ECLI:NL:RBOVE:2019:4754

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
17 december 2019
Zaaknummer
08/201009-19 (P), 08/001080-18 (tul) en 08/178257-18 (tul)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor gewapende overval op tankstation in Hengelo met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 17 december 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 20-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De man was schuldig bevonden aan het plegen van een gewapende overval op een tankstation in Hengelo op 28 december 2018. Tijdens de overval richtte hij een vuurwapen, of een daarop gelijkend voorwerp, op de medewerksters van het tankstation en sommeerde hen om de kassa te openen. Hij en zijn mededader hebben geld en sigaretten weggenomen, evenals mobiele telefoons van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn beroep op psychische overmacht, strafbaar was voor het gepleegde feit. De rechtbank hield rekening met de ernst van de overval en de impact op de slachtoffers, die psychische gevolgen ondervonden van de gebeurtenis. Naast de gevangenisstraf werd de man ook verplicht om een schadevergoeding van in totaal ruim 4.000 euro te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank legde bijzondere voorwaarden op aan het voorwaardelijke deel van de straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan gedragsinterventies.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/201009-19 (P), 08/001080-18 (tul) en 08/178257-18 (tul)
Datum vonnis: 17 december 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ( [land] ),
wonende in [adres 1]
thans verblijvende in de PI Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 december 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. Leusink-Van Dijk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M. Grippeling, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander een gewapende overval op een tankstation heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 28 december 2018,
in de gemeente Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
-(een hoeveelheid) geld,
-(een hoeveelheid) (sloffen) sigaretten en/of
-een of meer (mobiele) telefoon(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation] (gelegen aan [adres 2] ) en/of aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s):
-voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn/hun hoofd/gezicht getrokken sjaal/doek en/of capuchon/muts, althans (in ieder geval)
voorzien van een geheel of gedeeltelijk bedekt gezicht en/of (beide) voorzien van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp — zich naar/in de tankstation winkel (behorende bij [tankstation] ) heeft/hebben begeven,
- ( vervolgens) (daarbij) (meermalen) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op (medewerksters) [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gericht (gehouden) (waarbij verdachte(n) (tevens) een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het gezicht en/of de borst van die [slachtoffer 2] (aan)drukt(en)),
- (
vervolgens) (daarbij) heeft/hebben geroepen: “Kassa, kassa, kassa” en/of “Kassa open” en/of “Kluis” (waarop voornoemde [slachtoffer 2] naar de kassa is gelopen en deze heeft geopend) en/of
-(vervolgens) (een hoeveelheid) geld uit de kassa heeft/hebben gegrepen/gepakt en/of in een tas heeft/hebben gestopt en/of
(daarbij/daarnaast) (een hoeveelheid) (sloffen) sigaretten in een tas heeft/hebben gestopt en/of (daarbij/daarnaast) de (mobiele) telefoon(s) van
die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] heeft/hebben (af)gepakt.

3.3. De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, de aangiftes en de camerabeelden, het tenlastegelegde bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, kort en zakelijk weergeven, op het standpunt gesteld dat verdachte heeft bekend als medepleger bij de gewapende overval betrokken te zijn geweest, maar dat hij dient te worden vrijgesproken van het houden van het (vuur)wapen tegen het gezicht en/of de borst van slachtoffer [slachtoffer 2] en van de diefstal van de mobiele telefoons.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met uitzondering van de hierboven vermelde onderdelen van de tenlastelegging – het houden van het (vuur)wapen tegen het gezicht en/of de borst van [slachtoffer 2] en de diefstal van de mobiele telefoons – heeft verdachte het tenlastegelegde bekend en is door of namens hem geen vrijspraak bepleit. Nu de rechtbank tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit komt, volstaat de rechtbank, onder verwijzing naar art. 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, ter motivering van haar beslissing daarom in zoverre met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen : [1]
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 december 2019, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte dat hij op 28 december 2018 als medepleger bij de gewapende overval betrokken is geweest;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , d.d. 28 december 2018, blz. 24 en 25 en
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , d.d. 28 december 2018, blz. 28 en 29.
De rechtbank acht ook bewezen dat bij de gewapende overval een (vuur)wapen tegen het gezicht en de borst van [slachtoffer 2] is aangedrukt. Zowel [slachtoffer 2] als slachtoffer [slachtoffer 1] heeft hierover tegenover verschillende opsporingsambtenaren zeer kort na de overval ondubbelzinnig en grotendeels gelijkluidend verklaard en de rechtbank acht de betreffende verklaringen op dit punt geloofwaardig.
De aangiftes van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] houden tevens in dat verdachte en zijn medeverdachte de mobiele telefoons van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben afgepakt. Verdachte heeft ter terechtzitting zelf ook bekend dat dit is gebeurd. Nu uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bovendien blijkt dat de telefoons ook meegenomen zijn richting de uitgang van de tankshop, is de rechtbank van oordeel dat verdachte en zijn medeverdachte deze telefoons hebben weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Dat de telefoons vervolgens ter hoogte van de uitgang van de winkel op de grond zijn gegooid maakt dit niet anders, aangezien verdachte en zijn medeverdachte in ieder geval tijdelijk de feitelijke heerschappij over de telefoons hebben gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op of omstreeks 28 december 2018, in de gemeente Hengelo (O),
tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
- een hoeveelheid geld,
- sloffen sigaretten en
- mobiele telefoons,
toebehorende aan [tankstation] (gelegen aan [adres 2] ) en aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en makkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader:
-
voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor hun hoofd/gezicht getrokken sjaal/doek en capuchon, en beiden voorzien van een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, zich in de tankstationwinkel (behorende bij [tankstation] ) hebben begeven,
- vervolgens daarbij een vuurwapen op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gericht waarbij verdachte tevens een vuurwapen tegen het gezicht en de borst van die [slachtoffer 2] aandrukte,
-
vervolgens daarbij hebben geroepen: “Kassa, kassa, kassa” en “Kluis” waarop voornoemde [slachtoffer 2] naar de kassa is gelopen en deze heeft geopend en
-
vervolgens een hoeveelheid geld uit de kassa hebben gegrepen en in een tas hebben gestopt en sloffen sigaretten in een tas hebben gestopt en de mobiele telefoons van
die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] hebben afgepakt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit word gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld als gevolg van psychische overmacht. Hij is door een criminele bekende door wie hij werd bedreigd onder druk gezet om de ten laste gelegde gewapende overval te plegen. Verdachte was kwetsbaar en beïnvloedbaar en moet daarom volgens de verdediging worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de verdediging moet worden verworpen.
De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht. Voor een geslaagd beroep op psychische overmacht moet sprake zijn van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand kon en ook niet behoefde te bieden. Nog afgezien van de omstandigheid dat het in ieder geval deels de eigen keuze van verdachte is geweest om zich te begeven in een crimineel milieu, kan op basis van de inhoud van het dossier niet worden vastgesteld dat op verdachte een zodanig grote en acute druk is uitgeoefend dat niet van hem kon worden gevergd dat hij de gewapende overval niet zou plegen.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de duur van het voorarrest. De verdediging heeft daarbij aangegeven dat verdachte bereid is mee te werken aan de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van een gewapende overval op een tankstation. Tegen sluitingstijd zijn zij, met bedekt gezicht en met een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp in hun handen, het tankstation binnen gegaan. Na binnenkomst hebben verdachte en zijn mededader hun wapens gericht op de medewerksters en heeft verdachte zijn wapen op/tegen het lichaam van slachtoffer [slachtoffer 2] gehouden, waarna één van de medewerksters werd gesommeerd de kassalade open te maken. Vervolgens is geld uit de kassalade weggenomen en zijn een aantal sloffen sigaretten in een sporttas gestopt. Verdachte en zijn mededader hebben vervolgens het tankstation verlaten en zijn weggerend met medeneming van de telefoons van de medewerksters, zodat zij niet direct de politie zouden kunnen bellen. De medewerksters van het tankstation, leeftijdgenoten van verdachte, hebben grote angsten uitgestaan. Uit de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] en de door haar ter zitting afgelegde slachtofferverklaring blijkt bovendien dat zij als gevolg van de overval last heeft van flashbacks, nachtmerries en slaapproblemen. De overval heeft voor haar grote psychische gevolgen gehad. Daarnaast veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank vindt het zeer ernstig en zorgwekkend dat verdachte als net meerderjarige jonge man een zo ernstig strafbaar feit heeft begaan. Bij de bepaling welke straf aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank bovendien acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder in verband met geweldsmisdrijven met justitie in aanraking is geweest, en op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken.
Al deze factoren wijzen in de richting van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte acht de rechtbank het niettemin van belang om een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen en aan het voorwaardelijke deel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen.
De rechtbank is, alles afwegende, van oordeel dat een gevangenisstraf van 30 maanden met een voorwaardelijk deel van 10 maanden met een proeftijd van 3 jaar voor verdachte passend en geboden is.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

8.1
De inhoud van de vorderingen
[tankstation] v.o.f. heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende post:
- geld en sigaretten (eigen risico verzekering) € 250,00.
[slachtoffer 2] , wonende te [plaats] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 4.187,94 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiele schade heeft betrekking op de volgende posten:
  • kapotte mobiele telefoon € 1.302,94;
  • eigen risico ziektekostenverzekering € 385,00.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,00 gevorderd. Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van € 7,04 aan proceskosten (reiskosten) gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de benadeelde partijen gevorderde schade kan worden toegewezen met vergoeding van de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van benadeelde partij [tankstation] kan worden toegewezen. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] moet volgens de verdediging, voor zover de vordering ziet op vergoeding van de mobiele telefoon, worden afgewezen omdat niet vaststaat dat de telefoon na de overval niet meer bruikbaar was. De gevorderde reiskosten kunnen volgens de verdediging worden toegewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [tankstation] v.o.f.. De opgevoerde schade is voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 250,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit eveneens rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] . De opgevoerde schade is, voor zover betrekking hebbend op de mobiele telefoon, betwist. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Uit de door de benadeelde partij overgelegde onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij voor de gestolen telefoon bij aanschaf een bedrag heeft betaald van € 1.093,31. De rechtbank zal de vordering, voor zover betrekking hebbend op vergoeding van de telefoon, tot dit bedrag toewijzen.
De overige gevorderde schade, het eigen risico van de ziektekostenverzekering (€ 385,00) en de gevorderde immateriële schade (€ 2.500,00), is voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt en zullen worden toegewezen. De rechtbank zal de vordering als geheel aldus (hoofdelijk) toewijzen tot een bedrag van € 3.978,31 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor een deel van € 202,59 niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de proceskosten (reiskosten) ad € 7,04.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

Parketnummer: 08/001080-18
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij vonnis van de politierechter van 28 maart 2018 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 50 uren ten uitvoer wordt gelegd. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat het vonnis van de politierechter van 28 maart 2018 reeds bij vonnis van de politierechter van 27 november 2018 ten uitvoer is gelegd.
De raadsman heeft zich geconformeerd aan het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het door de officier van justitie aangevoerde, de vordering van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
Parketnummer: 08/178257-18
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij vonnis van de politierechter van 27 november 2018 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uren ten uitvoer wordt gelegd
De raadsman heeft zich geconformeerd aan het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie toegewezen moet worden. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c en 14d Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren;
- actief deelneemt aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Verdachte houdt zich aan afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- zich ambulant laat behandelen door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte is op vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres, zolang het Openbaar Ministerie dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en afhankelijk van de dagbesteding;
- verdachte houdt zich niet op binnen een straal van 100 meter van de plaats waar het delict heeft plaatsgevonden;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [tankstation] v.o.f. van een bedrag van € 250,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2018) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 250,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 5 dagen zal worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 3.978,31 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2018) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 7,04;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.978,31,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 december 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 49 dagen zal worden toegepast (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] , voor een deel van € 202,59 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
Parketnummer: 08/001080-18
-verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering;
Parketnummer: 08/178257-18
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter van 27 november 2018 voorwaardelijk opgelegde taakstraf van 40 uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. G.J. Stoové en
mr. J. Corthals, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017493455 d.d. 5 januari 2018. De verwijzingen hebben betrekking op de inhoud van processen-verbaal die in de wettelijke vorm en door daartoe bevoegde personen zijn opgemaakt.