ECLI:NL:RBOVE:2019:4520

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
3 december 2019
Zaaknummer
08-952307-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en ontucht gepleegd door een vader tegen zijn minderjarige dochter

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 3 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 49-jarige man die zijn dochter van haar elfde tot en met haar vijftiende levensjaar meerdere malen heeft verkracht en ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en een contactverbod opgelegd. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek dat begon met een aangifte van het slachtoffer. Tijdens de zittingen op 8 oktober en 19 november 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. S. Markink-Grolman, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. H. Tadema, gehoord. De tenlastelegging omvatte ernstige seksuele misdragingen, waaronder verkrachting en ontucht, gepleegd in de periode van 10 december 2014 tot en met 17 november 2018 op verschillende locaties, waaronder Deventer en andere Europese landen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn dochter heeft gedwongen tot deze handelingen door gebruik te maken van zijn vaderlijk overwicht en eerdere woede-uitbarstingen. De verdachte heeft tijdens de zitting een bekennende verklaring afgelegd, wat heeft bijgedragen aan de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank heeft de ernst van de gepleegde feiten, de impact op het slachtoffer en de noodzaak van bescherming van het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapportages over de verdachte, die een pedofiele stoornis vaststelden, en de aanbevelingen van de reclassering. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaar, zonder ruimte voor een voorwaardelijk deel, en heeft zij een contactverbod opgelegd ter bescherming van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-952307-19 (P)
Datum vonnis: 3 december 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1970 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres]
nu verblijvende in de PI Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 8 oktober 2019 en 19 november 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Markink-Grolman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. H. Tadema, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:gedurende een periode van bijna vier jaren zijn dochter meerdere malen heeft verkracht;
feit 1 subsidiair A:gedurende een bepaalde periode met zijn dochter, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, ontucht heeft gepleegd;
feit 1 subsidiair B:gedurende een bepaalde periode met zijn dochter, die toen de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet de leeftijd van zestien jaren had bereikt, ontucht heeft gepleegd;
feit 2:gedurende een periode van bijna vier jaren ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarige dochter.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
Primair
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 10 december 2014 tot en met 17 november 2018 te Deventer en/of meerdere plaatsen in Nederland, Italië, Kroatië, België en/of Tsjechië, (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het voorbij gaan aan de (vele) door nagenoemde [slachtoffer] geuitte signalen/uitspraken dat zij nagenoemde handelingen niet wilde ondergaan en/of door gebruik te maken van zijn (vaderlijk)overwicht en/of overredingskracht en/of eerdere woede-uitbarstingen, zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn penis in haar mond, anus, vagina, en/of tussen haar schaamlippen en/of tegen haar clitoris en/of
-
- het brengen van zijn tong in haar vagina, in elk geval tegen haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen;
Subsidiair
A. hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 10 december 2014 tot en met 9 december 2015 te Deventer en/of meerdere plaatsen in Nederland, Italië, Kroatië en/of België, (telkens) met zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn penis in haar anus, vagina, mond en/of tegen haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen en/of
- het brengen van zijn tong in haar vagina, in elk geval tegen haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen;
B. hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 10 december 2015 tot en met 17 november 2018 te Deventer en/of meerdere plaatsen gelegen in Nederland, Italië, Tsjechië en/of België, (telkens) met zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn penis in haar anus, vagina, mond en/of tegen haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen en/of
- het brengen van zijn tong in haar vagina, in elk geval tegen haar clitoris en/of tussen haar schaamlippen;
2
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 10 december 2014 tot en met 17 november 2018 te Deventer en/of meerdere plaatsen gelegen in Nederland, Italië, Tsjechië, Duitsland en/of België, (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, door
- haar (op haar mond) te (tong)zoenen en/of
- haar vagina, anus, en/of borsten te likken en/of
- haar (gehele) lichaam te betasten en/of
- op haar (naakte) lichaam te gaan liggen en/of
- zijn penis door haar te laten aftrekken, likken en/of betasten en/of
- zijn penis tussen haar billen en/of tegen haar anus te brengen en/of
- zijn balzak, buik en/of borst door haar te laten likken en/of
- in haar bijzijn te masturberen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat feit 1 primair en feit 2 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd. De raadsman heeft zich wat betreft de beoordeling van het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten onder 1 primair en 2 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – omdat verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering, zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting op 19 november 2019;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige van 27 mei 2019, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] , pag. 8-17.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1 primair
hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 10 december 2014 tot en met 17 november 2018 te Deventer en meerdere plaatsen in Nederland, Italië, Kroatië, België en Tsjechië, telkens door een andere feitelijkheid, te weten het voorbij gaan aan de vele door nagenoemde [slachtoffer] geuitte signalen/uitspraken dat zij nagenoemde handelingen niet wilde ondergaan en door gebruik te maken van zijn (vaderlijk) overwicht en overredingskracht en eerdere woede-uitbarstingen, zijn dochter [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen van zijn penis in haar mond, anus, vagina, en tussen haar schaamlippen en tegen haar clitoris en
-
- het brengen van zijn tong in haar vagina, in elk geval tegen haar clitoris;
2
hij op meerdere tijdstippen gelegen in de periode van 10 december 2014 tot en met 17 november 2018 te Deventer en meerdere plaatsen gelegen in Nederland, Italië, Tsjechië, Duitsland en België, telkens ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2003, door
- haar (op haar mond) te (tong)zoenen en
- haar vagina en borsten te likken en
- haar (gehele) lichaam te betasten en
- op haar (naakte) lichaam te gaan liggen en
- zijn penis door haar te laten aftrekken, likken en/of betasten en
- zijn penis tussen haar billen en/of tegen haar anus te brengen en
- zijn balzak en borst door haar te laten likken en
- in haar bijzijn te masturberen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 242, 248 en 249 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: verkrachting begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: plegen van ontucht met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de eis van de officier van justitie te hoog is en dat zij onvoldoende rekening heeft gehouden met de conclusies van de Pro Justitia-rapportage. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om een deels voorwaardelijke straf op te leggen en bijzondere voorwaarden te stellen zoals door de reclassering geadviseerd.
7.3
De gronden voor een straf en maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zijn dochter van haar elfde tot en met haar vijftiende levensjaar meerdere malen verkracht en ontuchtige handelingen met haar gepleegd. Het misbruik begon tijdens de voor hen gebruikelijke momenten onder de douche, en vond daarna ook plaats in de slaapkamer van [slachtoffer] , in het huis waar verdachte met zijn vrouw en hun drie kinderen woonde. De omstandigheid dat het misbruik plaatsvond binnen de gezinssfeer en in de woning die [slachtoffer] ‘thuis’ noemde, verzwaart de ernst van dit, op zich al buitengewoon ernstige en schokkende strafbare feit. Het misbruik heeft ook op diverse plekken buiten de woning plaatsgevonden, waaronder in de kerk, waar verdachte als organist werkte, en in de auto op carpoolplaatsen langs de snelweg. Ook plande verdachte vakanties met [slachtoffer] , zodat hij ongestoord met haar zijn gang kon gaan, en verdoezelde hij dit door ook met de andere kinderen op vakantie te gaan.
Verdachte heeft zich daarbij alleen laten leiden door zijn seksuele behoeften en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevoelens van of de gevolgen voor zijn jonge dochter. Het kan niet anders dan dat de verkrachtingen en de ontucht voor [slachtoffer] uitermate vernederende, kwetsende en beangstigende ervaringen zijn geweest. Verdachte heeft niet alleen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn dochter, maar heeft ook haar gevoel van veiligheid binnen haar gezin en woning geschaad. Zoals blijkt uit de ter zitting door haar voorgelezen slachtofferverklaring leefde [slachtoffer] in constante angst, wetende dat het misbruik opnieuw zou plaatsvinden, maar niet wanneer. Verdachte heeft de normale seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, van [slachtoffer] afgenomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksuele delicten, zeker in het geval van jonge kinderen, zeer langdurig zo niet blijvend nadeel kunnen ondervinden van wat hun is aangedaan. Dat zal in het geval van [slachtoffer] niet anders zijn. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte is vanaf het moment dat het misbruik aan het licht kwam, uiterst berekenend te werk gegaan. Dit blijkt uit de uitdraaien van de whatsapp-gesprekken die verdachte onder andere met zijn echtgenote, [slachtoffer] en zijn andere dochter voerde. Ook hieruit blijkt dat verdachte zijn eigen belangen plaatst boven de belangen van anderen en dat hij zich weinig gelegen laat liggen aan de belangen van anderen.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte zich, blijkens een uittreksel van de justitiële documentatie van 17 oktober 2019, niet eerder schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte hulp heeft gezocht en, ook nu in de PI, in behandeling is voor zijn problematiek.
De rechtbank in dit verband acht geslagen op het door GZ-psycholoog R. Bout opgemaakte Pro Justitia rapport van 26 september 2019. Volgens de psycholoog lijdt verdachte aan een pedofiele stoornis en was deze stoornis ook ten tijde van de bewezenverklaarde feiten aanwezig. Verder is sprake van enkele disfunctionele trekken in de persoonlijkheid, zonder dat dit leidt tot classificatie van een persoonlijkheidsstoornis. Verdachte heeft zich laten leiden door zijn seksuele behoeften zonder daarbij voldoende rekening te houden met de negatieve consequenties voor zichzelf en anderen. De psycholoog is van mening dat het tenlastegelegde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De kans op recidive wordt zowel op de korte als de (middel-)lange termijn als laag ingeschat. De psycholoog adviseert bijzondere voorwaarden in de vorm van een ambulante behandeling bij De Tender of een soortgelijke forensische polikliniek, om de toch al kleine kans op recidive te verminderen.
De reclassering adviseert in haar rapport van 1 november 2019, opgemaakt door reclasseringswerker N. Polman, en deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen. De reclassering adviseert daarom bij (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen en een contactverbod met het slachtoffer op te leggen. De reclassering adviseert – ondanks de laag/gemiddelde recidivekans – deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank is van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Rekening houdende met al het bovenstaande, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden. Deze straf laat geen ruimte voor een voorwaardelijk deel.
Ter terechtzitting hebben [slachtoffer] en haar raadsvrouw mr. B.W.J. Janssen, verzocht om aan verdachte een contactverbod op te leggen. Ook de reclassering heeft geadviseerd om een contactverbod op te leggen. Volgens de reclassering heeft verdachte aangegeven hij het aan zijn dochter over wil laten of er in de toekomst wel of geen contact tussen hen zal zijn én is tijdens zijn behandeling bij De Tender afgesproken dat hij zelf geen contact meer met haar zal zoeken. Desondanks heeft hij nog wel een brief naar [slachtoffer] gestuurd waarin hij zijn spijt betuigt. Ook vraagt de reclassering zich af of [slachtoffer] veiligheid bij een terugkeer naar het gezin wel voldoende kan worden gewaarborgd. In het bijzonder overweegt de reclassering dat het risico in geval van een terugkeer van verdachte in de gezinswoning moeilijk in te schatten is en dat recidive zonder controle, begeleiding en behandeling niet kan worden uitgesloten.
Gelet hierop, in samenhang met de ernst van de ten laste gelegde feiten en de zedenproblematiek, zoals door de psycholoog gediagnostiseerd, dient [slachtoffer] ook in de toekomst nog langdurig tegen verdachte te worden beschermd.
[slachtoffer] zelf heeft aangegeven dat zij bovenal door verdachte met rust gelaten wil worden, zodat zij haar therapie kan volgen, in alle rust haar schooldiploma kan halen en haar geen verdere psychische schade wordt aangedaan.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding om, ambtshalve, naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een gedragsbeïnvloedende maatregel op te leggen in de vorm van een contactverbod. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr is voldaan. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van [slachtoffer] . Aan verdachte wordt ter zake van deze strafbare feiten bovendien een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De maatregel houdt in dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met het slachtoffer zoekt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van deze maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van personen, in het bijzonder van [slachtoffer] , nu uit de genoemde omstandigheden de noodzaak tot langdurige bescherming van [slachtoffer] blijkt.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair
het misdrijf: verkrachting begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: plegen van ontucht met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 4.4 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Maatregel
-legt veroordeelde tevens op de
maatregelstrekkende tot
gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking(artikel 38z Sr),
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. C.A. Peterzon en
mr. J. Mulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2019.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Dienst Regionale Recherche, eenheid Oost-Nederland met nummer ONRBC19413/Orville tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.