ECLI:NL:RBOVE:2019:4633

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
10 december 2019
Zaaknummer
C/08/239003 / KG ZA 19-277
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van executoriale beslagen door belastingdienst in kort geding

In deze zaak vorderden de eiseressen, Plubo B.V., Plubo Beheer B.V. en Merlin Vastgoed B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Plubo c.s.), in kort geding de opheffing van executoriale beslagen die door de Ontvanger van de Belastingdienst waren gelegd op een auto en een caravan. De beslaglegging vond plaats naar aanleiding van openstaande belastingschulden van Plubo en Plubo Beheer. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van Plubo c.s. aanwezig was, maar dat de Ontvanger rechtmatig had gehandeld door beslag te leggen. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen misbruik van bevoegdheid was en dat het belang van de Ontvanger bij voortzetting van de executie zwaarder woog dan het belang van Plubo c.s. bij stopzetting. De vorderingen van Plubo c.s. werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak vond plaats op 21 november 2019.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/239003 / KG ZA 19-277
Vonnis in kort geding van 21 november 2019
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLUBO B.V.,
gevestigd te Hengelo,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PLUBO BEHEER B.V.,
gevestigd te Hengelo,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MERLIN VASTGOED B.V.,
gevestigd te Hengelo,
eiseressen,
hierna gezamenlijk te noemen: Plubo c.s.,
advocaat: mr. A. Hurenkamp te Enschede,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST ENSCHEDE,
zetelend te Enschede,
gedaagde,
hierna te noemen: de Ontvanger,
gemachtigde: mr. K. Jansen te Enschede.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties
  • de producties van de Ontvanger
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van Plubo
  • de pleitnota van de Ontvanger.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De heer [A] is (on)middellijk bestuurder van Plubo, Plubo Beheer en Merlin.
2.2.
Plubo en Plubo Beheer hebben, uit hoofde van onder meer niet betaalde omzetbelasting, loonheffingen en motorrijtuigenbelasting, belastingschulden.
2.3.
Naar aanleiding van een bedrijfscontrole bij Plubo in 2017 zijn aan Plubo naheffingsaanslagen omzetbelasting over de jaren 2013 tot en met 2015 met een vergrijpboete opgelegd. Ook is in dat kader aangekondigd dat naheffingsaanslagen vennootschapsbelasting met een vergrijpboete zullen worden opgelegd.
2.4.
Bij brief van 7 december 2017 heeft de advocaat van Plubo c.s. namens Plubo en haar bestuurder de heer [A] een betalingsregeling verzocht voor de belastingschulden van Plubo en [A] .
2.5.
Op 19 februari 2018 heeft de Ontvanger een negatieve beslissing op een verzoek tot uitstel van betaling (of betalingsregeling) gestuurd aan de advocaat van Plubo c.s.
2.6.
Op 1 maart 2018 is tegen die negatieve beslissing beroep aangetekend bij de Ontvanger. Het beroepschrift is niet doorgezonden naar de directeur ter verdere behandeling. De inhoudelijke behandeling van het beroepschrift heeft daarom nog niet plaatsgevonden.
2.7.
Bij (geregistreerde) pandakte van 8 maart 2018 heeft Plubo Beheer tot zekerheid voor de voldoening van al hetgeen Plubo op enig moment aan Plubo Beheer is verschuldigd een pandrecht gevestigd op alle huidige en toekomstige activa van Plubo, evenals alle huidige en toekomstige vorderingen van Plubo op derden.
Bij (geregistreerde) pandakte van 8 maart 2018 heeft Merlin tot zekerheid voor de voldoening van al hetgeen [A] op enig moment aan haar verschuldigd is een pandrecht gevestigd op alle huidige en toekomstige activa van [A] , evenals alle huidige en toekomstige vorderingen van [A] op derden.
Bij (geregistreerde) pandakte van 8 maart 2018 heeft Merlin tot zekerheid voor de voldoening van al hetgeen Plubo Beheer op enig moment aan haar verschuldigd is een pandrecht gevestigd op alle huidige en toekomstige activa van Plubo Beheer, evenals alle huidige en toekomstige vorderingen van Plubo Beheer op derden.
Bij (geregistreerde) akte van herverpanding van 8 maart 2018 heeft Plubo Beheer ten gunste van Merlin al haar bedongen zekerheden in de vorm van recht van eerste pand op alle beschreven activa en vorderingen van Plubo herverpand aan Merlin.
2.8.
Bij overeenkomst van geldlening van 12 april 2018 heeft Merlin een bedrag van
€ 20.000,00 aan Plubo geleend.
Bij overeenkomst van geldlening van 1 april 2018 heeft Merlin een bedrag van € 15.000,00 aan Plubo Beheer geleend.
2.9.
Op 24 september 2019 heeft de Ontvanger bij een zogenaamde ‘ANPR actie’ executoriaal beslag gelegd op een op naam van Plubo Beheer staande auto met [kenteken 1] en een op naam van Plubo staande caravan met [kenteken 2] ter zake belastingschulden van Plubo en Plubo Beheer.
2.10.
Bij emailbericht van 25 september 2019 heeft Plubo c.s. verzocht om opheffing van de gelegde executoriale beslagen.
2.11.
Bij brief van 3 oktober 2019 heeft de Ontvanger Plubo c.s. bericht dat zij de overeenkomsten tot (her)verpanding aanmerkt als een onverplichte rechtshandeling en heeft hij de vernietiging daarvan ingeroepen.
2.12.
Bij brief van 14 oktober 2019 heeft de advocaat het verzoek aan de Ontvanger om tot opheffing van de gelegde executoriale beslagen over te gaan herhaald.
2.13.
Bij emailbericht van 17 oktober 2019 heeft Plubo c.s. aangekondigd over te zullen gaan tot dagvaarding van de Ontvanger in kort geding.

3.Het geschil

3.1.
Plubo c.s. vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Ontvanger veroordeelt de op 24 september 2019 in beslag genomen auto met het kenteken [kenteken 1] en de caravan met het [kenteken 2] binnen 24 uur na betekening van het te wijzen vonnis af te geven aan Plubo Beheer respectievelijk Plubo, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat de Ontvanger in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen, met veroordeling van de Ontvanger in de kosten van dit geding.
3.2.
De Ontvanger voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter begrijpt de vorderingen van Plubo c.s. aldus dat zij opheffing vordert van de door de Ontvanger gelegde executoriale beslagen.
4.2.
Het spoedeisend belang is gegeven, gelet op de aard van het gevorderde. Plubo c.s. is ontvankelijk in haar vorderingen.
4.3.
De vragen die in dit kort geding dienen te worden beantwoord is of de gelegde executoriale beslagen misbruik van bevoegdheid opleveren en of het belang van de Ontvanger bij voortzetting van de executie opweegt tegen het belang van Plubo c.s. bij stopzetting van de executie.
4.4.
Vooropgesteld dient te worden dat de bij de wet aan de Ontvanger gegeven bevoegdheid om tot uitwinning over te gaan voor hem een onmisbaar instrument is tot invordering - ten behoeve van de schatkist en daarmee van het algemeen belang - van op andere wijze niet te innen premies en belastinggelden. Dit vertegenwoordigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zodanig zwaarwegend belang dat het indien tot executie wordt overgegaan, slechts in uitzonderingsgevallen zal moeten wijken voor de op zichzelf mogelijk zeer aanzienlijke belangen van de belastingplichtige.
4.5.
Plubo c.s. heeft aan haar vorderingen ten grondslag gelegd dat het de Ontvanger niet vrij stond om beslag te leggen, omdat er in het kader van de door de Ontvanger stopgezette betalingsregeling nog een beroepsprocedure aanhangig is én omdat de beslagen auto en de beslagen caravan zijn verpand aan Merlin. Het belang van Plubo c.s. bij toewijzing van het gevorderde, zo stelt zij, is erin gelegen dat Plubo Beheer de auto dringend nodig heeft voor haar bedrijfsvoering en dat Plubo de caravan, die zij reeds verkocht had, alsnog zo spoedig mogelijk kan verkopen (de voorzieningenrechter begrijpt: leveren).
4.6.
De Ontvanger heeft daar tegenin gebracht dat er openstaande belastingschulden zijn. De belastingaanslagen zijn, ondanks de verstuurde dwangbevelen, onbetaald gebleven. Er is nimmer een betalingsregeling tot stand is gekomen en bovendien heeft deze door Plubo en Plubo Beheer voorgestelde betalingsregeling, in het kader waarvan momenteel een beroepsprocedure aanhangig is, geen betrekking op schulden waarvoor de Ontvanger de executoriale beslagen heeft gelegd. De overeenkomsten van (her)verpanding zijn onverplichte rechtshandelingen die de Ontvanger in zijn verhaalsmogelijkheden heeft benadeeld, reden waarom de Ontvanger daarvan de vernietigbaarheid heeft ingeroepen.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid van de zijde van de Ontvanger en dat het belang van Plubo c.s. bij stopzetting van de executie opweegt tegen het algemeen belang van de Ontvanger bij voortzetting van de executie.
4.8.
Hij neemt daarbij het volgende in aanmerking.
4.9.
Tussen partijen is niet in geschil dat Plubo, Plubo Beheer en haar (on)middelijk bestuurder de heer [A] , openstaande belastingschulden hebben aan de Ontvanger. Evenmin is in geschil dat Merlin geen belastingschuld heeft aan de Ontvanger. Vast staat voorts dat aan de Ontvanger de bevoegdheid toekomt om executoriaal beslag te leggen vanwege het tekortschieten in de nakoming van de betalingsverplichtingen van Plubo en Plubo Beheer jegens de Ontvanger.
4.10.
Ter zitting is onweersproken gesteld door de Ontvanger dat de door Plubo c.s. gestelde betalingsregeling geen betrekking heeft op belastingschulden waarvoor thans executoriaal beslag is gelegd door de Ontvanger. De aanhangige beroepsprocedure kan, naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter, reeds daarom niet aan de beslaglegging in de weg staan. Bovendien is ter zitting gebleken dat Plubo de door haar voorgestelde betalingsregeling niet is nagekomen jegens de Ontvanger en dat door haar evenmin aan de lopende verplichtingen wordt voldaan, zodat de totale schuld aan de Ontvanger verder oploopt.
4.11.
Voorts acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de bodemrechter - desgevorderd - de vernietiging zal uitspreken van de overeenkomsten tot (her)verpanding.
Anders dan Plubo c.s. aanvoert, leiden de overeenkomsten tot vestiging van de pandrechten (op onder andere de auto en de caravan) mogelijk tot benadeling van de Ontvanger in zijn verhaalsmogelijkheden, reeds omdat de rangorde van de schuldeisers door de vestiging van de pandrechten is gewijzigd en de Ontvanger, aan wie geen recht van pand is verleend, in beginsel na de pandhouder wordt gerangschikt. De voorzieningenrechter acht het aannemelijk dat de heer [A] die als (on)middellijk bestuurder van zowel Plubo, Plubo Beheer als Merlin, volledige zeggenschap had over deze rechtspersonen, ten tijde van het verrichten van het vestigen van de pandrechten wist of behoorde te weten dat de Ontvanger, die destijds naar Plubo c.s. wist een opeisbare vordering op Plubo, Plubo Beheer (en de heer [A] ) had, zou worden benadeeld door (het aangaan van de verbintenis tot) de vestiging van de pandrechten. Verder heeft Plubo c.s. niets gesteld dat erop wijst dat enige tegenprestatie tegenover (het aangaan van de verbintenis tot) de verlening van de pandrechten heeft gestaan. De overeenkomsten tot geldlening waarnaar Plubo c.s. verwijst, zijn op 12 april 2018, nota bene na de verpanding, gesloten. Voorts kan in deze procedure worden aangenomen dat (het aangaan van de verbintenis tot) de verlening van de pandrechten onverplicht is geschied nu Plubo c.s. niets heeft gesteld waaruit kan worden opgemaakt dat zij enige verplichting had tot het verstrekken van zekerheden aan Merlin.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zijn de rechtshandelingen die tot de vestiging van de pandrechten hebben geleid, bij deze stand van zaken paulianeus.
4.12.
Genoegzaam is gebleken dat de Ontvanger in redelijkheid heeft mogen beslissen om op de door hem ingestelde wijze tot inning van de belastingschulden over te gaan.
Dat Plubo en/of Plubo Beheer door de beslaglegging in de dagelijkse bedrijfsvoering wordt geschaad, maakt de executie op zich niet onrechtmatig. Pressie is, tot slot, een aanvaardbaar (neven)effect van uitoefening/toepassing van het beslag- en executierecht.
4.13.
Het bovenstaande leidt ertoe de vorderingen van Plubo c.s. dienen te worden afgewezen.
4.14.
Plubo c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Ontvanger worden begroot op:
- griffierecht € 639,00
- salaris advocaat
980,00
Totaal € 1.619,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt Plubo in de proceskosten, aan de zijde van de Ontvanger tot op heden begroot op € 1.619,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2019. [1]

Voetnoten

1.type: