ECLI:NL:RBOVE:2019:4480

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
08.046066.18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van levensgezel met taakstraf en schadevergoeding

Op 29 november 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 39-jarige vrouw veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk, voor mishandeling van haar levensgezel. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 15 februari 2018 in Almelo, waar de verdachte haar levensgezel heeft geduwd, wat resulteerde in een val en ernstige verwondingen, waaronder een gebroken been. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met haar ouders naar de woning van de levensgezel ging om te praten over de omgang met hun gezamenlijke zoon. Tijdens deze confrontatie escaleerde de situatie en werd er geweld gebruikt. De rechtbank oordeelde dat het geweld niet 'openlijk' was gepleegd, aangezien het zich binnen de besloten ruimte van de woning afspeelde. De verdachte werd vrijgesproken van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar werd wel schuldig bevonden aan de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling. De rechtbank legde een taakstraf op en een schadevergoeding van € 1.500,- aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het geweld plaatsvond en de impact op de betrokkenen, waaronder hun zevenjarige zoon.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08.046066.18 (P)
Datum vonnis: 29 november 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 november 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Weimar en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. S.D. Smid, advocaat te Losser, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging op 15 november 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] , danwel poging tot zware mishandeling van [slachtoffer] in vereniging, dan wel mishandeling van haar levensgezel [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging na voormelde wijziging aan verdachte, dat:
zij op of omstreeks 15 februari 2018 te Almelo, gemeente Almelo, althans in Nederland, openlijk, te weten op of aan de [adres 2] (nummer [huisnummer] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer perso(o)n(en), te weten [slachtoffer] , welk geweld bestond uit:
- één- of meermalen te duwen, waarbij of waarna die [slachtoffer] tegen een muur en/of kastje en/of op de grond is gevallen, en/of
- één- of meermalen met een fietsslot en/of een (fiets)ketting, althans een voorwerp tegen het hoofd en/of de benen en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of
- één- of meermalen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam slaan/stompen en/of
- één- of meermalen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen, terwijl dit door haar/hen gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten:
- een (bloedende) hoofdwond en/of één of meer stukjes afgebroken schedelbot en/of een gebroken (kuit)been en/of instabiele enkel en/of (af)gescheurde spieren/pezen en/of andere verbindingen tussen de verschillende botten in het onderbeen/voet en/of één of meer blauwe plekken voor die [slachtoffer] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
zij, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, op of omstreeks 15 februari 2018 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen:
- één- of meermalen heeft/hebben geduwd, waarbij of waarna die [slachtoffer] tegen een muur en/of kastje en/of op de grond is gevallen, en/of
- één- of meermalen met een fietsslot en/of een (fiets)ketting, althans een (hard) voorwerp tegen het hoofd en/of de benen en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of
- één- of meermalen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt en/of
- één- of meermalen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam hebben getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 15 februari 2018 in de gemeente Almelo tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, haar levensgezel, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] :
- één- of meermalen te duwen, waarbij of waarna die [slachtoffer] tegen een muur
en/of kastje en/of op de grond is gevallen, en/of
- één- of meermalen met een fietsslot en/of een (fiets)ketting, althans een voorwerp tegen het hoofd en/of de benen en/of elders tegen het lichaam te slaan en/of
- één- of meermalen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam slaan/stompen en/of
- één- of meermalen tegen het hoofd en/of elders tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat ten aanzien van het primair tenlastegelegde vrijspraak moet volgen aangezien verdachte geen geweld heeft gebruikt, maar bovenal geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Daarnaast is er geen sprake van openlijke geweldpleging aangezien het geweld zich heeft afgespeeld in de woning. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit aangezien niet kan worden bewezen dat verdachte opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, om aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Evenmin kan er sprake zijn van medeplegen nu er geen sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking met de medeverdachte. Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit aangezien verdachte aangever enkel een duw heeft gegeven om hem te kunnen passeren en daarvan niet gezegd kan worden dat daarmee sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op het veroorzaken van pijn of letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van het proces-verbaal van de politie en het onderzoek ter terechtzitting vast dat verdachte op 15 februari 2018 samen met haar moeder en haar vader, die de medeverdachte is in deze zaak, naar haar woning in Almelo is gegaan waar aangever [slachtoffer] op dat moment verbleef met hun zevenjarige zoon. In de woning is het tot een confrontatie gekomen tussen verdachte, de medeverdachte en aangever en is de situatie op enig moment geëscaleerd, waarbij door verdachte en de medeverdachte tegen aangever [slachtoffer] geweld is gebruikt. Aangever bleef achter met ernstig letsel, onder andere een gebroken been.
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie onder meer verklaard dat hij door de medeverdachte meerdere malen met een ketting is geslagen waarbij hij over zijn hele lichaam werd geraakt. Verder heeft aangever verklaard dat hij door verdachte en haar moeder is geslagen en geschopt. Getuige [getuige 1] heeft bij de politie onder meer verklaard dat de zoon van verdachte aan haar heeft verteld dat hij heeft gezien dat aangever [slachtoffer] door verdachte is geduwd waardoor hij tegen de medeverdachte aan viel. In het kader van een letselonderzoek is aangever [slachtoffer] door een arts gezien. Door de arts zijn meerdere letsels bij aangever [slachtoffer] geconstateerd die volgens de arts goed kunnen passen bij de door aangever [slachtoffer] aangegeven toedracht. Verdachte heeft ter terechtzitting en bij de politie onder meer verklaard dat zij aangever een forse duw heeft gegeven waarna hij op de grond is gevallen. Hierna heeft verdachte een hoofdwond bij aangever [slachtoffer] gezien. Verdachte ontkent dat zij alle (andere) tenlastegelegde geweldshandelingen heeft gepleegd.
Voor een bewezenverklaring van het in vereniging openlijk geweld plegen als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) dient te worden bewezen dat de gepleegde geweldshandelingen 'openlijk', dat wil zeggen op of aan de openbare weg, dan wel op een voor het publiek toegankelijke plaats hebben plaatsgevonden. Het gaat er dus wat betreft de "openlijkheid" in de kern om dat de geweldpleging zich op zodanige wijze en op een zodanige plaats moet hebben voltrokken dat de openbare orde is verstoord.
Op basis van verklaringen in het dossier kan worden vastgesteld dat de geweldshandelingen zich in de woning hebben afgespeeld. In die woning waren naast aangever en verdachte, de medeverdachte en de moeder van verdachte aanwezig. Uit het dossier blijkt niet of de deur van de woning open stond op het moment van de geweldshandelingen. Het geweld voltrok zich aldus in een besloten ruimte en niet is gebleken dat de geweldshandelingen zichtbaar waren voor omstanders vanaf de openbare weg. De verklaring van getuige [getuige 2] ziet op hetgeen zich buiten de woning heeft afgespeeld. Gelet op deze omstandigheden kan niet worden bewezen dat er sprake is geweest van openlijk geweld op of aan de openbare weg of op een voor het publiek toegankelijke plaats. De verdachte dient derhalve van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat op grond van de inhoud van het dossier niet bewezen kan worden dat verdachte alleen of tezamen en in vereniging met de medeverdachte heeft gepoogd aangever [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Voor de rechtbank zijn de daarvoor cruciale gedragingen die van belang zijn voor het eventueel aanwezige (voorwaardelijk) opzet om aangever [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met betrekking tot verdachte niet vast te stellen. De verdachte dient derhalve ook van het subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het meer subsidiair tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat, op grond van de bewijsmiddelen te weten de aangifte van [slachtoffer] , de verklaring van getuige [getuige 1] en de letselbeschrijving in onderling verband en samenhang bezien met de verklaring van verdachte - voor zover relevant, kort samengevat inhoudende - dat zij aangever [slachtoffer] een harde duw heeft gegeven waarna hij op de grond is gevallen, wettig en overtuigend bewezen is, dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling waardoor [slachtoffer] pijn en letsel heeft bekomen.
De rechtbank zal verdachte voor het deel van de tenlastelegging dat ziet op “het tezamen en in vereniging met een ander of anderen” en de overige tenlastegelegde gedragingen vrijspreken, nu dat onvoldoende uit de bewijsmiddelen is gebleken.
Nu aangever [slachtoffer] ten tijde van de mishandeling de levensgezel van verdachte was, kan ook dit strafverzwarende bestanddeel bewezen worden verklaard.
De rechtbank is aldus van oordeel dat op grond van voorgaande overwegingen in samenhang met de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling van haar levensgezel.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
zij op 15 februari 2018 in de gemeente Almelo, haar levensgezel [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer] te duwen, waarbij of waarna die [slachtoffer] is gevallen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 300 en 304 Sr . Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
meer subsidiair
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen haar levensgezel.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet of niet naar behoren verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, bij een bewezenverklaring van het meer subsidiair tenlastegelegde feit, verzocht om een voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft een moeizame relatie gehad met aangever [slachtoffer] , waar ze een zoon mee heeft. Verdachte is, vergezeld van haar ouders die emotioneel waren aangedaan door de situatie rondom hun dochter, verdachte, en kleinzoon, naar haar toenmalige woning gegaan om met aangever in gesprek te gaan over een omgang met haar zoon en om andere praktische zaken te regelen. De afspraak was dat verdachte alleen zou komen. In de woning ontstond vrij snel een onaangename sfeer en is het tot een confrontatie gekomen, waarna de situatie is geëscaleerd. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling door aangever te duwen omdat zij tegen de wil van aangever hun beider zoon wilde meenemen. Aangever is door deze duw gevallen. Hierdoor heeft aangever pijn ondervonden en letsel opgelopen. Door haar handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van aangever ernstig geschonden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat het geweld heeft plaatsvonden in het bijzijn van hun beider zevenjarig zoontje. Geweld in de huiselijke sfeer maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van de slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers hiervan meestal nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten ondervinden, wat in dit geval ook blijkt uit de schriftelijk ingediende vordering van aangever als benadeelde partij. Ook het zoontje van aangever en verdachte is slachtoffer van dit geweld en zal naar alle waarschijnlijkheid nadelige gevolgen ondervinden van het geweld waarvan hij getuige is geweest.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 7 oktober 2019, waaruit blijkt dat verdachte first-offender is;
- een reclasseringsadvies van 30 oktober 2019, opgemaakt door V. Hans, reclasseringswerker.
In het reclasseringsadvies is onder meer beschreven dat de kans op recidive als laag wordt ingeschat. Verdachte is first-offender, waardoor niet gesproken kan worden van een
delictpatroon. Er was sprake van een problematische relatie met aangever. Ondanks de onrustige periode na het tenlastegelegde weet verdachte stabiliteit en rust te creëren in haar leven. Verdachte heeft passende hulpverlening om zich heen en een steunend netwerk. Momenteel heeft de reclassering contact met verdachte in het kader van een vrijwillig toezicht waar zij de afgelopen periode veel baat bij gehad. De verwachting is dat de aankomende periode onrustig blijft, door de aanhoudende berichten van aangever ondanks een contactverbod en de aankomende zittingen rondom de voogdij. Gelet daarop ziet de reclassering een meerwaarde in een reclasseringstoezicht. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarde een meldplicht bij reclassering.
Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen de omstandigheden waaronder de onderhavige mishandeling is gepleegd een strafafdoening in de vorm van een taakstraf. Van deze taakstraf zal een deel voorwaardelijk worden opgelegd, om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht voortzetting van het toezicht, zoals geadviseerd is door de reclassering van groot belang aangezien verdachte en aangever in de toekomst regelmatig met elkaar zullen worden geconfronteerd in verband met de voogdij van hun zoon.
Alles afwegende acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen vervangende hechtenis, waarvan 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf verbindt de rechtbank de bijzondere voorwaarde zoals door de reclassering geadviseerd.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,- gevorderd te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast verzoekt de benadeelde partij toekenning bij voorschot.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat een schadevergoeding kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.000,-, plus de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het gevorderde bedrag gematigd dient te worden gelet op vergelijkbare jurisprudentie waarin een lager bedrag werd toegekend. Bovendien is de gestelde schade onvoldoende onderbouwd. De vordering van de wettelijke rente dient te worden afgewezen aangezien het niet aan verdachte is te wijten dat het zo lang heeft geduurd voordat de zaak op zitting werd aangebracht. Voor een toekenning bij voorschot ontbreekt een wettelijke strafrechtelijke basis.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit samen met het door medeverdachte begane feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is de rechtbank van oordeel dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezen verklaarde in deze zaak en in de zaak van de medeverdachte. De schade is moeilijk te scheiden en tussen de zaken bestaat een dermate samenhang dat de rechtbank de verplichting tot schadevergoeding hoofdelijk zal toewijzen.
De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor gedeeltelijke toewijzing. Hierbij houdt de rechtbank rekening met bedragen die in vergelijkbare gevallen worden toegekend. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.500,- te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer subsidiair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
meer subsidiair
het misdrijf: mishandeling, begaan tegen haar levensgezel;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het meer subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten indien verdachte voor het einde van de
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat verdachte:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij de Reclassering Nederland op het adres Plesmanweg 9, 7602 PD te Almelo meldt en zich gedurende de proeftijd blijft melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren.
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de
benadeelde partij [slachtoffer]van een bedrag van
€ 1.500,-(te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2018) voor zover dit bedrag niet door de mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het subsidiair bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.500,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 15 februari 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van
25dagen zal worden toegepast, (een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan). Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan haar verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de
benadeelde partij [slachtoffer], voor het overige deel
niet-ontvankelijkis in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Bordenga-Koppes, voorzitter, mr. F.C. Berg en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 november 2019.
Buiten staat
Mr. M.A.H. Heijink is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2018071714. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 november 2019, voor zover inhoudende de verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 15 februari 2018 was ik in Almelo in mijn woning. Aangever [slachtoffer] was daar ook. Ik heb [slachtoffer] met twee handen een forse duw gegeven. Hij viel toen op de grond. Ik zag hierna dat hij een hoofdwond had.
2.
Het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer] , met bijlage(n), van 16 februari 2018, pagina’s 66 t/m 80, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Vanavond kwam [verdachte] . Ze kwam met de sleutel de woning binnen. Ik zag dat zij haar ouders mee had genomen. Ik zag en voelde [verdachte] en haar moeder, op mij in schoppen en slaan. Ik weet niet hoe het precies gebeurd is, maar mijn hele voet staat scheef en volgens mij is mijn been gebroken. Ook doet mijn hoofd zeer. Ik heb een snee in mijn voorhoofd van de klap met de ketting. Ik heb veel pijn door deze mishandeling. Ze hebben het alle drie gedaan.
3.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] , van 16 februari 2018, pagina 81, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik zag en voelde dat ook [verdachte] en [naam] mij begonnen te slaan en te schoppen. Ik kan
niet goed omschrijven waar ik allemaal geraakt werd, ik voelde dat ik echt overal geraakt werd. Ik viel op de grond naast de tafel. Ik weet niet of ik ergens tegen aan gevallen ben. Ik weet ook niet hoe en door wie mijn been gebroken is. Ik heb zoveel klappen slagen gehad, van alle drie, dat ik niet weet wie dat heeft gedaan.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , van 17 februari 2018, pagina’s 108 t/m 109, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige:
Op zaterdag 17 februari 2018 rond 16.50 uur heb ik gesproken met [kind] op zijn slaapkamer in de woning aan de [adres 2] in Almelo. Ik vroeg [kind] wat er afgelopen donderdagavond gebeurd was. Ik hoorde dat hij zei: "Mama heeft papa geduwd, papa viel toen tegen opa aan, opa kwam toen tegen de muur en die werd toen boos. Ik hoorde dat hij zei: "Ik was erbij, ik heb het gezien, ik lag op de bank."
5.
Een schriftelijk bescheid, zijnde een schrijven van GGD Twente Forensische Geneeskunde, van 20 februari 2018, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verslag van Drs. M. Evers, Forensisch arts:
Wij ontvingen informatie van de SEH van het ziekenhuis in Almelo: hij is daar gezien op
15 februari 2018. Aan letsels werd gezien:
-wond links op de behaarde hoofdhuid van circa 5cm lang en 0.5cm diep met daarbij enkele kleine stukjes afgebroken bot van het schedelbot, er is geen breuk door de volledige dikte van de schedel, geen letsel aan de hersenen.
-Een forse zwelling van de enkel rechts met bewegingsbeperking in alle richtingen en instabiliteit.
-Daarnaast een breuk van het bovenste derde deel van het kuitbeen rechts.
De behandeling bestond uit:
- De hoofdwond is gespoeld en gehecht.
- In eerste instantie werd een gipsspalk aangelegd om het rechter onderbeen, maar vanwege aanhoudende instabiliteit werd besloten dat hij geopereerd moest worden om een goede stand te verkrijgen. De operatie vond plaats op 27 februari 2018, waarbij twee schroeven worden geplaatst om het kuitbeen en scheenbeen te fixeren. Na de operatie werd gips aangelegd.
Vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel: Ja
Toelichting:Breuk van het kuitbeen rechts en een instabiele enkel rechts. Kleine stukjes losliggend bot bij de wond op het voorhoofd.
Vermoeden van blijvende beperking van fysieke functies:Nee
Over de herstelduur en restverschijnselen van de rechter enkel en kuitbeen is nog
niets te zeggen. Mogelijk worden de schroeven over 3 maanden verwijderd. Vaak blijft
bij dergelijke enkel-letsels wel enige functiebeperking over. De hoofdwond zal over enkele weken genezen zijn, waarschijnlijk blijft een litteken zichtbaar.
Schatting duur verdere genezing zichtbare letsels:2 weken
Schatting duur verdere genezing overige letsels:6 maanden
Ouderdom letsels:De ouderdom van de letsels passen bij het huidige tijdsinterval
Past het letsel bij de opgegeven toedracht:Goed
Omdat:Betrokkene heeft letsels over het hele lichaam, dit zou kunnen passen bij meerdere
keren geraakt worden. De scheurwond op het voorhoofd past bij botsend stompgeweld, bijvoorbeeld door tegen een tafelrand te vallen of geslagen worden met een hard voorwerp met een hoekige kant. De breuk in het onderbeen in combinatie met de instabiliteit van de enkel (veroorzaakt door verscheuring van de verbindingen tussen de verschillende botten) wordt veroorzaakt door een krachtige naar buiten draaiende beweging van de voet. Dit letsel
wordt het vaakst gezien bij sporters, maar kan ook optreden bij een ongelukkige
verdraaiing van de voet tijdens normale dagelijks bezigheden als traplopen, maar is ook voorstelbaar te kunnen optreden bij een gevecht.