4.4De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 25 februari 2019 te Wapserveen in de gemeente Westerveld, als houder van 62 runderen en/of kalveren, opzettelijk, er geen zorg voor heeft gedragen dat een kalf (met werknummer 4902) dat niet op wilde staan en ernstig vermagerd was en ernstig verzwakt was en uitdrogingsverschijnselen had en diarree had, zijnde een dier dat ziek of gewond leek, onmiddellijk op passende wijze werd verzorgd, immers was voor dit kalf geen dierenarts geconsulteerd en was dit kalf niet behandeld, zulks terwijl voornoemde overtreding plaatsvond in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.
hij op 26 februari 2019 te Wapserveen in de gemeente Westerveld opzettelijk, heeft gehandeld in strijd met artikel 8, eerste lid, van verordening (EG) nr. 1/2005, zijnde een voorschrift als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, immers heeft verdachte als houder van een kalf (met werknummer 4902) op de plaats van vertrek niet ervoor gezorgd dat de technische voorschriften van bijlage I, te weten hoofdstuk I, punt 2 aanhef en letter a van genoemde Verordening, met betrekking tot het vervoer van dieren werden nageleefd, aangezien bedoeld kalf dat gewond en/of zwak en/of ziek was, werd vervoerd terwijl dat kalf niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen of
zonder hulp te lopen;
3.
hij op 26 februari 2019 te Wapserveen in de gemeente Westerveld, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een Overzicht Voedselketeninformatie slachtrunderen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, valselijk en in strijd met de waarheid op vraag 2 (inhoudende de vraag of het rund in de 35 dagen voorafgaande aan de slacht ziek is geweest), welke vraag betrekking had op het rund met ID-code [code] , het antwoord "nee" ingevuld, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken;
4.
hij op 25 februari 2019 te Wapserveen in de gemeente Westerveld als houder van 62 runderen en/of kalveren, opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A.
5 kalveren (in het linker groepshok in de potstal), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was het ruwvoer dat werd aangeboden van slechte kwaliteit en was het voer muf en stonk het voer, en
C.
5 kalveren (in het rechter groepshok in de potstal), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was het ruwvoer dat werd aangeboden van slechte kwaliteit en was het voer muf en stonk het voer, en
E.
runderen (aan de linker- en rechterzijde van de voergang in de potstal) een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers was het ruwvoer dat werd aangeboden van slechte kwaliteit en was het voer muf en stonk het voer en zat er schimmel in het voer,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.