Op 4 december 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, een beschikking gegeven op een klaagschrift ingediend door klaagster, geboren in 1982, die eigenaar stelt te zijn van een in beslag genomen geldbedrag van € 5.200,00. Het klaagschrift, gedateerd 17 oktober 2019, is ingediend door haar advocaat mr. K. Bal. De inbeslagneming vond plaats op 26 maart 2019 op grond van artikel 94 Sv, in het kader van een strafzaak tegen haar broer, [veroordeelde], die verdacht werd van drugshandel. De advocaat van [veroordeelde], mr. G.F. Schadd, heeft verklaard dat zijn cliënt geen bezwaar heeft tegen de teruggave van het geld aan klaagster.
Tijdens de zitting op 4 december 2019 is klaagster gehoord, evenals de officier van justitie. Klaagster heeft betoogd dat het geld in haar toilettas in de slaapkamer van haar broer haar eigendom is en deel uitmaakt van haar bruidsschat, die zij op 18 november 2018 heeft ontvangen. De officier van justitie heeft betoogd dat het niet buiten twijfel is dat het geld aan klaagster toebehoort, en heeft het klaagschrift ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift ontvankelijk is en dat de rechtbank bevoegd is om het te behandelen. Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, waaronder de veroordeling van [veroordeelde] op 23 juli 2019, concludeert de rechtbank dat klaagster als eigenaar van het geld moet worden aangemerkt. De voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks, heeft het klaagschrift gegrond verklaard en gelast dat het inbeslaggenomen geldbedrag aan klaagster wordt teruggegeven.