ECLI:NL:RBOVE:2019:4801

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
19 december 2019
Zaaknummer
08-770345-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee broers voor poging tot doodslag en wapenbezit na schietpartij in Vriezenveen

Op 19 december 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen twee broers, van 51 en 56 jaar oud, die op 21 december 2018 in Vriezenveen met vuurwapens op elkaar schoten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de broers in een conflict over geld met elkaar in een gewelddadige confrontatie verwikkeld raakten. De 56-jarige broer werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar en moet bijna 2000 euro schadevergoeding betalen, terwijl de 51-jarige broer meer dan 9000 euro moet betalen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd zijn broer en een getuige van het leven te beroven door meerdere keren met vuurwapens op hen te schieten, terwijl zij zich in een voertuig bevonden. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard op basis van getuigenverklaringen en camerabeelden. De verdachte heeft bekend dat hij met vuurwapens op zijn broer heeft geschoten, wat leidde tot ernstige gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, en heeft een lange gevangenisstraf opgelegd om de ernst van de gepleegde misdrijven te onderstrepen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-770345-18 (P)
Datum vonnis: 19 december 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1963 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] ,
nu verblijvende in PI Almelo te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 22 maart 2019, 15 april 2019, 11 juli 2019, 8 oktober 2019, 29 november 2019 en 5 december 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Zwarts en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na een aanpassing van de tenlastelegging ex artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en een wijziging van de tenlastelegging ex artikel 313 Sv, beide van 29 november 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:heeft getracht [broer] en [getuige] van het leven te beroven;
feit 2:twee vuurwapens met munitie voorhanden heeft gehad en
feit 3:een Volkswagen Transporter (kenteken [kenteken] ) heeft vernield.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 21 december 2018, te Vriezenveen, gemeente Twenterand, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (een) perso(o)n(en), genaamd [broer] en/of [getuige] , opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal met een of meer vuurwapens op/in de richting van die [broer] en/of die [getuige] heeft geschoten (terwijl die [broer] en/of die [getuige] zich (op dat moment) in een
(bedrijfs)bus/voertuig bevond(en)), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 21 december 2018, te Vriezenveen, gemeente Twenterand,
een of meer vuurwapens van categorie III, te weten een vuurwapen/pistool (merk/type Taurus Pt 92 Af) (kaliber 9 mm para) en/of een vuurwapen/pistool (merk/type onbekend) (kaliber 6.35 mm) en/of munitie van categorie II en/of categorie III, voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 21 december 2018, te Vriezenveen, gemeente Twenterand, opzettelijk en wederrechtelijk een (bedrijfs)bus (Volkswagen Transporter) (kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever] en/of " [bedrijf] " toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Verdachte en [broer] zijn broers van elkaar. Tussen verdachte en diens schoonzoon [schoonzoon verdachte] (hierna: [schoonzoon verdachte] ) enerzijds en [broer] anderzijds bestond sinds begin 2017 onenigheid over geld. [broer] was van mening dat hij nog een substantieel bedrag tegoed had van [schoonzoon verdachte] en in het verlengde daarvan van verdachte. [broer] had meerdere malen om betaling verzocht, op een volgens verdachte zodanig wijze dat daardoor angst ontstond bij verdachte, [schoonzoon verdachte] en diens echtgenote (tevens de dochter van verdachte). Uit het dossier volgt dat er door [schoonzoon verdachte] diverse meldingen zijn gedaan bij de politie die op 19 november 2018 resulteerden in een zogenaamde “afspraak op locatie” hetgeen inhoudt dat er kort gezegd door de politie zeer alert gereageerd wordt op meldingen vanaf een bepaalde locatie.
Op 21 december 2018, omstreeks 12.00 uur, kwam [broer] naar het bedrijfspand van [schoonzoon verdachte] om verdachte en [schoonzoon verdachte] te spreken. In het bedrijfspand waren meerdere mensen aanwezig. [broer] kreeg verdachte en [schoonzoon verdachte] niet te spreken, waarop [broer] het terrein weer wilde verlaten in een Volkswagen Transporter, toebehorende aan [aangever] . In deze Transporter zat op dat moment ook [getuige] (hierna: [getuige] ) als bijrijder.
Op camerabeelden is te zien dat de Transporter achteruit wegrijdt en daarna vooruit de weg op draait en tot stilstand komt. Kort daarna gaat de deur van het pand open, komt verdachte naar buiten en schiet vrijwel direct twee maal met een vuurwapen op de Transporter waarin [broer] en [getuige] zich bevinden. Het raam aan de bestuurderszijde van de Transporter wordt geraakt en verbrijzelt. [getuige] valt vanuit de Transporter op de straat en rent weg in de richting waarin de Transporter met [broer] als bestuurder wegrijdt.
Verdachte loopt de straat op en schiet enkele malen in de richting waarin de Transporter is weggereden en [getuige] is weggerend. Vervolgens gaat verdachte terug richting de deur van het pand. Te zien is dat vervolgens de Transporter (die kennelijk buiten beeld is gekeerd) terug rijdt naar het pand van [schoonzoon verdachte] . De Transporter stopt voor het pand. Verdachte schiet dan met twee wapens in de richting van de Transporter, waarop deze weer wegrijdt. Verdachte loopt de straat op en ziet hoe de Transporter wederom is gekeerd en terug rijdt in de richting van het bedrijfspand. De Transporter stopt weer voor het pand. Er zijn dan meerdere schoten te horen.
Ter plaatse treffen verbalisanten vijftien kogelhulzen aan, waarvan dertien afkomstig uit de door verdachte gebruikte vuurwapens. In de Transporter zijn zeven schootsbanen aangetroffen.
Zowel bij de politie als ter zitting heeft verdachte bekend dat hij meermalen met vuurwapens gericht op zijn broer geschoten heeft.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de bewezenverklaring geen verweer gevoerd.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin Sv, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
Feit 1:
  • Het proces-verbaal van terechtzitting d.d. 29 november 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal onderzoek camerabeelden, opgenomen in het aanvullende proces-verbaal, gesloten op 9 april 2019, pagina 16;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 28 december 2018, dossierpagina’s 467-468.
De rechtbank overweegt hierbij dat verdachte door meermalen met een vuurwapen gericht te schieten op de Transporter, wetende dat zijn broer inzittende was van die auto, verdachte niet alleen opzet heeft gehad op de levensberoving van zijn broer, maar ook opzet heeft gehad op de levensberoving van mogelijke inzittenden van die auto ( [getuige] ).
Feit 2:
  • Het proces-verbaal van terechtzitting d.d. 29 november 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal onderzoek wapen van 28 januari 2019, dossierpagina’s 399-400;
  • het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 25 november 2019, door verbalisant [verbalisant] , betreffende “onderzoek mbt 2e vuurwapen [verdachte] ”.
Feit 3:
  • Het proces-verbaal van terechtzitting d.d. 29 november 2019, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte;
  • het proces-verbaal van aangifte door [aangever] van 15 januari 2019, dossierpagina 507.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 21 december 2018, te Vriezenveen, gemeente Twenterand, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om personen, genaamd [broer] en [getuige] , opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met vuurwapens in de richting van die [broer] en die [getuige] heeft geschoten terwijl die [broer] en die [getuige] zich op dat moment in een voertuig bevonden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op 21 december 2018, te Vriezenveen, gemeente Twenterand, vuurwapens van categorie III, te weten een pistool (merk/type Taurus Pt 92 Af) (kaliber 9 mm para) en een pistool (kaliber 6.35 mm) en munitie van categorie III, voorhanden heeft gehad;
3
hij op 21 december 2018, te Vriezenveen, gemeente Twenterand, opzettelijk en wederrechtelijk een bus Volkswagen Transporter (kenteken [kenteken] ), die aan [aangever] toebehoorde, heeft beschadigd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 287 juncto 45 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en artikel 26 Wet wapens en munitie. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
poging doodslag, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een kortere gevangenisstraf bepleit door te wijzen op de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte en zijn schoonzoon [schoonzoon verdachte] hadden al geruime tijd onenigheid met verdachtes broer, [broer] , over geld. Verdachte en zijn familie voelden zich in toenemende mate door [broer] bedreigd en onder druk gezet om hem geld te geven, hetgeen tot spanningen bij verdachte leidde. Verdachte en [schoonzoon verdachte] meldden enerzijds het gedrag van [broer] bij de politie, maar anderzijds bewapende verdachte zich ook met twee vuurwapens.
De opgebouwde spanning leidde tot de schietpartij op 21 december 2018, waarbij de broers elkaar over en weer gericht hebben beschoten. Er werden tenminste zeventien schoten uitgewisseld. Er waren meerdere personen in de buurt, zowel in de Transporter waarin [broer] zich bevond (te weten [getuige] ) als in en rond het bedrijfspand waarin verdachte zich bevond. Verdachte heeft geprobeerd zijn broer [broer] met een vuurwapen van het leven te beroven. Daarbij had ook [getuige] , die als passagier bij [broer] in de Transporter zat, het leven kunnen laten. Forensisch onderzoek aan de Transporter heeft zeven schootsbanen aangetoond. Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten, die fataal hadden kunnen aflopen voor zijn broer en [getuige] en waarbij gelet op de plaats (aan de openbare weg) en het tijdstip (op klaarlichte dag) onschuldige passanten geraakt hadden kunnen worden. Dat dit niet is gebeurd is een gelukkige toevalligheid en niet aan verdachte te danken. Het mag een wonder genoemd worden dat niemand geraakt is. Uit niets blijkt dat verdachte bij deze gevaarzetting stilgestaan heeft en oog heeft gehad voor zijn omgeving. Dat rekent de rechtbank verdachte aan.
Door zijn handelswijze heeft verdachte niet alleen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, maar ook een bijdrage geleverd aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij welke aangewakkerd worden door incidenten als de onderhavige. Daarbij neemt de rechtbank het verdachte zeer kwalijk dat hij over meerdere vuurwapens beschikt en die binnen handbereik heeft. Het bezit van dergelijke verboden wapens kan leiden tot extreme excessen zoals op 21 december 2018.
Van de zijde van de verdediging is een uitvoerig strafmaatverweer gevoerd, waarin onder verwijzing naar bepaalde gebeurtenissen en naar het feit dat verdachte al langer hierover met de politie in gesprek zou zijn, gewezen is op de zeer grote dreiging die in de beleving van verdachte over een langere periode vanuit [broer] jegens hem en jegens zijn naasten uitging. Dit kan en mag naar het oordeel van de rechtbank echter nooit een reden vormen om op zodanige wijze het recht in eigen hand te nemen als verdachte heeft gedaan. Daarbij neemt de rechtbank het verdachte kwalijk dat hij als eerste geschoten heeft, terwijl op dat moment geen directe dreiging van [broer] of [getuige] uitging. Verdachte koos er bewust voor te schieten en trok zich niet terug nadat [broer] het terrein verliet, maar bleef op [broer] schieten, ook toen deze daarna nog twee keer terugkwam. Het gemak waarmee verdachte het recht in eigen hand heeft genomen en het leven van zijn broer en [getuige] in de waagschaal heeft gelegd rekent de rechtbank verdachte zeer aan.
Voorts betrekt de rechtbank in haar oordeel het reclasseringsadvies d.d. 7 maart 2019 en een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 28 augustus 2019 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, laatstelijk in 2016 voor het bezit van een vuurwapen en munitie.
Gezien de ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[getuige]heeft zich als benadeelde partij (feit 1) gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1.859,99, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de post:
reiskosten ad € 34,99. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.825,00 gevorderd.
[broer]heeft zich als benadeelde partij (feit 1) gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [getuige] geheel toegewezen kan worden en de vordering van benadeelde partij [broer] niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [broer] niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [getuige] is geen verweer gevoerd.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van benadeelde partij [getuige] :
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het onder feit 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.859,99, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van benadeelde partij [broer] :
De opgevoerde schade is onvoldoende komen vast te staan, omdat de gestelde schade niet is onderbouwd, terwijl door of namens verdachte de omvang ervan is betwist. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om deze schadepost alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij die gelegenheid niet zal bieden.
De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 57 Sr en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: het misdrijf: poging doodslag, meermalen gepleegd;
feit 2: het misdrijf: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen en munitie van categorie III, meermalen gepleegd;
feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder de feiten 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[getuige]van een bedrag van € 1.859,99 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2018);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij [getuige] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit 1 tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € € 1.859,99,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 december 2018 ten behoeve van de benadeelde partij [getuige] , met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 28 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij [getuige] het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij [getuige] het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij
[broer]in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. M.A.M. Essed, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.A.J.H. Muurmans, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2019.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2018573247, Onderzoek Witrivier. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.