ECLI:NL:RBOVE:2019:4521

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 december 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
C/08/232928 / HA ZA 19-237
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en schadevergoeding in het kader van een detacheringsovereenkomst tussen ingenieursbureaus

In deze zaak vordert Wepro Engineering B.V. betaling van openstaande facturen en schadevergoeding van Dijkoraad, die een ingenieur had gedetacheerd. De rechtbank Overijssel heeft op 11 december 2019 uitspraak gedaan. Wepro stelt dat Dijkoraad in verzuim is geraakt door onbetaald te blijven van facturen die betrekking hebben op de detachering van ingenieur [A]. Dijkoraad heeft de vordering betwist en stelt dat Wepro tekort is geschoten in de selectie van [A], die niet voldeed aan de functie-eisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Dijkoraad tijdig heeft geklaagd over het functioneren van [A] in de eerste vijf weken van de detachering, wat heeft geleid tot een aanbod van Wepro tot creditering van het uurtarief. De rechtbank oordeelt dat Dijkoraad recht heeft op schadevergoeding voor deze periode, maar dat zij niet tijdig heeft geklaagd over het functioneren van [A] in de periode daarna. De rechtbank wijst de vordering van Dijkoraad voor het overige af en veroordeelt Dijkoraad tot betaling van de openstaande facturen en buitengerechtelijke incassokosten aan Wepro.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer : C/08/232928 / HA ZA 19-237
Vonnis van 11 december 2019
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WEPRO ENGINEERING B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Wageningen,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
advocaat: mr. A. Robustella te Ede Gld,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RAADGEVEND INGENIEURSBUREAU DIJKORAAD B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Deventer,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. M.F.M. Groot Kormelink te Ede Gld.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als Wepro en Dijkoraad.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis d.d. 4 september 2019 waarbij een comparitie van partijen is gelast;
  • de conclusie van antwoord in reconventie;
  • een aanvullende productie (2) van de zijde van Dijkoraad;
  • het proces-verbaal van de comparitie d.d. 29 oktober 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

in conventie en in reconventie:
2.1.
Wepro is een ingenieursbureau met technisch specialisten op verschillende terreinen. Dijkoraad is een ingenieursbureau dat is gespecialiseerd in gebouwgerelateerde installatietechniek.
2.2.
Op 21 en 30 augustus 2018 hebben Wepro en Dijkoraad een overleg gehad over de mogelijkheid de heer ingenieur [A] door Wepro voor bepaalde duur ter beschikking te stellen aan Dijkoraad. Naast [A] waren bij deze overleggen aanwezig de heer [B] van Wepro en de heer [C] van Dijkoraad.
2.3.
Voorafgaand aan het overleg van 21 augustus 2018 heeft Wepro aan Dijkograaf een resumé betreffende [A] beschikbaar gesteld. Blijkens dit resumé – dat zowel een curriculum vitae van [A] behelst als een aanbeveling van [A] door Wepro – is [A] afgestudeerd in de opleiding Aviation aan de Hogeschool van Amsterdam en heeft hij stageopdrachten uitgevoerd in het kader van zijn minor duurzame technologie aan de diezelfde hogeschool. De aanbeveling hield onder meer in dat tijdens deze minor [A] interesse in de zogenoemde warme werktuigbouw sterk zou zijn gegroeid en daarmee “
de stap naar de gebouwgebonden installatietechniek (…) snel [was] gezet”.
2.4.
Op 3 september 2018 hebben Wepro en Dijkoraad een overeenkomst gesloten waarbij [A] door Wepro is gedetacheerd naar Dijkoraad.
2.5.
De detachering was beoogd voor 1700 uren, tegen een uurtarief van € 46,00 exclusief BTW. De projectomschrijving in de overeenkomst luidde: “Het zelfstandig ontwerpen en engineren van installaties binnen de onderneming van de Opdrachtgever.”
2.6.
[A] is zijn werkzaamheden gestart op 3 september 2018.
2.7.
Op 18 oktober 2018 stuurt de heer [C] van Dijkoraad een Whatsapp-bericht naar de heer [B] van Wepro, dat luidt:
“(…) voorstel mbt [A] graag naar mij (…) ok? Verder heeft ie om een gesprek verzocht, dat heb ik maandag.”
2.8.
Op 14 november 2018 heeft Dijkoraad telefonisch aan Wepro laten weten dat [A] niet bleek te beschikken over de gevraagde ervaring en kwaliteiten. Per e-mail d.d. 15 november 2018 heeft [B] van Wepro aan [C] van Dijkoraad de volgende reactie gestuurd: “
Je hebt aangegeven dat de verwachtingen vooraf niet kloppen met de werkelijkheid. Dit is iets waarin we gezamenlijk moeten kijken of wij dit in het vervolg beter kunnen borgen.” Ook heeft [B] in voornoemde mail een voorstel gedaan tot korting op het uurtarief van [A] .
2.9.
Na verschillende onderhandelingsvoorstellen over en weer, heeft Wepro Dijkoraad uiteindelijk bij e-mail van 21 december 2018 het volgende voorstel gedaan:

Wij willen een 50/50 verhouding hanteren: 50% crediteren en de andere 50% uitsmeren over de komende werkuren en verwerken in het tarief. Wij gaan uit van het feit dat [A] de eerste vijf weken in jullie optiek niet productief is geweest. Voor deze vijf weken willen wij alleen de kostprijs rekenen. Het komt er dan op neer dat we het uiteindelijk over een bedrag van € 2.400,-- boven kostprijs hebben. Dit zullen wij als volgt verrekenen:
  • € 1.200 crediteren
  • € 1.200 uitsmeren over komende uren. [A] moet nog +/- 1000 uur alvorens [A] overgenomen kan worden. Dit resulteert in € 1,2 korting op tarief. Tarief is nu 46 en wordt dan € 44,80.
2.10.
Aanvaarding door Dijkograaf blijft uit.
2.11.
Een interne e-mail d.d. 7 februari 2019 van de heer [D] van Dijkograaf aan [C] luidt: “Het zou 6 weken tegen kostprijs zijn. Die moeten ze crediteren. Stem jij af?”
2.12.
Bij brief van 21 maart 2019 is Dijkoraad gesommeerd de op dat moment openstaande facturen, vermeerderd met de contractueel verschuldigde vertragingsrechte en buitengerechtelijke incassokosten uiterlijk 29 maart 2019 te voldoen, “bij gebreke waarvan (…) [Wepro Dijkoraad] reeds nu voor alsdan, voor zover nog vereist, uitdrukkelijk in gebreke stelt (…)”.
2.13.
Bij e-mail van 28 maart 2019 heeft Wepro Dijkoraad meegedeeld de overeenkomst met Dijkoraad met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn van 4 weken te zullen beëindigen en dat over deze opzegtermijn de kostprijs voor de inzet van de ter beschikking gestelde arbeidskracht zal worden gehanteerd.
2.14.
Bij e-mail van 29 maart 2019 bericht Dijkoraad Wepro dat het haar het beste lijkt dat [A] met ingang van 1 april 2019 niet meer op haar kantoren komt en “Met jullie voorstel en coulance krijgen jullie 4 weken extra de tijd om een nieuwe opdracht voor hem te scoren. Ik denk dat uit het gesprek wel duidelijk naar voren is gekomen dat wij niks hebben aan de inzet van [A] . (…) ”.
2.15.
Hierop heeft Wepro de terbeschikkingstelling van [A] per voornoemde datum beëindigd.
2.16.
De algemene voorwaarden waaronder partijen de overeenkomst zijn aangegaan, bevatten voor zover relevant de volgende bepalingen:
[artikel 17.2:] Opdrachtgever heeft de verplichting om onmiddellijk na uitvoering van werkzaamheden door het door Wepro in het kader van de overeenkomst binnen de onderneming van de Opdrachtgever gedetacheerd personeel te onderzoeken of deze werkzaamheden aan de overeenkomst beantwoorden. Indien dit niet het geval is, kan de Opdrachtgever daarop geen beroep meer doen indien hij Wepro daarvan niet zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 8 dagen na uitvoering van de werkzaamheden, althans 8 dagen na het moment waarop daarvan had kunnen blijken, schriftelijk en met redenen omkleed kennis heeft gegeven, zulks op straffe van verval van elke aanspraak ter zake van de door Opdrachtgever gestelde tekortkoming.
[artikel 9.1:] Opdrachtgever dient reclames met betrekking tot de door Wepro verrichte werkzaamheden dan wel verleende diensten binnen 14 dagen, nadat de werkzaamheden zijn verricht respectievelijk de diensten zijn verleend dan wel binnen 14 dagen na het moment dat de Opdrachtgever de tekortkoming heeft ontdekt of heeft kunnen ontdekken schriftelijk kenbaar te maken aan Wepro;
[artikel 9.2:] de nakoming van de overeenkomst tussen Wepro en de Opdrachtgever geldt als deugdelijk, indien de Opdrachtgever de in artikel 9.1 bedoelde schriftelijke kennisgeving niet tijdig aan Wepro heeft laten toekomen;
[artikel 8.5:] Het is de Opdrachtgever niet toegestaan om betalingen op te schorten dan wel zich te beroepen op korting of verrekening;
[artikel 8.3:] Indien Opdrachtgever in gebreke blijft met betaling van de facturen van Wepro binnen de termijn van 14 dagen, is Opdrachtgever van rechtswege in verzuim. Opdrachtgever is alsdan een rente verschuldigd van 1% per maand of gedeelte daarvan, tenzij de wettelijke handelsrente geldt.

3.Het geschil in conventie

3.1.
Wepro vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad Dijkoraad veroordeelt om aan haar – tegen behoorlijk bewijs van kwijting – te voldoen een bedrag van € 75.345,81, te vermeerderen met de contractueel door Dijkoraad verschuldigde rente over
€ 63.015,09 vanaf 1 mei 2019 respectievelijk de contractueel door Dijkoraad verschuldigde rente over € 69.268,38 vanaf 14 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Dijkoraad in de kosten van de procedure.
3.2.
Wepro legt aan haar vordering het volgende ten grondslag.
Dijkoraad heeft de in de periode van oktober 2018 tot en met maart 2019 voor de terbeschikkingstelling van [A] in het kader van de aanneemovereenkomst door Wepro verstuurde facturen, alsmede de factuur betreffende de opzegtermijn, tot een totaalbedrag van € 69.268,38 onbetaald gelaten.
Dijkoraad is in verzuim geraakt ten aanzien van de betaling van de facturen.
De vertragingsrente tot en met 30 april 2019 bedraagt, bij het contractuele rentepercentage van 1 %, € 3.162,50.
Wepro stelt daarnaast buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.914,93 te hebben gemaakt, waarmee zij de hoofdsom op 1 mei 2019 in totaal stelt op € 75.345,81.
3.3.
Dijkoraad heeft niet betwist dat zij de facturen onbetaald heeft gelaten, doch stelt zich op het standpunt dat zij niet tot integrale voldoening van de vordering is gehouden op grond van hetgeen zij aan haar eis in reconventie ten grondslag heeft gelegd, zoals hierna onder 4. zal worden weergegeven.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Dijkoraad vordert in reconventie dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad Wepro veroordeelt aan Dijkoraad – tegen behoorlijk bewijs van kwijting – een bedrag van € 38.686,-- (excl. BTW) aan schade te vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, vanaf 3 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Wepro in de (na)kosten van de procedure.
4.2.
Dijkoraad legt aan haar vordering de navolgende stellingen ten grondslag.
Wepro is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de aanneemovereenkomst door een engineer te selecteren en te leveren die de eerste vijf weken in zijn geheel niet inzetbaar was omdat hij ongeschikt was voor de functie.
Dijkoraad is geen specialist in werving en selectie van kandidaten. Daarvoor gebruikte zij Wepro en vertrouwde zij op haar aanbeveling van [A] bij diens c.v.
Wepro wist vooraf aan welke functie-eisen, qua opleiding en ervaring, de gezochte kandidaat moest voldoen. De werkzaamheden zouden zich voornamelijk richten op de zogenoemde W-kant; de werktuigbouwkundige kan van (installaties in) gebouwen. Gebleken is dat [A] vrijwel geen enkele ervaring had met werktuigbouwkundige engineering gericht op gebouwen, anders dan een stageopdracht tijdens zijn opleiding die gericht was op luchtvaarttechniek. Juist in de specifieke aard van de kennis zit voor Dijkoraad het cruciale belang. Een engineer op het gebied van luchtvaart, zoals [A] , kan in de specifieke gevraagde functie vrijwel niets.
De gevorderde schade als gevolg van de ondeugdelijke selectieprocedure door Wepro waardoor een onervaren en niet adequaat opgeleide engineer bij Dijkoraad is tewerkgesteld, is als volgt opgebouwd:
Aantal aan Dijkoraad doorbelaste uren periode 3 september 2018 – 29 maart 2019 = 1204 uur
Kosten per uur = uren * € 46,-- * 50% = € 27.692,-- (uitgaan van het feit dat de helft van al het werk door anderen moet worden uitgevoerd)
Meerkosten overdracht werkzaamheden 10 % van verloren uren (inlener is voor 50% voor niks geweest) = € 2.769,--
Kosten begeleiding 15 uur * € 115 = € 1.725,--
Juridische kosten € 6.500,--
Totale additionele kosten € 38.686,-- (excl. BTW).
4.3.
Wepro voert verweer, zoals voor zover relevant hierna bij de beoordeling zal worden betrokken.

5.De beoordeling

In conventie
5.1.
Tegenover de vordering van Wepro beroept Dijkoraad zich – naar de rechtbank begrijpt – feitelijk op opschorting van haar op zichzelf niet betwiste verplichting tot voldoening van de facturen van Wepro, totdat Wepro aan Dijkoraad de reconventioneel gevorderde schade vergoedt die Dijkoraad stelt te hebben geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de aanneemovereenkomst door Wepro.
5.2.
Hoewel het hier in beginsel gaat om tegenover elkaar staande vorderingen uit dezelfde overeenkomst, stuit het beroep op opschorting in deze zaak echter reeds af op artikel 8.5 van de algemene voorwaarden waaronder de overeenkomst door partijen is aangegaan. Op grond van dit artikel is het Dijkoraad niet toegestaan betalingen op de schorten.
5.3.
Nu geen overige beletselen tot toewijzing van de vordering in conventie zijn gesteld of gebleken, en aangezien Dijkoraad gelet op de verstreken, fatale, betaaltermijnen in verzuim verkeert ter zake van de betaling van de facturen van Wepro, zal de rechtbank de vordering inclusief de vertragingsschade toewijzen.
5.4.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn niet inhoudelijk betwist en bovendien voldoende aannemelijk en niet onredelijk. Zij zullen daarom eveneens worden toegewezen, zij het, anders dan door Wepro gevorderd, afzonderlijk van de hoofdsom, nu niet is gebleken dat de (contractuele) rente tussen partijen eveneens ter zake van de incassokosten is overeengekomen.
In reconventie
5.5.
De kern van het verwijt dat Wepro wordt gemaakt behelst dat zij toerekenbaar tekort zou zijn geschoten in, om te beginnen, de selectie van [A] voor de uitvoering van het werk bij Dijkoraad.
5.6.
De rechtbank overweegt dat daargelaten de vraag of de verantwoordelijkheid van Wepro als detacherend ingenieursbureau even ver reikt als de verantwoordelijkheid die een wervings- en selectiebureau mag worden geacht te dragen, ter zitting is gebleken dat Dijkoraad zich op grond van het resumé en de overleggen op 21 en 30 augustus 2018, waar [A] bij aanwezig was, een eigen indruk heeft gevormd op basis waarvan zij besloot de aanneemovereenkomst aan te gaan.
5.7.
Dijkoraad heeft immers ter zitting aangegeven dat de kennis en kunde van iemand met een opleiding in luchtvaartkunde voor een significant deel overeenkomen met dat van een werktuigbouwkundige; het was op basis van de affiniteit die [A] leek te hebben met installatietechniek en duurzaamheid dat Dijkoraad bereid was hem te werk te stellen op detacheringsbasis, met een mogelijk dienstverband daarna. Zij heeft derhalve tijdens vorenbedoelde overleggen een eigen inschatting gemaakt van de geschiktheid van [A] voor het uitvoeren van het werk.
5.8.
In het licht van deze feitelijke gang van zaken houden de oorspronkelijke stellingen van Dijkoraad, zoals geformuleerd bij conclusie van antwoord, ter zake van de selectie geen stand en is van een (toerekenbare) tekortkoming in de nakoming van de aanneemovereenkomst door Wepro in zoverre – d.i. ter zake de selectiefase – aldus niet gebleken.
5.9.
De vraag is vervolgens voor wiens rekening en risico de onvervulde verwachtingen over het functioneren van [A] gedurende de periode van tewerkstelling moeten komen.
5.10.
Vooropgesteld overweegt de rechtbank dat gelet op de aard van de onderhavige overeenkomst in deze zaak, mede gelet op de algemene voorwaarden waaronder deze is aangegaan waarin verschillende bedingen zijn afgesproken die de situatie bestrijken waarin een werknemer niet naar behoren zou functioneren, Wepro in abstracto zou kunnen worden geacht toerekenbaar tekortgeschoten te zijn in de zin dat zij weliswaar voldoende zorgvuldig is geweest bij de selectie, doch (mede) verantwoordelijk blijft voor een tewerkstelling die rendeert voor de opdrachtgever.
5.11.
Vervolgens komt het erop aan of Dijkoraad om te beginnen tijdig en op correcte wijze – dat wil zeggen conform de algemene voorwaarden – heeft geklaagd bij Wepro over het volgens haar gebrekkige functioneren van [A] .
5.12.
Zoals ook ter zitting is besproken, ziet de rechtbank aanleiding daarin een onderscheid te maken tussen de eerste periode van vijf weken na de start van [A] op 3 september en de periode daarna tot aan de beëindiging van de tewerkstelling.
5.13.
Uit de stukken en naar aanleiding van hetgeen ter zitting is besproken is voldoende komen vast te staan dat Dijkoraad tijdig – de rechtbank ziet aanleiding hiertoe als aanknopingspunt te volgen het Whatsapp-bericht d.d. 18 oktober – heeft geklaagd over het functioneren van [A] in de eerste vijf weken, hetgeen heeft geresulteerd in een aanbod van Wepro tot creditering van het uurtarief dat boven de kostprijs uitsteeg. Het gaat dan om een bedrag van € 2.400,--.
5.14.
Dat een ingebrekestelling ter zake van deze eerste vijf weken ontbreekt, acht de rechtbank geen beletsel, aangezien een beoordeling van de vraag of sprake was van correcte nakoming van de aanneemovereenkomst in de zin dat een volgens wederzijdse verwachting per 3 september 2018 naar behoren functionerende engineer ter beschikking zou zijn gesteld, gezien de aard van de prestatie – een dienst met een doorlopende duur en inzet op verschillende projectonderdelen, die naar hun aard redelijkerwijs direct dienden te worden uitgevoerd – pas na enige tijd kon plaatsvinden, terwijl nakoming daardoor voor die achterliggende periode noodzakelijkerwijs blijvend onmogelijk moet worden geacht, zodat geen verzuim is vereist.
5.15.
De rechtbank ziet derhalve voldoende aanleiding de schadevordering in zoverre toe te wijzen op grond dat Dijkoraad (bijkomende) schade heeft geleden als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de aanneemovereenkomst door Wepro ter zake de eerste vijf weken van de tewerkstelling van [A] .
5.16.
Bij gebrek aan een voldoende concrete onderbouwing door Dijkoraad in het licht van de gemotiveerde betwisting door Wepro van de hoogte van de gestelde schade over vorenbedoelde eerste vijf weken, zal de rechtbank deze schade conform de berekening van Wepro waarderen op het bedrag van € 2.400,-- en het meer gevorderde ter zake de eerste vijf weken derhalve afwijzen.
5.17.
Dan volgt een beoordeling van de periode na vorenbedoelde start van vijf weken.
Dijkoraad heeft gesteld dat de inzet van [A] in deze periode tot aan de beëindiging van de tewerkstelling evenmin rendeerde.
5.18.
Dijkoraad heeft echter, afgezien van enkele telefonische contacten in de periode oktober/ november waarin jegens Wepro kenbaar werd gemaakt dat [A] niet naar verwachting functioneerde, niet geklaagd conform de algemene voorwaarden – zo nodig gevolgd door een ingebrekestelling – maar ingezet op verdere investering in [A] , kennelijk zonder dat dit leidde tot de gewenste groei.
5.19.
Dijkoraad vordert de kosten die zij in de gehele periode van de detachering (vergeefs) heeft gemaakt in de begeleiding en aansturing van [A] als schade terug van Wepro op grond dat Wepro tekort zou zijn geschoten in de nakoming van de aanneemovereenkomst.
5.20.
Zoals ook ter zitting door Dijkoraad onder ogen is gezien, stuit de vordering wat deze periode (na de eerste vijf weken) betreft af op de formele beletselen uit de artikelen 17.2 en 9.2 van de algemene voorwaarden en op het feit dat Dijkoraad heeft nagelaten Wepro met een ingebrekestelling in de gelegenheid te stellen een eventuele tekortkoming van haar zijde – in de zin dat zij met [A] iemand zou hebben gedetacheerd die ook na de periode van aanvang niet voldoet aan objectief gerechtvaardigde verwachtingen van de opdrachtgever – te onderzoeken om eventueel passende voorzieningen te treffen voor de navolgende periode.
5.21.
Haar vorderingen zullen dan ook integraal worden afgewezen voor zover deze het bedrag van € 2.400,- overstijgen.
5.22.
Ten overvloede overweegt de rechtbank jegens Dijkoraad dat hoezeer de rechtbank ook oog heeft voor de menselijk-professionele kant van de zaak in de zin dat het Dijkoraad te prijzen is dat zij in [A] heeft willen blijven investeren, deze investering in de begeleiding van [A] voor eigen rekening en risico van Dijkoraad moet blijven.
5.23.
Waar Dijkoraad zich in dit verband heeft beroepen op een schadebeperkend effect van deze investeringen – let wel: beperkend aan de zijde van Dijkoraad – overweegt de rechtbank dat het niet zo kan zijn dat Dijkoraad naar eigen inzicht zou mogen bepalen hoe de schade zou moeten worden beperkt, om vervolgens de kosten van die investeringen naderhand op Wepro te verhalen. Te meer omdat de detacheringsconstructie voldoende ruimte liet voor Dijkoraad relatief vlot en flexibel – en dus met relatief laag financieel risico – te kunnen handelen in geval van gebleken ongeschiktheid. Bijvoorbeeld door opzegging en het vervolgens al dan niet onder andere voorwaarden sluiten van een nieuwe overeenkomst.
In conventie en in reconventie
5.24.
Nu Dijkoraad geldt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zal zij worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

6.De beslissing

De rechtbank:
In conventie
Veroordeelt Dijkoraad tot betaling aan Wepro tegen behoorlijk bewijs van kwijting het bedrag van € 72.430,88 te vermeerderen met de contractueel door Dijkoraad verschuldigde rente (1%) over de hoofdsom van € 63.015,09 vanaf 1 mei 2019 respectievelijk over de hoofdsom van € 69.268,38 vanaf 14 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
Veroordeelt Dijkoraad tot betaling aan Wepro van de door laatstgenoemde gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ad € 2.914,93;
Veroordeelt Dijkoraad in de kosten van de procedure, aan de zijde van Wepro begroot op € 2.078,27 wegens verschotten (€ 86,27 aan deurwaarderskosten +
€ 1992,00 wegens betaald griffierecht) en € 2.148,00 wegens salaris van haar advocaat (tarief IV; 2 punten);
Wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie
Veroordeelt Wepro tot betaling aan Dijkoraad tegen behoorlijk bewijs van kwijting het bedrag van € 2.400,--, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, vanaf 3 september 2018 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Wepro in de nakosten, zijnde € 157,-- zonder betekening en ingeval van betekening € 239,--, zulks indien Wepro niet binnen 14 dagen na aanschrijving heeft voldaan aan dit vonnis;
Veroordeelt Dijkoraad in de kosten van de procedure, aan de zijde van Wepro begroot op € 695,00 wegens salaris van haar advocaat (tarief III; 1 punt);
Wijst de vordering van Dijkoraad voor het overige af;
in conventie en in reconventie:
Verklaart onderdelen I., II., III., V. en VI. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu en in het openbaar uitgesproken op 11 december 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.