ECLI:NL:RBOVE:2019:4675

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 december 2019
Publicatiedatum
11 december 2019
Zaaknummer
08-166959-19
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift 552a Sv betreffende beslaglegging en teruggave van inbeslaggenomen goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 4 december 2019 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, ingediend door zijn advocaat mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer. Het klaagschrift, gedateerd 24 oktober 2019, betreft een verzoek om teruggave van inbeslaggenomen goederen, waaronder een ketting, een ring, twee horloges en een geldbedrag van € 1.485,00, dat op 13 juni 2019 in beslag werd genomen tijdens een controle op de A1. Klager werd verdacht van witwassen, omdat hij wisselende verklaringen had afgelegd over de herkomst van de goederen. Tijdens de zitting op 4 december 2019 is klager niet verschenen, maar zijn raadsman heeft het klaagschrift toegelicht. De officier van justitie heeft gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard, omdat er nog verder onderzoek moet plaatsvinden in [land 2] en [land 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift ontvankelijk is en heeft de rechtmatigheid van het beslag beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat het beslag op de horloges, ring en ketting rechtmatig was, gezien de omstandigheden en de verklaringen van klager. Echter, voor het geldbedrag van € 1.235,00 was de rechtbank van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet meer verzette tegen teruggave. De voorzitter heeft daarom het klaagschrift gedeeltelijk gegrond verklaard en gelast dat het geldbedrag aan klager wordt teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-166959-19
Klaagschriftnummer: 19/9041
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift, op grond van artikel 552a Sv van:
[klager] ,
geboren op [geboortedatum] 1969 in de [land 1] ,
wonende in [woonplaats] ( [land 2] ),
verder te noemen: klager.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift, gedateerd 24 oktober 2019, is op dezelfde datum op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend namens klager, door mr. A.C.M. Beneken genaamd Kolmer, advocaat te Utrecht.
Het klaagschrift betreft een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag op de volgende voorwerpen:
  • een ketting (goednummer [nummer 1] ),
  • een ring (goednummer [nummer 2] ),
  • een tweetal horloges (goednummers [nummer 3] en [nummer 4] ), en
  • een geldbedrag van in totaal € 1.235,00 (goednummers [nummer 5] , [nummer 6] en [nummer 7] ).
Zakelijk weergegeven wordt geklaagd over het uitblijven van een last tot teruggave.
Het klaagschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 4 december 2019.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie en de raadsman gehoord.
Klager is behoorlijk opgeroepen maar niet verschenen.
De voorzitter heeft kennis genomen van door de officier van justitie overgelegde processen-verbaal in de strafzaak tegen klager, naar aanleiding waarvan de inbeslagneming heeft plaatsgevonden.
De voorzitter heeft ook kennisgenomen van de (ongedateerde) schriftelijke reactie op het klaagschrift van het Openbaar Ministerie.

2.De standpunten van klager, de raadsman en de officier van justitie

Klager maakt bezwaar tegen het uitblijven van een last tot teruggave.
De raadsman heeft ter zitting het klaagschrift toegelicht en, zakelijk weergegeven, gesteld dat klager eigenaar van de goederen en het geld is en dat hij een concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid daarvan.
Het standpunt van de officier van justitie luidt samengevat dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard nu er nog onder meer onderzoek in [land 2] en [land 3] moet plaatsvinden, met name nu klager wisselende verklaringen heeft afgelegd over de herkomst van met name de horloges. De officier van justitie meent dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen de teruggave van het geld aan klager.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Maatstaf
Het beklag richt zich tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv. De raadkamer dient daarom a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de beslagene te gelasten, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van die voorwerpen en dat geld moet worden beschouwd. In dat laatste geval moet het beklag ongegrond worden verklaard.
De raadkamer stelt hierbij voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Niet gevergd kan worden dat ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak wordt getreden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagraadkamer vooruit loopt op het in de strafzaak te geven oordeel. De raadkamer tekent hier echter bij aan dat moet worden beslist op grond van alle relevante feiten en omstandigheden van het geval op het moment van het beoordelen van het beklag. Het summiere karakter van de beklagprocedure leidt er daarom niet toe dat niet kritisch naar deze feiten en omstandigheden zal worden gekeken.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in art. 36b lid 1 onder 4 Sr in verbinding met art. 552f Sv (HR 14 maart 2006, LJN AV0335).
Feiten en omstandigheden
Op 13 juni 2019 werd het voertuig van klager op de A1 in Nederland staande gehouden door leden van het grensoverschrijdend politieteam op grond van artikel 50 lid 1 van de
Vreemdelingenwet ter vaststelling van de identiteit, nationaliteit en
verblijfsrechtelijke positie van de inzittenden. Vervolgens werd bij klager een aantal zeer prijzige horloges aangetroffen alsmede een ring en een gouden ketting. Verder had klager een bedrag van € 1.485,00 aan contanten bij zich. Mede vanwege de wisselende en niet zonder meer aannemelijke verklaringen van klager over de herkomst van de horloges en de reden van zijn bezoek aan Nederland, is hij op verdenking van witwassen aangehouden. Klager verklaarde dat hij geen werk had en ook in de afgelopen jaren niet gewerkt had. Vervolgens is op grond van artikel 94 Sv beslag gelegd op de hiervoor genoemde voorwerpen en het geld.
Overwegingen
Gelet op de wisselende verklaringen van klager als verdachte van witwassen over de herkomst van de horloges en sieraden en de reden voor zijn komst naar Nederland, is het beslag rechtmatig gelegd. De opsporingsambtenaren hebben op basis van de verklaringen van klager als verdachte en de aard en waarde van de inbeslaggenomen goederen kunnen vermoeden dat er sprake zou kunnen zijn van witwassen. Verdachte heeft weliswaar verklaringen afgelegd maar die verklaringen zijn op een aantal onderdelen niet concreet en niet gezegd kan worden dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is wat klager verklaard heeft over de herkomst van de horloges en sieraden. In de eerste plaats in het belang van de waarheidsvinding maar ook omdat bij - het niet kunnen verifiëren van het waarheidsgehalte van hetgeen klager heeft verklaard over de horloges en sieraden - het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen zal bevelen, verzetten de belangen van strafvordering zich tegen opheffing van het beslag voor zover dat betrekking heeft op de horloges, de ring en de ketting. Er dient naar aanleiding van de verklaringen van klager nog nader onderzoek plaats te vinden in onder andere [land 2] en [land 3] ter verifiëring van de verklaringen van klager. In zoverre is het klaagschrift ongegrond. Voor wat betreft het verzoek tot teruggave van het contante geld (een bedrag van € 1235,=) is de officier van justitie van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de gevraagde teruggave. Om die reden zal de voorzitter het beklag in zoverre gegrond verklaren en de teruggave van dat geldbedrag gelasten.
Conclusie
De voorzitter is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift gedeeltelijk gegrond moet worden verklaard en dat het inbeslaggenomen geld aan klager teruggegeven moet worden.

6.De beslissing

De voorzitter verklaart het klaagschrift
  • gegrond voor wat betreft een geldbedrag van in totaal € 1.235,00;
  • voor het overige ongegrond;
  • gelast dat genoemd geldbedrag van in totaal € 1.235,00 (goednummers [nummer 5] , [nummer 6] en [nummer 7] ) aan klager wordt teruggegeven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2019.