ECLI:NL:RBOVE:2019:444

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
08-950223-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een vrouw door een minderjarige jongen in Almelo met een veroordeling tot jeugddetentie en schadevergoeding

Op 7 februari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een destijds minderjarige jongen, die werd beschuldigd van het verkrachten van een vrouw in Almelo op 30 mei 2018. De rechtbank oordeelde dat de jongen, die op het moment van de feiten 17 jaar oud was, een hogere straf moest krijgen vanwege de ernst van de verkrachting, die plaatsvond op een openbare plek in de nachtelijke uren. De rechtbank veroordeelde de jongen tot 12 maanden jeugddetentie, waarbij de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht in mindering werd gebracht. Daarnaast werd de jongen verplicht om een schadevergoeding van 1.500 euro te betalen aan het slachtoffer.

De zaak kwam aan het licht na een aangifte van het slachtoffer, die verklaarde dat zij door de jongen was gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen was. De verdediging had vrijspraak bepleit, maar de rechtbank achtte de verklaringen van het slachtoffer consistent en ondersteund door getuigenverklaringen.

De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de aard en ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de achtergrond van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ernstig inbreuk had gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en dat slachtoffers van verkrachting vaak langdurig psychisch lijden onder de gevolgen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke jeugddetentie op, waarbij de omstandigheden van de verdachte en de impact van de daad op het slachtoffer zwaar wogen in de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-950223-18 (P)
Datum vonnis: 7 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen de minderjarige verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
nu verblijvende in Juvaid, locatie Veenhuizen.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de met gesloten deuren gehouden terechtzitting 24 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.Y. Huang en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. T. Geerdink, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 30 mei 2018 door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 30 mei 2018 te Almelo door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
- ( meermalen) nader te noemen (krachtig) om/bij haar nek/hoofd vast te pakken
en/of (vervolgens) het hoofd (krachtig) naar beneden en/of in de richting van
zijn, verdachtes, penis te drukken/duwen en/of
- die [slachtoffer] op haar handen en knieën in het gras te positioneren door haar
(krachtig) naar beneden te drukken/duwen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] op haar buik tegen het gras te drukken en/of gedrukt te houden
en/of
- ( meermalen) voorbij te gaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van
verzet/weerstand van die [slachtoffer] en/of (daarbij)
- ( krachtig) één of meermalen de neus en/of mond van [slachtoffer] dicht te drukken
en/of dicht gedrukt te houden met zijn, verdachtes, hand(en),
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer
handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het één of meermalen duwen/drukken van zijn, verdachtes, vingers(s) en/of
penis in de anus en/of vagina en/of mond van die [slachtoffer] .

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op de aangifte, de uitgewerkte 112 melding, de waarneming van derden met betrekking tot de gemoedstoestand van [slachtoffer] , de verklaring van de getuige [getuige] en de resultaten van het forensisch sporenonderzoek alsmede het door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) opgemaakte rapport het tenlastegelegde bewezen kan worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft het tenlastegelegde ontkend. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het seksuele contact dat heeft plaatsgevonden tussen aangeefster en verdachte geheel vrijwillig is geweest; er is geen sprake van geweld of een andere feitelijkheid, dan wel bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid geweest. De verklaring van aangeefster is op wezenlijke punten inconsistent en innerlijk tegenstrijdig en kan niet bijdragen aan een bewezenverklaring. Daarnaast komen de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige] onvoldoende overeen. Verder heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat tijdens het seksuele contact er geen sprake geweest van vaginale of anale penetratie. Dat er DNA materiaal van verdachte is aangetroffen rondom de anus van aangeefster is volgens de verdediging te wijten aan het feit dat verdachte zichzelf heeft bevredigd waarbij sperma op de rug van aangeefster terecht is gekomen en naar beneden is gegleden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 30 mei 2018 2 jongens op een fiets is tegengekomen. Zij kende deze jongens niet. Eén van deze jongens heeft haar benaderd en één van de jongens is even weg geweest. Verdachte en getuige [getuige] hebben verklaard dat zij die nacht aangeefster hebben ontmoet. Dat verdachte degene is geweest die aangeefster heeft benaderd en dat [getuige] de jongen is die even is weggeweest. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar heeft aangesproken en dat zij op verzoek van verdachte naast hem op een bankje is gaan zitten. Verdachte is aangeefster vervolgens gaan zoenen. Terwijl hij haar zoende ging hij met zijn vingers bij haar vagina en heeft haar hand naar zijn geslachtsdeel geleid. Volgens aangeefster was dit heel dwingend en kon zij niet anders. Zij heeft verklaard dat zij heeft gezegd dat zij het niet wilde. Verdachte heeft, zo blijkt uit de aangifte, vervolgens zijn geslachtdeel uit zijn broek gehaald, aangeefster bij haar nek gepakt en naar beneden gedrukt naar zijn piemel en pompende bewegingen gemaakt zodat de mond van aangeefster op en neer over de piemel van verdachte ging. Vervolgens zijn aangeefster en verdachte naar een groep bomen gelopen. Daar heeft verdachte aangeefster wederom naar beneden gedrukt en haar hoofd over zijn piemel gedrukt, zover dat zij dacht dat zij zou stikken. Aangeefster moest vervolgens op haar knieën plaatsnemen, verdachte heeft toen de broek van aangeefster naar beneden gedaan, is met zijn vingers in de vagina van aangeefster gegaan en heeft geprobeerd aangeefster, nadat verdachte aangeefster op de grond had geduwd, anaal te penetreren. Aangeefster heeft meerdere keren gezegd: ‘nee, niet doen, nee, niet doen.’ Verdachte is daarna naar zijn vriend [getuige] gelopen en is teruggekomen waarna hij aangeefster anaal heeft gepenetreerd. Aangeefster heeft, zo heeft zij verklaard, daarbij veel pijn ondervonden en toen zij het uitschreeuwde van de pijn heeft verdachte zijn hand op de mond en neus van aangeefster gelegd waardoor aangeefster bijna geen lucht kreeg.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte, toen deze met aangeefster op het bankje zat, aangeefster begon aan te raken en dat aangeefster zei: ‘don’t touch’, maar dat verdachte daar niet naar luisterde. De getuige schrok daarvan en is toen weggegaan. Toen hij weer terug kwam zag hij verdachte en aangeefster naar een bosje rennen. Verdachte heeft de getuige geroepen. Toen de getuige vervolgens bij het bosje kwam, zag hij aangeefster met haar buik op de grond liggen. De getuige heeft gezien dat verdachte aangeefster op handen en knieën heeft gekregen en de onderbroek van aangeefster naar beneden heeft getrokken. Volgens de getuige stond verdachte aan de achterkant van aangeefster. De getuige hoorde aangeefster “stop stop” roepen waarbij het leek of verdachte een hand voor de mond van aangeefster hield.
Voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang gezien, leiden naar het oordeel van de rechtbank tot de conclusie dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de door aangeefster afgelegde verklaring, nu deze consistent en betrouwbaar is en op wezenlijke onderdelen wordt ondersteund door de verklaring van de getuige [getuige] . Dat de seksuele handelingen vrijwillig hebben plaatsgevonden, zoals door verdachte gesteld, acht de rechtbank gelet op de aangifte en de verklaring van getuige [getuige] niet geloofwaardig.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 30 mei 2018 te Almelo door geweld of een andere feitelijkheid, te weten door:
- [slachtoffer] om/bij haar nek/hoofd vast te pakken en vervolgens het hoofd naar beneden en in de richting van zijn, verdachtes, penis te drukken/duwen en
- die [slachtoffer] op haar handen en knieën in het gras te positioneren door haar
naar beneden te duwen en vervolgens
- die [slachtoffer] op haar buik tegen het gras te drukken en
- meermalen voorbij te gaan aan de verbale signalen van weerstand van die [slachtoffer] en
- meermalen de neus en mond van [slachtoffer] dicht te drukken en/of dicht gedrukt te houden met zijn, verdachtes, hand,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten:
- het duwen/drukken van zijn, verdachtes, vingers en/of penis in de anus en/of vagina en/of mond van die [slachtoffer] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: verkrachting.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 16 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld verdachte een jeugddetentie gelijk aan het voorarrest op te leggen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft op een openbare plek gedurende de nachtelijke uren een vrouw, onder meer anaal, verkracht. Dit is een ernstig feit, waardoor de verdachte op zeer grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de belangen van het slachtoffer ondergeschikt heeft gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van een verkrachting nog jarenlang last kunnen hebben van de psychische gevolgen daarvan. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op de over verdachte uitgebrachte rapporten.
G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater, heeft op 19 september 2018 een rapport uitgebracht. Uit dit rapport volgt dat er bij verdachte niet gesproken kan worden van een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling. Wel is verdachte belast met traumatische ervaringen als kind thuis en door stress in samenhang met zijn migratiegeschiedenis. Dit was ook aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde. Een direct verband met het tenlastegelegde heeft de deskundige echter niet kunnen waarnemen en de deskundige heeft geadviseerd om het tenlastegelegde volledig aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt bij onveranderde omstandigheden als verhoogd geschat. De deskundige heeft geen forensisch psychiatrische behandeling binnen een strafrechtelijk kader geadviseerd.
J. Hardoar, GZ-psycholoog, heeft op 20 september 2018 een rapport uitgebracht. De deskundige is tot de conclusie gekomen dat verdachte niet lijdende is aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling en heeft het recidiverisico als matig ingeschat. De deskundige heeft geadviseerd het tenlastegelegde volledig toe te rekenen en geen behandeling in een strafrechtelijk kader op te leggen.
Uit het door de Raad voor de Kinderbescherming opgemaakte rapport van 26 oktober 2018 blijkt dat verdachte in het pedagogische klimaat van de justitiële jeugdinrichting goed functioneert. Detentie in een instelling voor volwassenen zal er toe leiden dat verdachte zal verharden en dat hij het risico loopt negatief te worden beïnvloed. Er is geen echte duidelijkheid over de ontwikkeling van verdachte, omdat zijn geschiedenis niet te controleren is. Verdachte komt als volwassen jongen uit het onderzoek. Die houding lijkt er op te duiden dat er bij verdachte sprake is van verharding, wat mogelijk een overlevingsmechanisme is, in plaats van een evenwichtige uitgroei tot volwassenheid.
De Raad voor de Kinderbescherming is van mening dat een straf in de vorm van een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie het meest passend is.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank laat dit in het voordeel van verdachte meewegen.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die ingeval van verkrachting door een minderjarige een straf van 6 maanden jeugddetentie als uitgangspunt aangeven. Nu in het onderhavige geval de verkrachting heeft plaatsgevonden op een openbare plek in de nachtelijke uren en aangeefster anaal gepenetreerd is, ziet de rechtbank reden om van voornoemd uitgangspunt af te wijken. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te noemen duur een passende straf is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , wonende te [woonplaats 2] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 5.139,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade, € 139,95, heeft betrekking op een regenjas.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 5.000,00 gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen met vergoeding van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden omdat verdachte dient te worden vrijgesproken. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel te worden afgewezen, dan wel te worden gematigd om de volgende redenen. De door de benadeelde partij opgevoerde materiële schade is onvoldoende onderbouwd dan wel op onjuiste gronden gevorderd. Ten aanzien van de immateriële schade ontbreken stukken van een deskundige om een psychiatrisch ziektebeeld vast te stellen en is het niet mogelijk om enige causaal verband aan te tonen tussen het tenlastegelegde en een eventueel vast te stellen geestelijk letsel. Voorts is de opgevoerde immateriële schade disproportioneel en deze zou gematigd moeten worden. Voor wat betreft de schadevergoedingsmaatregel heeft de verdediging verzocht de vervangende hechtenis te beperken tot 1 dag.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde materiële schadepost is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd en de rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan de vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde immateriële schadepost dient naar het oordeel van de rechtbank gematigd worden. De rechtbank stelt deze schadepost in redelijkheid vast op € 1.500,00 te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Voor het overige deel zal de gevorderde immateriële schade worden afgewezen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 77a, 77g en 77i Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: verkrachting;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , voor een deel van € 139,95 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.500,00 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2018);
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor een deel van € 3.500,00 af;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.500,00,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2018 ten behoeve van de benadeelde;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.K. Huisman, voorzitter, mr. A. Flos en mr. E.J.M. Bos, kinderrechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2019.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.