dat hierbij zonder enig pardon ook onschuldige burgers worden betrokken, maakt deze daden des te schrijnender.
Dergelijke ernstige feiten – die zich afspelen tegen de achtergrond van het criminele milieu – hebben niet alleen een enorme impact op de slachtoffers, maar leiden vanwege het gevaarzettende, meedogenloze en gruwelijke karakter van het handelen bovendien tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. Dit soort feiten schokt de rechtsorde en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Het ene slachtoffer is voor de ogen van een aantal klanten en personeel in de kapsalon en toevallige voorbijgangers/omstanders buiten de kapsalon in brand wordt gestoken. De ander is op de openbare weg, in een woonwijk, neergeschoten. De maatschappelijke onrust die de feiten hebben veroorzaakt is dan ook aanzienlijk. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Het is ook tegen deze achtergrond dat de rechtbank het voor de strafmaat met betrekking tot deze twee feiten nauwelijks van betekenis acht dat het telkens bij een poging tot moord is gebleven. Weliswaar heeft dit juridische betekenis in die zin dat het strafmaximum erdoor wordt bepaald, maar verdachte heeft met zijn handelwijze zodanige grenzen opgezocht dat ook de grenzen voor de strafoplegging in beeld zijn gekomen.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit en het bezit van bijbehorende munitie. Bij zijn aanhouding heeft de politie in de kofferbak van de auto waarin verdachte reed, een AK47 en grote aantallen bijbehorende scherpe munitie aangetroffen. Tegen wapenbezit wordt in de regel streng opgetreden met het oog op de veiligheid van personen en om te voorkomen dat wapens voor criminele activiteiten worden gebruikt. De rechtbank acht het zeer verontrustend dat verdachte, enige tijd nadat hij [slachtoffer 4] met een vuurwapen heeft neergeschoten, beschikte over een zwaar kaliber aanvalsgeweer en een arsenaal aan bijbehorende munitie. Verdachte heeft laten zien niet terug te deinzen voor het gebruik van vuurwapens, terwijl verdachte zich in een milieu bevindt waar (vuurwapen)geweld bijna aan de orde van de dag is. Dat maakt dat het voorhanden hebben van dergelijke wapens en munitie in het geval van verdachte een onaanvaardbaar risico oplevert, hetgeen hem zwaar moet worden aangerekend.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een drietal ernstige bedreigingen.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij er niet voor schroomt om zelfs vanuit detentie mensen in zijn naaste omgeving angst aan te jagen en naar zijn hand te zetten. Daarbij gebruikt hij de status die hij heeft opgebouwd binnen het criminele milieu en binnen de gevangenis in zijn eigen voordeel. Zo weet hij een medegedetineerde voor zijn karretje te spannen om namens hem de mensen in zijn naaste omgeving te bedreigen. Dat hij trots is op die status, steekt hij ook niet onder stoelen of banken, getuige zijn uitlatingen daarover ter terechtzitting.
Tegenover al het voorgaande dat noopt tot oplegging van een langdurige gevangenisstraf heeft verdachte niets gesteld waarmee de rechtbank in straf verminderende zin rekening kan houden.
In strafverzwarende zin slaat de rechtbank ook acht op het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte van 1 oktober 2019, dat inmiddels twintig pagina’s telt. Daaruit blijkt dat verdachte sedert 1999 reeds vele malen wegens onder meer het plegen van geweldsmisdrijven en overtreding van de Wet wapens en munitie is veroordeeld tot (langdurige) gevangenisstraffen. Het is tegen deze achtergrond dat de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf tevens in aanzienlijke mate ten dienste staat van beveiliging van de samenleving.
Ter oriëntatie overweegt de rechtbank dat voor één voltooide liquidatie, onder de omstandigheden als in het voorafgaande geschetst, een straf van achttien jaar als uitgangspunt heeft te gelden. In casu is sprake van twee pogingen.
Tot slot overweegt de rechtbank dat als uitgangspunt heeft te gelden dat de strafrechtspleging bijdraagt aan de algemene preventie van strafbare feiten en in dat verband een zekere afschrikkende werking dient te hebben. De rechtbank beoogt met de afdoening van deze zaak duidelijk te maken dat op deze ernstige en weerzinwekkende vormen van ontwrichtend geweld een zeer stevige reactie van de strafrechter volgt.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat op dergelijke onder voornoemde omstandigheden gepleegde daden geen andere reactie kan volgen dan de maximaal op te leggen onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf, waarbij de rechtbank conform de wettelijke vereisten de eerder opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraffen en de voorlopige hechtenis die verdachte in Duitsland ten aanzien van feit 3 heeft doorgebracht, zal verdisconteren.
De rechtbank zal aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 25 jaren met aftrek van het voorarrest.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
- [slachtoffer 1] (feit 1)
[slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door mr. A.P. Drosten, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 30.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit bedrag wordt wegens immateriële schade gevorderd.
- [slachtoffer 4] (feit 4)
[slachtoffer 4] , vertegenwoordigd door mr. E.M. Keulen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 35.280,13, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- Ziekenhuiskosten € 6.343,05;
- Daggeldvergoeding € 84,00;
- Jas Canada Goose € 250,00;
- Reis- en parkeerkosten € 97,48;
- Huishoudelijke hulp € 765,60;
- Verlies van zelfredzaamheid € 2.740,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 25.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 1] geheel wordt toegewezen.
De officieren van justitie hebben gevorderd de immateriële schade inzake [slachtoffer 4] toe te wijzen. Ten aanzien van de materiële schade hebben de officieren van justitie aangevoerd dat de schadepost ziekenhuiskosten niet moet worden toegewezen, nu het slachtoffer de betalingen aan het ziekenhuis niet altijd verricht. De officieren van justitie verzoeken in plaats daarvan de schadevergoedingsmaatregel op te leggen tot betaling van dat bedrag aan het MST. De materiële schadeposten kunnen voor het overige worden toegewezen.
8.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de in onderhavige zaak ingediende vorderingen hebben de raadslieden primair niet ontvankelijkheid bepleit, gezien de door de verdediging bepleite vrijspraak van de ten laste gelegde feiten. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de door [slachtoffer 4] gevorderde ziekenhuiskosten in mindering te brengen op het toe te wijzen bedrag, omdat hij geen rekeningen van het ziekenhuis betaald heeft.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] is geen subsidiair verweer gevoerd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal hieronder iedere vordering afzonderlijk bespreken.
8.4.1
De vordering van [slachtoffer 1] (feit 1)
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde immateriële schade is niet betwist. Ten aanzien van het gevorderde smartengeld is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een zeer ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] . Hij heeft [slachtoffer 1] bespoten met brandbare vloeistof en die vloeistof vervolgens tot ontbranding gebracht. Hij heeft hem daarbij niet alleen forse lichamelijke schade toegebracht, maar ook buitengewoon en vooralsnog blijvend aangetast in zijn gevoelens van veiligheid, zo blijkt uit een bijlage bij de vordering van het Centrum voor Psychotrauma. Op grond hiervan komt de rechtbank tot de conclusie dat een smartengeldvergoeding van € 30.000,00 op zijn plaats is. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen opleggen.
- De conclusie
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 30.000,00, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.4.2
De vordering van [slachtoffer 4] (feit 4)
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De opgevoerde schadeposten zijn onvoldoende betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van
€ 35.280,13, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij hebben verzocht en de officieren van justitie hebben gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.
Op grond van artikel 36f, zesde lid, Sr in verbinding met artikel 24c Sr kan bij het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat zoals hier bedoeld, worden bepaald dat bij gebreke van betaling en verhaal vervangende hechtenis wordt toegepast. Deze vervangende hechtenis mag in het onderhavige geval, waarin sprake is van samenloop als bedoeld in artikel 57 Sr, ingevolge artikel 60a Sr in verbinding met artikel 24c, derde lid, Sr ten hoogste één jaar (365 dagen) bedragen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 3, 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: medeplegen van een poging tot moord
feit 3
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II
en
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26 lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
feit 4 primair
het misdrijf: poging tot moord
feit 5
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
en
het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling
en
het misdrijf: bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen
en/of goederen ontstaat en/of enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1](feit 1 primair): van een bedrag van € 30.000,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2017) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 30.000,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 170 dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 4](feit 4 primair): van een bedrag van € 35.280,13 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2017);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 35.280,13,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 195 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • wijst af het voorwaardelijke verzoek tot het horen van [slachtoffer 4] ;
  • wijst af het voorwaardelijk verzoek tot het doen uitvoeren van nader schotrestenonderzoek.
Dit vonnis is gewezen door mr. Venekatte, voorzitter, mr. Bos en mr. Huisman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hoek en Brockötter, griffiers, en is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2019.
De griffier, Brockötter, is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met dossiernummer 20181105101500658 (onderzoeken ONRAB17002/TGO Egypte, ONRAB17014/TGO Hongarije, ON2R17009 Ghana en ON2R17012 Spot). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 2 februari 2017, ZD02 pagina 0204, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op 2 februari 2017 omstreeks 18.25 uur kreeg ik samen met mijn collega de melding dat er zojuist in de herenkapperszaak [kapperszaak] aan de [adres 2] in Enschede brand was gesticht en dat daarbij iemand in brand had gestaan. De brand zou inmiddels geblust zijn.
Ik, verbalisant, rook een rare lucht die ik kan typeren als een brandbare vloeistof.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] van 3 februari 2017, ZD02 pagina’s 0073, 0075, 0076, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
V: Wat was er dan gebeurd?
A: Ja, was bezig knippen.
V: Wie was dat die binnen kwam?
A: Die man?
V: Wat zag u wat hij deed? Hij komt binnen, u ziet de hand, wat gebeurde er toen?
A: Ja, hij deur open, direct mij aanvallen. Terpentine, benzine, weet ik niet. Eerst over mijn hoofd en dan die gas, direct zo vlammen.
V: Toen die persoon binnen kwam, liep hij direct naar u of had hij naar iemand anders willen lopen, keek hij nog om zich heen?
A: Deur open, hij loopt direct naar mij toe en strooit met vloeistof en direct vlam en ging gelijk weg. Het ging heel snel.
Het geschrift van 10 februari 2017, opgemaakt door forensisch arts FMG T. van Mesdag, betreffende de letselbeschrijving van [slachtoffer 1] , ZD02 pagina 0167, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
SEH diagnose (diagnose brandwondencentrum Martini Ziekenhuis Groningen):
brandwonden over 12,8% van het lichaamsoppervlak waarvan 12,1% met gedeeltelijke dikte (tweedegraads brandwonden) en 0,7% met volledige dikte (derdegraads brandwonden).
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] van 4 februari 2017, ZD02 pagina 0350, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
V: Hoe kwam er dan vuur?
A: Hij was heel dichtbij en volgens mij is het ineens ontstaan. Het was echt secondewerk.
V: In het begin spreekt u van een aansteker?
A: Ik weet niet of het een aansteker is geweest maar opeens was er vuur. Maar er was eerst sprake van vloeistof want ik dacht nog dit is een grap. Hij had iets in zijn hand waardoor er vuur ontstond.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] van 6 februari 2017, ZD02 pagina’s 0492 en 0493, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisanten:
Voor het detecteren van ontbrandbare middelen is gebruik gemaakt van een zogenoemde PID (Photo Ionization Detection) meter. Een PID meet Vluchtige Organische Componenten (VOC) in lage concentraties. VOC's komen onder andere voor in (vloei) stoffen die geschikt zijn om te worden gebruikt als ontbrandbaar middel.
Het onderzoek is verricht in een kapperszaak aan de [adres 2] , 7514 BA te
Enschede.
Wij, verbalisanten, zagen in de kapperszaak 3 kapstoelen met daarvoor kaptafels staan.
Onder de middelste kaptafel zagen wij verbalisanten een oranjekleurige bidon liggen met een grijze dop er op. Op de bidon stond de tekst "Basic Fit". Wij, verbalisanten, zagen dat de drinktuit van de bidon geopend was. Door ons verbalisanten is bij de drinkopening van de Bidon met behulp van een PID-meter de hoeveelheid onverbrande koolwaterstoffen (een brandstof) gemeten. Wij zagen dat het detectieapparaat een waarde aangaf die de aanwezigheid van onverbrande koolwaterstoffen zou kunnen verklaren.
Wij, verbalisanten, roken dat de vloeistof rook naar sterke henneplucht/wietlucht in combinatie met een brandstof.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, [verdachte] , van 17 april 2018, PD01 pagina 0026, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
V: Wat zijn zoal je dagelijks bezigheden? Hoe ziet een dag van jou eruit?
A: Fitness, dat deed ik wel 4 of 5 keer in de week maar nu ik vastzit maar 1 keer per week.
Fitness deed ik in Hengelo bij Fit for Free. Dat is vanuit het NS station, onder het viaduct door en gelijk daar op de hoek. Tegenover Siemens daar. Oh nee dat is Basic Fit met dat oranje. Ja met oranje want ik kreeg nog zo'n Bidon met Basic Fit.
Het proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Overijssel van 11 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 2] :
Op de vraag hoe vaak ik [verdachte] heb gezien antwoord ik: 1 keer, in Hengelo. Dat was op
de parkeerplaats tegenover het politiebureau. [naam 16] had mij gezegd dat hij daar stond te
wachten. Ik stapte uit en hij stond voor zijn auto en daar heb ik hem het geld gegeven. Hij
stond daar met een witte Jaguar. De exacte datum weet ik niet meer.
Het mutatierapport van de politie, eenheid Oost-Nederland van donderdag 2 februari 2017, ZD02 pagina 868, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 2 februari 2017 om 22.29 uur zagen rapps een witte Jaguar over de Deldensestraat te Hengelo in de richting van de Willemstraat rijden. De witte Jaguar parkeerde tegenover het bureau. Bij aanspreken van de bestuurder bleek dit [verdachte] te zijn. Op de vraag hoe lang hij het ding al op naam had, gaf hij aan twee weken en dat klopt wel ongeveer.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 23 september 2017, ZD02 pagina’s 991, 992, 995, 996 en 998, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
A: [verdachte] , [verdachte] .
V: Dat is
A: Die de kapper heeft in de fik gestoken
V: Ja even, hij heeft jou dat verhaal verteld dat hij dat zelf gedaan heeft hè.
A: Ja
V: De brandstichting op de kapper
A: Jaja
V: Wanneer heeft hij jou dat verteld?
A: Die dag dat die aanslag is gekomen op [slachtoffer 9] zijn huis.
V: Ja en jij ben eerst gevraagd om het uit te voeren hè.
A: ja ja ja
V; en eh op welke manier zou je dat moeten of mogen doen?
A; ik weet niet. Ik heb niet gedaan!
V: Nee dat weet ik
V: Nee maar wat was de vraag, moest hij dood, wat was de opdracht zeg maar'
A: hij moest dood
V: hij moest dood ja, dat was de opdracht?
A: Ja
V: en de manier waarop? Is daar ook nog over gesproken?
A: Zo veel pijn mogelijk.
A: Ik weet alleen [verdachte] heeft gedaan. Heeft hij mij zelf verteld en ik wist het al.
V: ja
A: Alleen hij heeft gewoon zelf gezegd live.
V: en nou had hij de verkeerde, heeft hij wel geld gehad dan?
A: ja natuurlijk
V: Ja
A: Natuurlijk heeft hij zijn geld gehad.
Hij heeft gewoon zijn werk gedaan die jongen.
V: Ja
A: niet minder, niet meer. Hij heeft gewoon gedaan wat die opdracht is gegeven.
Het proces-verbaal van de rechter-commissaris in de rechtbank Overijssel, zitting houdende in de beveiligde rechtbank ‘De Bunker’ van 11 december 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige [getuige 1] :
U vraagt mij hoe vaak ik [verdachte] in het echt heb gezien.
Ik heb één keer met hem gesproken. Dat was in Enschede.
Het is hoe het er staat, ik lieg niet. [verdachte] heeft het vertelt. Niets meer en niets minder.
Feit 3
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 november 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee van [verbalisant] en [verbalisant] , ZD04 pagina 0025;
Het proces-verbaal onderzoek wapen van [verbalisant] , ZD04 pagina’s 0174 tot en met 0176 met bijlagen.
Feit 4
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] van 1 februari 2017, ZD01 pagina 0037 en 0038 met foto’s, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Nadat ik die nacht, dinsdag 31 januari 2017, rond 02:30 uur, door [naam 14] en [naam 17] werd afgezet, liep ik naar mijn auto. Ik deed het portier met het kaartje open en ging op de bestuurdersstoel zitten. Hierna sloot ik het portier en op het moment dat ik het kaartje in de sleuf van het contact wilde stoppen zag ik ineens die schaduw waarover ik al eerder sprak. Vervolgens werd er door een man, door de ruit van mijn auto op mij geschoten en werd ik hierbij geraakt in mijn rechterwang. Door dit schot kwam ik op mijn rechterzijde terecht en wel met mijn gezicht naar beneden op de bijrijdersstoel. Vervolgens werd er door deze man, meerdere keren, door het raam en waarvan het glas gebroken was, op mij geschoten.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] van 1 februari 2017, ZD01 pagina 135, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
In de nacht van 30 op 31 januari 2017 hoorde ik ineens twee knallen. Ik keek uit het slaapkamerraam aan de voorzijde van de woning van mijn moeder aan de [adres 8] in Enschede. Ik zag dat er aan de bestuurderskant van de auto een persoon stond. Ik zag dat deze persoon met gestrekte arm naar de auto wees. Ik hoorde vervolgens nog twee of drie knallen. Ik zag lichtflitsen bij de hand van de persoon vandaan komen. Het leken een soort vuurvonken. De schutter schoot echt op de auto. Na het schieten zag ik dat de schutter zijn hand richting zijn middel bewoog en wegrende achter de achterzijde van de auto langs.
Het geschrift, te weten een letselbeschrijving Forensische geneeskunde betreffende [slachtoffer 4] , GGD Twente, van 1 april 2017, ZD01 pagina 051:
Medische informatie [slachtoffer 4] . Multiple schotverwondingen.
De ouderdom van de letsels passen bij het huidige tijdsinterval. De verwoningen ter plaatse van de schouder, passen bij een in- en uitschotwond. In de linker onderarm zijn deeltjes zichtbaar die goed kunnen passen bij kogelresten.
Hoofd.
Op 1,5 cm rechts van de rechter mondhoek is over een oppervlakte van 2 x 1,5 cm de huid bedekt met een korst die diep-donkerrood gekleurd is. Richting het oor is de huis over 0,5 cm lichtrood gekleurd als een halve-maan om de donkere verkleuring heen.
Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Rug.
Op de rug rechts, 9 cm van de okselplooi. is de huid grijs-rose gekleurd met een diameter van ongeveer 0,5 cm. De huid lijkt intact. Hierboven is een lichtbruine, boemerang-vormige verkleuring zichtbaar.
Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Op de rug links, ongeveer 4,5 cm rechts van de okselplooi, is de huid rood-paars gekleurd met een diameter van ongeveer 1,5 cm. Ongeveer 5 cm boven deze verwonding is de huid eveneens paars-rood gekleurd met er omheen een licht-rode verkleuring met een totale diameter van ongeveer 1,5 cm. Rond de bovenste helft is de huid bandvormige lichtbruin
gekleurd met een breedte van bijna 0,5 cm.
Het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 6 februari 2017, ZD01 pagina’s 233 en 234, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Omstreeks 02.39 uur kregen wij de melding van de meldkamer dat er geschoten zou zijn aan de Ruischenborchstraat in Enschede.
Ter plaatse zag ik een personenauto, merk Renault voorzien van het kenteken [kenteken 2] . Het bestuurdersportier was geopend en ik zag het glas aan de linkerzijde van de personenauto geheel verbrijzeld was.
In de directe nabijheid van de personenauto zag ik 5 hulzen op straat en op de stoep liggen.
Aan de rechterzijde van de personenauto zag ik twee uitschot gaten zitten in het bijrijdersportier.
Het proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisant J.W. Hanste van 31 januari 2017, ZD01 pagina 60, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Op dinsdag 31 januari 2017, tussen 03:51 uur en 06:39 uur, heb ik ter plaatse in (en rond) perceel [adres 9] te Enschede een forensisch onderzoek ingesteld.
Vanaf de J.J. van Deinselaan zag ik op ongeveer 20 meter aan de rechterkant, een 4-deurs personenvoertuig van het merk Renault, type Megane voorzien van kenteken [kenteken 2] . Het linkervoorportier van het voertuig stond open en ik zag glassplinters op de grond en in de auto liggen.
Ik zag in de goot en ongeveer 1,8 meter achter de Megane, 1 huls (sporenbord 3).
Linksachter en linksonder de Megane zag ik op het trottoir en in de goot 7 hulzen (sporenborden 4 t/m 9 en 11)
Linksonder de Megane, net voor het achterwiel zag ik een patroon (sporenbord 10).
Onder de Megane zag ik een huls (sporenbord 12).
De 9 hulzen en 1 patroon werd door mij veiliggesteld en inbeslaggenomen.
Op de hulsbodems konden de volgende stempels worden afgelezen:
Sporenbord 3 - "9mm Luger C.B.C.'
Sporenbord 4 - "9mm Luger C.B.C.'
Sporenbord 5 - "9mm Luger C.B.C."
Sporenbord 6 - "9mm Luger C.B.C.'
Sporenbord 7 - onleesbaar
Sporenbord 8 - "9mm Luger G.F.L.'
Sporenbord 9 - "9 x 19 94"
Sporenbord 10 - "9 x 19 94"
Sporenbord 11 - "9mm Luger C.B.C.”
Sporenbord 12 - "9mm Luger G.F.L."
Goednummer : PL0600-2017047671-1359199
SIN : AAGW1218NL
Object : Munitie (Huls)
Land : Nederland
Bijzonderheden : Sb3 – huls – bodemstempel: “9mm luger c.b.c.”
Goednummer : PL0600-2017047671-1359208
SIN : AAGW1221NL
Object : Munitie (Huls)
Land : Nederland
Bijzonderheden : Sb6 – huls – bodemstempel: “9mm luger c.b.c.”
Goednummer : PL0600-2017047671-1359209
SIN : AAGW1222NL
Object : Munitie (Huls)
Land : Nederland
Bijzonderheden : Sb7 – huls – bodemstempel: onleesbaar
Goednummer : PL0600-2017047671-1359214
SIN : AAGW1224L
Object : Munitie (Huls)
Land : Nederland
Bijzonderheden : Sb9– huls – bodemstempel: “9.19 94”
Goednummer : PL0600-2017047671-1359217
SIN : AAGW1225NL
Object : Munitie (Huls)
Land : Nederland
Bijzonderheden : Sb10 – huls – bodemstempel: “9 x 19 94”
Een schriftelijk bescheid, te weten deskundigenrapportage, Forensisch DNA-onderzoek, opgemaakt en ondertekend door dr. M. Hidding, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, verbonden aan The Maastricht Forensic Institute, van 11 april 2017, ZD01, pagina 290:
Het DNA-profiel afkomstig van de bemonstering van de huls, Sb6 (AAGW1221NL), is op 11 april 2017 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken.
Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte] (REI264), geboren op [geboortedatum] 1981 (DNA-profielcluster nummer 16136).
De resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn weergeven in tabel 2.
[tabel DNA onderzoek]
Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapportage, Munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Enschede op 31 januari 2017, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] , NFI-deskundige wapens en munitie, verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut, van 8 januari 2018, Forensisch dossier ordner 20, pagina 9373 (oud):
De vijf hulzen [AAGW1218NL, -19NL, -20NL,-21NL en -26NL] zijn voorzien van het bodemstempel '9mm LUGER CBC'. De twee hulzen [AAGW1222NL en -24NL] zijn voorzien van het bodemstempel 'L Y 9x19 94'. De twee hulzen [AAGW1223NL en -27NL] zijn voorzien van het bodemstempel 'G.F.L. 9mm LUGER'. Gezien deze bodemstempels en de afmetingen zijn alle hulzen van het kaliber 9mm Parabellum.
De aanduidingen '9mm Luger' en '9x19' zijn synoniemen hiervan. De letters 'CBC' (in combinatie met een symbooltje in het slaghoedje),'L Y' en 'G.F.L.' duiden op respectievelijk de munitiemerken Magtech, Norinco en Fiocchi. De toevoeging '94' in het bodemstempel van de hulzen [AAGW1222NL en -24NL] (Norinco) wijst op het fabricagejaar 1994.
Het proces-verbaal van inbeslagneming van verbalisant [verbalisant] van 27 februari 2017, ZD 01 pagina’s 332 en 333, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Onderzoek 26Janebell/LEFCF15008.
Op dinsdag 21 februari 2017 bevond ik mij in de rol van perceelcoördinator ter doorzoeking in de woning op het adres [adres 6] te Hengelo.
Ik zag dat deze tas zich op een bank in de slaapkamer bevond en openstond. Tijdens het veiligstellen bleek de tas de volgende inhoud te bevatten:
Het proces-verbaal van onderzoek onderdelen en munitie van verbalisant [verbalisant] van 13 april 2017, ZD 01 pagina’s 272, 273, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Binnen het onderzoek 26Janebell zijn tijdens een doorzoeking in perceel [adres 6] te Hengelo goederen inbeslaggenomen.
Munitie-omschrijving 6:
BVH-goednummer : PL2600-2015039072-749776
Summ-IT-goednummer : LEFCF15008_375274
Inbeslagnamenummer : [adres 6] .02.01.008
Categorie omschrijving : Wapens/munitie/springstof
Object : Munitie (Patroon)
Aantal/eenheid : 83 stuks
Merk/type : (…)
28 x China North Industries, kaliber 9x19 mm
33 x Fiocchi, kaliber 9 mm Luger
Spooridentificatienr. : AAJI2615NL
Ik zag dat deze patronen in een plastic bakje zaten.
Munitie-omschrijving 7:
BVH-goednummer : PL2600-2015039072-749792
Summ-IT-goednummer : LEFCF15008_375275
Inbeslagnamenummer : [adres 6] .02.01.009
Categorie omschrijving : Wapens/munitie/springstof
Object : Munitie (Patroon)
Aantal/eenheid : 10 stuks
Merk/type : (…)
2 x Fiocchi, kaliber 9 mm Luger
3 x China North Industries, kaliber 9x19 mm
Spooridentificatienr. : AAJI2622NL
Ik zag dat deze patronen zich bevonden in een zwart plastic koffertje, model Pelicase, voorzien van het opschrift: “FT67107-200 E”.
Munitie-omschrijving 8:
BVH-goednummer : PL2600-2015039072-749780
Summ-IT-goednummer : LEFCF15008_375277
Inbeslagnamenummer : [adres 6] .02.01.011
Categorie omschrijving : Wapens/munitie/springstof
Object : Munitie (Patroon)
Aantal/eenheid : 83 stuks
Merk/type : (…)
2 x China North Industries, kaliber 9x19 mm
1 x Fiocchi, caliber 9mm Luger
Spooridentificatienr. : AAJI2624NL
Ik zag dat in een beige toilettas van het merk Active een tweetal patroonmagazijnen zonder opschrift of kaliber aanduiding en 70 stuk munitie aanwezig waren.
Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 6 november 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Binnen SIN AAJI2615NL bevonden zich onder meer 28 kogelpatronen in het kaliber 9x19.
Binnen SIN AAIJ2622NL bevonden zich onder meer 3 kogelpatronen in het kaliber 9x19.
Binnen SIN AAIJ2624NL bevonden zich onder meer 2 kogelpatronen in het kaliber 9x19. Ik
zag tijdens het onderzoek dat deze patronen op de hulsbodems waren voorzien van een
identiek bodemstempel. Ik zag dat boven het slaghoedje in de hulsbodems de
kaliberaanduiding "9x19" zichtbaar was. Verder zag ik dat links van het slaghoedje de
letter "L" zichtbaar was. Ook zag ik dat rechts van het slaghoedje de letter "Y"
zichtbaar was. Tevens zag ik dat onder het slaghoedje het getal "94" zichtbaar was.
Ambtshalve is mij bekend dat dergelijke getalcoderingen op hulsbodems door veel
fabrikanten worden gebruikt om het jaar van productie van de munitie aan te geven. Het
voornoemde getal "94" zou dan duiden op productiejaar 1994.
In band 2 van het Handboek Vuurwapens, uitgegeven door Koninklijke Vermande staat op
pagina 85 van hoofdstuk IX (Tekens op munitie), paragraaf 2 (Bodemstempels), 2 maal de
bodemstempelcode LY. Onder deze 2 bodemstempelcodes staat een adrescode, welke bestaat
uit 5 cijfers.
De tweede genoemde bodemstempelcode LY is vergezeld van de adrescode 50709. Als
bijbehorende producent staat genoemd: China North Industries Corporation, Norinco.
Aangezien op de hulsbodem van de patronen het getal 94 zichtbaar was, is het zeer
waarschijnlijk dat de betreffende hulsbodems geproduceerd zijn in 1994 door China North
Industries Corporation. Derhalve had ik deze naam in mijn proces-verbaal onderzoek
onderdelen en munitie vermeld als merknaam, waarbij ik abusievelijk het woord Corporation
niet heb vermeld.
Het aanvullend proces-verbaal LY-munitie van verbalisant [verbalisant] van 22 oktober 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van die verbalisant:
Onderzoek hulzen LY 9x19 94:
Op 27 maart 2018 ontving ik per mail van [verbalisant] , deskundige Wapens en Munitie van het NFI, aanvullende informatie betreffende de aangetroffen hulzen. De email bevatte onder meer de tekst :
"zoals afgesproken op de FIT van 19-03-2018, de volgende informatie. Ik heb uitgezocht hoe vaak munitie met het bodemstempel 9x19 LY 94 in Nederland is voorgekomen na 01-01-2009 (vroegste datum dat we deze gegevens beschikbaar hebben). Van de ca. 3000 zaken waarin hulzen zijn ontvangen, hadden 5 zaken (niet de zaken van jullie) hulzen met het bodemstempel 9x19 L Y 94. Het gaat om de volgende zaken
Zoetermeer 28-09-2009, PL1505-200918129
Haarlem 3-12-2010, PL126H-2010131711
Steenbergen (Brabant) 11-01-2014, PL206C-2014008157
Hoogwoud, 21-03-2016, PLll00-2016063767
Rotterdam, 30-10-2016, PL1700-2016353524
Het feit dat we deze munitie sinds 2009 bij maar 5 zaken gezien hebben geeft aan dat deze munitie redelijk zeldzaam is."
Een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapportage, Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een poging doodslag/moord in Enschede op 2 februari 2017, opgemaakt en ondertekend door dr. P.A. Maaskant-van Wijk verbonden aan het NFI, van 9 februari 2018, ZD01, pagina’s 299, 300 en 301:
Vraagstelling
Politie Eenheid Oost-Nederland heeft verzocht het aangeboden onderzoeksmateriaal te onderzoeken op de aanwezigheid van humane biologische sporen en DNA. Het doel van dit onderzoek is het verzamelen van celmateriaal dat afkomstig kan zijn van de drager van de bivakmuts AAKS6289NL en de handschoenen AAKS6290NL, AAKS6291NL en AAKS6292NL.
In Tabel 1 staat vermeld van wie het DNA op grond van het vergelijkend DNA-onderzoek
afkomstig kan zijn. Dit betekent dat als een (onbekende) persoon niet vermeld wordt, erop
basis van het vergelijkend DNA-onderzoek geen aanwijzing is voor de aanwezigheid van
DNA van deze persoon in die bemonstering.
[tabel DNA bemonstering]
een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapportage, Vergelijkend schotrestenonderzoek naar aanleiding van diverse schietincidenten in Nederland en Duitsland in 2017, opgemaakt en ondertekend door dr. ir. A. Knijnenberg, als NFI-deskundige schotrestenonderzoek verbonden aan het NFI, van 8 maart 2019:
Handschoenen en bivakmuts
De deeltjes die zijn aangetroffen op de handschoenen en de bivakmuts vertonen onderling grote overeenkomsten en worden daarom als één verzameling behandeld. Op al deze stukken van overtuiging zijn loodhoudende categorie A deeltjes met de elementsamenstelling PbBaSb aangetroffen. Naast deze drie hoofdelementen zijn diverse kenmerkende aanvullende elementen in de categorie A deeltjes aangetroffen. Het gaat daarbij om de elementen Sn, Al, Si, Hg, Fe en Ni. De
frequentie waarmee de verschillende elementen worden aangetroffen in de deeltjes varieert, waarbij Sn, Al, Si en Fe regelmatig worden aangetroffen en Hg en Ni in veel mindere mate.
Naast de categorie A deeltjes zijn op de stukken van overtuiging vele verschillende categorie B deeltjes aangetroffen, die voor een groot deel uit verschillende combinaties Pb, Ba en Sb bestaan. Naast deze drie elementen, zijn in diverse klassen dezelfde aanvullende elementen aangetroffen als bij de categorie A deeltjes. De categorie 8 deeltjes zijn daarmee ondersteunend aan de categorie A deeltjes.
Samengevat wijzen de deeltjes die zijn aangetroffen op de handschoenen en de bivakmuts op meerdere verschillende groepen munitie, waarbij minimaal drie groepen munitie onderscheiden kunnen worden. Deze drie groepen worden gekenmerkt door: (1) loodhoudende categorie A deeltjes met Sn en bijbehorende categorie 8 deeltjes, (2) loodhoudende categorie A deeltjes met Al en bijbehorende
categorie 8 deeltjes en (3) kwikhoudende munitie met categorie A of 8 deeltjes. Naast de hier gespecificeerde kenmerken kunnen de deeltjes verder nog andere elementen — zoals Si — bevatten. Tevens kan de aanwezigheid van andere groepen munitie niet worden uitgesloten.
Poging moord [slachtoffer 4] (31 januari 2017, Enschede)
De hulzen worden allen gekenmerkt door loodhoudende categorie A deeltjes met de elementsamenstelling PbBaSb en ondersteunende categorie B deeltjes bestaande uit verschillende combinaties van dezelfde drie elementen Pb, Ba en Sb. In aanvulling hierop worden voornoemde deeltjes - afhankelijk van het bodemstempel - in meet of mindere mate gekenmerkt door de aanwezigheid van Al en/of Si. Op basis van deze analyse is het te verwachten dat er bij het verschieten van deze huizen met één en hetzelfde vuurwapen, deeltjes vrijkomen met verschillende combinaties van de elementen Pb, Ba, Sb, Al en Si.
een schriftelijk bescheid, te weten een deskundigenrapportage, Beantwoording vragen naar aanleiding van schotrestenonderzoeken in relatie tot diverse schietincident in Nederland en Duitsland in 2017, opgemaakt en ondertekend door dr. ir. A. Knijnenberg, als NFI-deskundige schotrestenonderzoek verbonden aan het NFI, van 24 oktober 2019:
Op basis van de verzameling deeltjes die is aangetroffen op de handschoenen
[AAKS629ONL t/m -92NLJ en de bivakmuts [AAKS62S9NLJ zijn — zoals beschreven in het rapport van 8 maart 2019 — minimaal drie groepen munitie te onderscheiden.
Een groep munitie is daarbij gedefinieerd als een verzameling munitie die bij het verschieten dezelfde typen schotresten produceren. Munities van verschillende merken en kalibers kunnen daarmee dus binnen één groep vallen.
De typering van de schotresten is gebaseerd op de elementen die in de aangetroffen deeltjes aanwezig zijn. Aan de hand van deze elementen worden de aangetroffen deeltjes eerst geklassificeerd volgens een vast schema van categorie A en B deeltjes, zie paragraaf 2.3 van de Bijlage schotrestenonderzoek. Vervolgens wordt gekeken welke kenmerkende elementen er nog meer in de betreffende deeltjes aanwezig zijn. De combinatie van al deze informatie bepaald uiteindelijk binnen welke groep munitie de verzameling deeltjes past. Hierbij wordt opgemerkt dat lang niet alle soorten deeltjes kenmerkend zijn voor één bepaalde groep munitie. Deze soorten deeltjes kunnen dus worden aangetroffen bij verschillende groepen munitie. Het is dan niet mogelijk om te bepalen tot welke groep munitie die deeltjes behoren.
In de verzameling deeltjes die is aangetroffen op de handschoenen en de bivakmuts zijn — zoals eerder aangegeven — kenmerken aangetroffen die passen bij minstens drie groepen munitie. Deze kenmerken betreffen: (1) loodhoudende categorie A deeltjes met Sn en bijbehorende categorie B deeltjes, (2) loodhoudende categorie A deeltjes met Al en bijbehorende categorie B deeltjes en (3) kwikhoudende munitie met categorie A of B deeltjes. Sommige van deze en de overige in de verzameling aanwezige categorie A en B deeltjes passen bij meerdere van de drie groepen munities. Het is daarom niet mogelijk om de verzameling deeltjes op basis van de (minimaal) drie groepen munitie nauwkeurig te verdelen in drie subverzamelingen.
[tabel hulzen]
Er vanuit gaande dat – zoals in de vraagstelling vermeld – de deeltjes op de bivakmuts en de handschoenen aan de incidenten gekoppeld zijn, kan op basis van tabel 1 geconcludeerd worden dat: de op de handschoenen en de bivakmuts aangetroffen verzameling schotresten gevormd kan worden als er een bijdrage is van de schietincidenten ‘schieten op [loungeclub] ’ en/of ‘schieten op woning Benkoelenstraat’ in combinatie met minimaal één van de overige schietincidenten, i.e. ‘poging moord op [slachtoffer 4] ’, ‘poging moord op [slachtoffer 8] ’ of ‘schieten op woning Rietstraat’.
Feit 5
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 november 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
De bij het proces-verbaal van bevindingen bedreigingen door [verdachte] vanuit PI naar [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [naam 18] gevoegde tapgesprekken, ZD 09, pagina’s 0143, 0151, 0249, 0353, 354 en 0458;
De als bijlage bij het relaas proces-verbaal gevoegde tapgesprekken, ZD 10, pagina’s 0017, 0018, 0020, 0021, 0026, 0027, 0032 tot en met 0034, 0036 tot en met 0038, 0047 tot en met 0049, 0058, 0063, 0073, 0085, 0086, 0088 tot en met 0096;
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , van 6 november 2017, pagina 0126 (ZD 10).