Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
19-1021.
2.De feiten
[een broer van verzoeker, toevoeging van de wrakingskamer]de nalatenschap van erflater zuiver heeft aanvaard;
CV EXPL 19-1021. Bij vonnis in incident van 23 juli 2019 heeft mr. F.E.J. Goffin, kantonrechter in deze rechtbank, de door de vier broers ingestelde vordering tot
niet-ontvankelijkheid van verzoeker en [naam 2] afgewezen. Bij vonnis van 20 augustus 2019 heeft mr. Zweers, een comparitie van partijen bevolen. Deze comparitie heeft op
18 september 2019 plaatsgevonden. Van die comparitie van partijen is proces-verbaal opgemaakt.
3.Het wrakingsverzoek
6 april 2016. In dat vonnis is het punt van de verdeling onbeslist gelaten. Ook het punt van de in aanmerking te komen giften is door mr. Zweers onbehandeld gelaten in die procedure. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 6 april 2016. Zonder enige behandeling heeft het Hof het vonnis van 6 april 2016 bekrachtigd en het meer of anders gevorderde afgewezen. Verzoeker moest daarom een nieuwe procedure starten, de procedure die is geregistreerd onder nummer 7630620 \ CV EXPL 19-1021. In die procedure is tijdens de zitting op 18 september 2019 mevrouw [naam 3] (hierna: [naam 3] ), de echtgenote van broer [naam 1] , als getuige toegelaten, terwijl zij geen gedaagde is in die procedure en zij ook niet door de vier broers als getuige was aangemeld. Mede door [naam 3] heeft verzoeker de nieuwe procedure moeten starten. Tijdens de zitting op 18 september 2019 heeft mr. Zweers verzoeker het woord ontnomen, terwijl hij er bezwaar tegen maakte dat [naam 3] het woord werd gegeven. Daarbij werd [naam 3] door mr. Zweers ook nog in de gelegenheid gesteld om het proces-verbaal te ondertekenen. Daaruit blijkt dat mr. Zweers waarde hecht aan haar woord. Daarnaast wilde mr. Zweers ook geen aandacht schenken aan het feit dat [naam 3] geld uit de erfenis heeft verduisterd, waartegen thans nog een gerechtelijk onderzoek loopt. Hiervan is in het geheel geen aantekening gemaakt in het proces-verbaal. Verder heeft mr. Zweers in de procedure een schrijven van [naam 1] geaccepteerd, terwijl door verzoeker juist werd aangegeven dat hierin onwaarheden staan en dat dit stuk is opgemaakt en gemanipuleerd door [naam 3] . Dat er onwaarheden in dat schrijven staan blijkt uit het opgemaakte
proces-verbaal van het verhoor van getuige door de rechter-commissaris in strafzaken (geregistreerd onder parketnummer 16/659806-15 / RC-nummer 16/2315. Dit
proces-verbaal is door verzoeker in de procedure gebracht, maar is door mr. Zweers niet behandeld.
Gelet op het vorenstaande twijfelt verzoeker aan de objectiviteit en onpartijdigheid van
mr. Zweers.
4.Het standpunt van mr. Zweers
proces-verbaal is vermeld, wordt niet betwist door verzoeker. Het is juist dat verzoeker er bezwaar tegen heeft gemaakt dat [naam 3] ter zitting het woord kreeg. Mr. Zweers erkent dat hij verzoeker in dat kader het woord heeft ontnomen. Volgens hem was daar aanleiding toe, omdat verzoeker bij het maken van het bezwaar uitlatingen deed over [naam 3] die ongepast waren en geen redelijk doel dienden. [naam 3] heeft het proces-verbaal inderdaad mede ondertekend. Daarvoor was aanleiding omdat haar verklaring deel uitmaakt van het proces-verbaal. Dat uit de mede-ondertekening zou volgen, dat hij waarde hecht aan haar woord valt hier niet uit af te leiden. Het proces-verbaal is niets anders dan een zakelijke weergave van wat er ter zitting is gezegd. Daarin ligt geen enkel waarde-oordeel besloten. De reden dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheid ter zake de verduistering van geld niet in het proces-verbaal is opgenomen is niet dat hij geen aandacht wilde schenken aan die stelling, maar dat verzoeker dit in zijn spreekaantekeningen, die gehecht zijn aan het proces-verbaal, al met zoveel woorden naar voren had gebracht. Mr. Zweers stelt verder dat verzoeker de inhoud van een stuk van een procespartij mag betwisten, maar dat hij daarvan kennis dient te nemen. Van het door verzoeker overgelegde proces-verbaal in een strafzaak heeft hij kennis genomen. Een nadere behandeling ter zitting hiervan was niet nodig.
5.De beoordeling
13 februari 2018 het vonnis van 6 april 2016 bekrachtigd. Dat verzoeker zich (ook) niet kan vinden in de (processuele) gang van zaken bij het Hof, is voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek niet relevant. Gesteld noch gebleken is dat cassatie is ingesteld tegen het arrest van 13 februari 2018. Dit betekent dat het arrest onherroepelijk is en gezag van gewijsde heeft. Dat heeft tot gevolg dat niet alleen mr. Zweers, maar ook iedere andere rechter gebonden is aan alle niet of tevergeefs in hoger beroep bestreden beslissingen omtrent de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van verzoeker.
6 april 2016 volgt immers dat er (nog) niet is beslist over de (daadwerkelijke) verdeling van de nalatenschap van vader en dat daarover ook nog geen (voorlopig) oordeel is gegeven. Dat bepaalde (bindende) beslissingen uit het vonnis van 6 april 2016 mogelijk relevant zijn en mogelijk van invloed zijn op de (daadwerkelijke) verdeling van de nalatenschap van vader, rechtvaardigt, gelet op het onder 5.1. geformuleerde uitgangspunt, niet de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid dan wel partijdigheid of daarvoor terecht bestaande vrees.
18 september 2019 was een comparitie en diende primair ter voorlichting van de behandelend rechter. De wijze waarop mr. Zweers, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de zitting en de weergave van de gang van zaken door verzoeker en mr. Zweers tegenover de wrakingkamer, invulling heeft gegeven aan zijn taak is niet zodanig onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid of partijdigheid is ingegeven. Het is niet ongebruikelijk dat een naaste van een partij (bijvoorbeeld de echtgeno(o)t(e), zoon of dochter of een ouder) ook de gelegenheid wordt gegeven om als informant het woord te voeren. De regierol van de rechter kan ook meebrengen dat de rechter ingrijpt in die zin dat hij een partij onderbreekt of het woord ontneemt omdat er (bijvoorbeeld) in zijn ogen sprake is van onheus taalgebruik. Verzoeker heeft de wrakingskamer er niet van overtuigd dat uit de handelwijze van mr. Zweers blijkt van gronden voor het aannemen van (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid.
mr. Zweers op de zitting van 18 september 2019 (nog) geen waarde-oordeel besloten. De wrakingskamer is van oordeel dat aan de wijze waarop mr. Zweers heeft gehandeld en van zijn bevoegdheden gebruik heeft gemaakt geen zwaarwegende aanwijzing is te ontlenen voor de conclusie dat hij partijdig of vooringenomen is of dat daarvoor terecht vrees bestaat.
mr. Zweers. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.
6.De beslissing
5 december 2019.