ECLI:NL:RBOVE:2019:4717

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2019
Publicatiedatum
12 december 2019
Zaaknummer
C/08/238092 / KG RK 19-570
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in civiele nalatenschapszaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Overijssel op 5 december 2019 het verzoek tot wraking van mr. A.E. Zweers afgewezen. Verzoeker, die in persoon procedeerde, had mr. Zweers gewraakt vanwege vermeende partijdigheid in een eerdere procedure over de afwikkeling van de nalatenschap van zijn vader. Verzoeker stelde dat mr. Zweers in een eerdere zaak, waarin hij op 6 april 2016 een vonnis had gewezen, belangrijke punten onbehandeld had gelaten, wat leidde tot een hoger beroep en een nieuwe procedure. Tijdens de zitting op 18 september 2019 had mr. Zweers volgens verzoeker onterecht het woord ontnomen aan hem en het woord gegeven aan een getuige die niet als zodanig was aangemeld. Verzoeker betwistte ook de objectiviteit van mr. Zweers, omdat hij een verklaring van de getuige had geaccepteerd die volgens verzoeker onwaarheden bevatte.

De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid van mr. Zweers niet objectief gerechtvaardigd was. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer concludeerde dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet voldoende waren om te concluderen dat mr. Zweers partijdig of vooringenomen was. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rekestnummer: C/08/238092 / KG RK 19-570
Beslissing van 5 december 2019
in de zaak van
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,
in persoon procederend.

1.De procedure

1.1.
Bij brief van 27 september 2019 heeft verzoeker het verzoek tot wraking gedaan van mr. A.E. Zweers, rechter in deze rechtbank en in zijn hoedanigheid van kantonrechter belast met de behandeling van de zaak die is geregistreerd onder 7630620 \ CV EXPL
19-1021.
1.2.
Bij brief van 15 oktober 2019 heeft mr. Zweers de wrakingskamer laten weten niet te berusten in de wraking en heeft hij gereageerd op het wrakingsverzoek.
1.3.
Het wrakingsverzoek van verzoeker is op 20 november 2019 in het openbaar behandeld.
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
- verzoeker,
- mr. Zweers.
1.4.
De beslissing is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Verzoeker en zijn vijf broers hebben geprocedeerd en procederen op dit moment nog over de afwikkeling van de nalatenschap van hun vader.
2.2.
Bij vonnis van 6 april 2016 heeft mr. Zweers als lid van de enkelvoudige kamer van deze rechtbank, locatie Almelo, vonnis gewezen in de zaak die geregistreerd is onder nummer C/08/176480 / HA ZA 15-504. Bij het vonnis van 6 april 2016 is:
I. voor recht verklaard dat [naam 1]
[een broer van verzoeker, toevoeging van de wrakingskamer]de nalatenschap van erflater zuiver heeft aanvaard;
II. [naam 1] veroordeeld om rekening en verantwoording af te leggen over de door hem na overlijden van erflater van de rekening van erflater gedane uitgaven, als vermeld in rechtsoverweging 5.10 en [naam 1] , voor zover deze uitgaven niet door hem kunnen worden verantwoord, veroordeeld deze bedragen aan de nalatenschap terug te betalen;
III. de omvang van de nalatenschap van erflater vastgesteld op het totaal van
- een mogelijke vordering op [naam 1] als bedoeld in de rechtsoverwegingen 5.10 en 5.11,
- een mogelijk restant van de kosten van de crematie als bedoeld in rechtsoverweging 5.13 en
- het saldo van de bankrekening van erflater op de dag van de verdeling;
IV. de wijze van verdeling van de nalatenschap vastgesteld aldus dat iedere partij voor 1/6e deel gerechtigd is in de nalatenschap als genoemd bij III;
V. de proceskosten gecompenseerd aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
VI. afgewezen hetgeen voorts is gevorderd.
2.3.
Bij arrest van 13 februari 2018 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof) het vonnis van 6 april 2016 bekrachtigd.
2.4.
Op 19 maart 2019 hebben verzoeker en zijn broer [naam 2] hun vier andere broers gedagvaard. Deze procedure is geregistreerd onder (eerder vermeld) nummer 7630620 \
CV EXPL 19-1021. Bij vonnis in incident van 23 juli 2019 heeft mr. F.E.J. Goffin, kantonrechter in deze rechtbank, de door de vier broers ingestelde vordering tot
niet-ontvankelijkheid van verzoeker en [naam 2] afgewezen. Bij vonnis van 20 augustus 2019 heeft mr. Zweers, een comparitie van partijen bevolen. Deze comparitie heeft op
18 september 2019 plaatsgevonden. Van die comparitie van partijen is proces-verbaal opgemaakt.

3.Het wrakingsverzoek

3.1.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek - samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. In een eerdere procedure over de afwikkeling van de nalatenschap van zijn vader heeft mr. Zweers ook de zitting voorgezeten en vervolgens vonnis gewezen op
6 april 2016. In dat vonnis is het punt van de verdeling onbeslist gelaten. Ook het punt van de in aanmerking te komen giften is door mr. Zweers onbehandeld gelaten in die procedure. Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 6 april 2016. Zonder enige behandeling heeft het Hof het vonnis van 6 april 2016 bekrachtigd en het meer of anders gevorderde afgewezen. Verzoeker moest daarom een nieuwe procedure starten, de procedure die is geregistreerd onder nummer 7630620 \ CV EXPL 19-1021. In die procedure is tijdens de zitting op 18 september 2019 mevrouw [naam 3] (hierna: [naam 3] ), de echtgenote van broer [naam 1] , als getuige toegelaten, terwijl zij geen gedaagde is in die procedure en zij ook niet door de vier broers als getuige was aangemeld. Mede door [naam 3] heeft verzoeker de nieuwe procedure moeten starten. Tijdens de zitting op 18 september 2019 heeft mr. Zweers verzoeker het woord ontnomen, terwijl hij er bezwaar tegen maakte dat [naam 3] het woord werd gegeven. Daarbij werd [naam 3] door mr. Zweers ook nog in de gelegenheid gesteld om het proces-verbaal te ondertekenen. Daaruit blijkt dat mr. Zweers waarde hecht aan haar woord. Daarnaast wilde mr. Zweers ook geen aandacht schenken aan het feit dat [naam 3] geld uit de erfenis heeft verduisterd, waartegen thans nog een gerechtelijk onderzoek loopt. Hiervan is in het geheel geen aantekening gemaakt in het proces-verbaal. Verder heeft mr. Zweers in de procedure een schrijven van [naam 1] geaccepteerd, terwijl door verzoeker juist werd aangegeven dat hierin onwaarheden staan en dat dit stuk is opgemaakt en gemanipuleerd door [naam 3] . Dat er onwaarheden in dat schrijven staan blijkt uit het opgemaakte
proces-verbaal van het verhoor van getuige door de rechter-commissaris in strafzaken (geregistreerd onder parketnummer 16/659806-15 / RC-nummer 16/2315. Dit
proces-verbaal is door verzoeker in de procedure gebracht, maar is door mr. Zweers niet behandeld.
Gelet op het vorenstaande twijfelt verzoeker aan de objectiviteit en onpartijdigheid van
mr. Zweers.

4.Het standpunt van mr. Zweers

4.1.
Mr. Zweers heeft de wrakingskamer meegedeeld dat hij niet in de wraking berust. Hij heeft - samengevat weergegeven – aangevoerd dat de zitting op 18 september 2019 een comparitie van partijen was, waarbij [naam 3] , evenals de gedaagden (de vier broers), is verschenen. Zij is echter niet - in de woorden van verzoeker - als getuige toegelaten. Van het (formeel) horen van getuigen is tijdens de comparitie geen sprake geweest. [naam 3] is de echtgenote van [naam 1] en zij heeft tijdens de comparitie het woord gevoerd. Haar verklaring is in het proces-verbaal opgenomen. Dat [naam 3] heeft verklaard zoals in het
proces-verbaal is vermeld, wordt niet betwist door verzoeker. Het is juist dat verzoeker er bezwaar tegen heeft gemaakt dat [naam 3] ter zitting het woord kreeg. Mr. Zweers erkent dat hij verzoeker in dat kader het woord heeft ontnomen. Volgens hem was daar aanleiding toe, omdat verzoeker bij het maken van het bezwaar uitlatingen deed over [naam 3] die ongepast waren en geen redelijk doel dienden. [naam 3] heeft het proces-verbaal inderdaad mede ondertekend. Daarvoor was aanleiding omdat haar verklaring deel uitmaakt van het proces-verbaal. Dat uit de mede-ondertekening zou volgen, dat hij waarde hecht aan haar woord valt hier niet uit af te leiden. Het proces-verbaal is niets anders dan een zakelijke weergave van wat er ter zitting is gezegd. Daarin ligt geen enkel waarde-oordeel besloten. De reden dat de door verzoeker aangevoerde omstandigheid ter zake de verduistering van geld niet in het proces-verbaal is opgenomen is niet dat hij geen aandacht wilde schenken aan die stelling, maar dat verzoeker dit in zijn spreekaantekeningen, die gehecht zijn aan het proces-verbaal, al met zoveel woorden naar voren had gebracht. Mr. Zweers stelt verder dat verzoeker de inhoud van een stuk van een procespartij mag betwisten, maar dat hij daarvan kennis dient te nemen. Van het door verzoeker overgelegde proces-verbaal in een strafzaak heeft hij kennis genomen. Een nadere behandeling ter zitting hiervan was niet nodig.
Mr. Zweers meent dat er geen sprake is geweest van feiten en omstandigheden die meebrengen dat twijfel aan zijn objectiviteit heeft kunnen ontstaan of dat zijn onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid.
5.2.
Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien - geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak - de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
5.3.
Dat mr. Zweers in zijn vonnis van 6 april 2016 een (gedeeltelijk) voor verzoeker onwelgevallige beslissing heeft genomen en in de ogen van verzoeker aspecten ten onrechte onbehandeld heeft gelaten, waardoor verzoeker zich genoodzaakt voelde om hoger beroep in te stellen en een nieuwe procedure bij deze rechtbank te starten, leveren op zich onvoldoende aanwijzingen op voor het oordeel dat mr. Zweers jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert dan wel dat daarmee bij verzoeker de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Het is niet aan de wrakingskamer om het vonnis van 6 april 2016 inhoudelijk te toetsen. Indien een partij het niet eens is met een beslissing kan zij (in de meeste gevallen) hoger beroep instellen tegen dat vonnis. Dat heeft verzoeker ook gedaan. Bij het Hof heeft verzoeker geen gelijk gekregen, want het Hof heeft bij arrest van
13 februari 2018 het vonnis van 6 april 2016 bekrachtigd. Dat verzoeker zich (ook) niet kan vinden in de (processuele) gang van zaken bij het Hof, is voor de beoordeling van dit wrakingsverzoek niet relevant. Gesteld noch gebleken is dat cassatie is ingesteld tegen het arrest van 13 februari 2018. Dit betekent dat het arrest onherroepelijk is en gezag van gewijsde heeft. Dat heeft tot gevolg dat niet alleen mr. Zweers, maar ook iedere andere rechter gebonden is aan alle niet of tevergeefs in hoger beroep bestreden beslissingen omtrent de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van verzoeker.
5.4.
Een rechterlijk oordeel, gegeven in een eerdere procedure of in de fase voorafgaand aan een procedure, kan onder omstandigheden echter wel bijdragen aan een objectief gerechtvaardigde vrees dat het de rechter ontbreekt aan onpartijdigheid. Deze situatie doet zich met name voor wanneer een rechter in een eerdere procedure over hetzelfde geschilpunt tussen dezelfde partijen een oordeel heeft gegeven of wanneer de rechter in een zogenaamde ‘pre-trial decision’ een voorlopig oordeel heeft gegeven over datgene waarover in de hoofdprocedure nog moet worden beslist. Een dergelijke situatie doet zich hier naar het oordeel van de wrakingskamer niet voor. Uit het vonnis van
6 april 2016 volgt immers dat er (nog) niet is beslist over de (daadwerkelijke) verdeling van de nalatenschap van vader en dat daarover ook nog geen (voorlopig) oordeel is gegeven. Dat bepaalde (bindende) beslissingen uit het vonnis van 6 april 2016 mogelijk relevant zijn en mogelijk van invloed zijn op de (daadwerkelijke) verdeling van de nalatenschap van vader, rechtvaardigt, gelet op het onder 5.1. geformuleerde uitgangspunt, niet de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid dan wel partijdigheid of daarvoor terecht bestaande vrees.
5.5.
Het uitgangspunt is dat de rechter die de zaak behandelt bij een mondelinge behandeling de regie voert en de procesorde bewaart. De rechter bepaalt het verloop en de voortgang van de zitting en de wijze van behandeling. Hij bepaalt (onder andere) op welke punten hij verduidelijking wil en welke informatie hij nodig heeft om een goede beslissing te kunnen nemen. De rechter heeft hierin een grote vrijheid. De zitting van
18 september 2019 was een comparitie en diende primair ter voorlichting van de behandelend rechter. De wijze waarop mr. Zweers, zoals blijkt uit het proces-verbaal van de zitting en de weergave van de gang van zaken door verzoeker en mr. Zweers tegenover de wrakingkamer, invulling heeft gegeven aan zijn taak is niet zodanig onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid of partijdigheid is ingegeven. Het is niet ongebruikelijk dat een naaste van een partij (bijvoorbeeld de echtgeno(o)t(e), zoon of dochter of een ouder) ook de gelegenheid wordt gegeven om als informant het woord te voeren. De regierol van de rechter kan ook meebrengen dat de rechter ingrijpt in die zin dat hij een partij onderbreekt of het woord ontneemt omdat er (bijvoorbeeld) in zijn ogen sprake is van onheus taalgebruik. Verzoeker heeft de wrakingskamer er niet van overtuigd dat uit de handelwijze van mr. Zweers blijkt van gronden voor het aannemen van (de schijn van) partijdigheid of vooringenomenheid.
5.6.
Een rechter is verantwoordelijk voor het opstellen en de inhoud van het
proces-verbaal. Ook wat betreft het (laten) opstellen van het proces-verbaal heeft hij een grote mate van vrijheid. De beslissingen van mr. Zweers om de verklaring van [naam 3] op te nemen in het proces-verbaal en haar (mede daarom) ook het proces-verbaal te laten ondertekenen zijn begrijpelijk. De handelwijze van mr. Zweers met betrekking tot (de rol van) [naam 3] is, ook in zijn totaliteit bezien, zeker niet zo onbegrijpelijk dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat deze door vooringenomenheid of partijdigheid is ingegeven.
5.7.
Het proces-verbaal is geen woordelijk verslag van de zitting, maar een zakelijke weergave van het verhandelde ter zitting, waarvan de overgelegde pleitnotities (overigens) onderdeel uitmaken. Het staat de rechter vrij om niet alles wat is gezegd op te (laten) nemen in het proces-verbaal. Daarbij kan een rol spelen dat hij al op andere wijze hiervan kennis heeft genomen, bijvoorbeeld door een akte of een productie. In het licht van het voorgaande vormt hetgeen verzoeker heeft aangevoerd omtrent het proces-verbaal geen grond voor toewijzing van het wrakingsverzoek.
5.8.
De door verzoeker aangevoerde grond over het accepteren van een stuk van [naam 1] is een processuele beslissing. Een dergelijke beslissing vormt in beginsel geen grond voor wraking, ook niet als die beslissing voor verzoeker onwelgevallig is. Dat kan anders zijn indien een aangevochten procesbeslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijs geen andere verklaring te geven is dan dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven en een dergelijke beslissing of de motivering daarvan een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Uit hetgeen verzoeker en mr. Zweers naar voren hebben gebracht kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet de conclusie worden getrokken dat daarvan sprake is.
5.9.
Anders dan verzoeker lijkt te (veronder)stellen ligt in de handelwijze van
mr. Zweers op de zitting van 18 september 2019 (nog) geen waarde-oordeel besloten. De wrakingskamer is van oordeel dat aan de wijze waarop mr. Zweers heeft gehandeld en van zijn bevoegdheden gebruik heeft gemaakt geen zwaarwegende aanwijzing is te ontlenen voor de conclusie dat hij partijdig of vooringenomen is of dat daarvoor terecht vrees bestaat.
5.10.
De slotsom is dan ook dat de aangevoerde feiten noch afzonderlijk, noch in onderling verband en samenhang bezien, grond vormen voor wraking van
mr. Zweers. Het wrakingsverzoek zal dan ook worden afgewezen.

6.De beslissing

De wrakingskamer
6.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. U. van Houten, A.M. Rikken en W.M.B. Elferink in tegenwoordigheid van de griffier mr. I.A.M. Booijink en in openbaar uitgesproken op
5 december 2019.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.