ECLI:NL:RBOVE:2019:437

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
08/022552-18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met gebruik van een valse sleutel

Op 7 februari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als gevolmachtigde werd beschuldigd van verduistering en diefstal van geldbedragen van haar vader. De verdachte, geboren in 1985, werd ervan beschuldigd samen met een medeverdachte, haar man, geldbedragen te hebben gestolen van haar vader, die een verstandelijke beperking heeft. De tenlastelegging omvatte het wegmaken van geldbedragen met een totale waarde van ongeveer € 42.130,58, door gebruik te maken van de bankpas en pincode van de vader zonder diens toestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar medeverdachte gedurende een periode van tweeënhalf jaar structureel gebruik hebben gemaakt van de bankpassen van de vader, waarbij zij betalingen verrichtten en geldbedragen opnamen die niet aan hem ten goede kwamen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd. De rechtbank legde een taakstraf op van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden op, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, te weten haar vader, voor een bedrag van € 24.956,58, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/022552-18 (P)
Datum vonnis: 7 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren [1985] in [geboorteplaats] ,
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

De zaak is aangebracht op de zitting van de politierechter op 19 juni 2018. De politierechter heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.J. Jansen en van hetgeen door de raadsvrouw mr. E.C. Schurink, advocaat te Winterswijk , naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 24 januari 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met een ander geldbedragen heeft gestolen van [slachtoffer] dan wel die geldbedragen samen met een ander heeft verduisterd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 7 januari 2015 t/m 16 juli 2017 te [plaats 2] , gemeente Rijssen-Holten en/althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (telkens) één of meer geldbedrag(en) (tot een totale waarde van (ongeveer euro 42.130,58) in elk geval enig geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader, waarbij verdachte en/of haar mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geldbedragen onder haar/hun bereik hebben gebracht door middel van van het (onbevoegd) gebruik maken van een betaalpas en/of pincode (van basisrekeningnummer [IBAN 1] en/of spaarrekeningnummer [IBAN 2] ) op naam van genoemde [slachtoffer] , in elk geval door middel van een valsesleutel tot het gebruik waarvan zij, verdachte en/of haar mededader niet waren gerechtigd tot het opnemen en/of overboeken van voornoemde geldbedragen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 januari 2015 t/m 16 juli 2017 te Rijssen, gemeente Rijssen-Holten en/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer geldbedragen (tot een totale waarde van (ongeveer) euro 42.130,58, in elk geval enig geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader, en welke geldbedrag(en) verdachte en/of haar mededader anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als gevolmachtigden van basisrekening [IBAN 1] en/of spaarrekening [IBAN 2] tnv voornoemde [slachtoffer] , wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig zijn op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat de primair tenlastegelegde diefstal tezamen en in vereniging met een ander wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig haar op schrift gestelde pleitnota, bepleit dat de primair tenlastegelegde diefstal tezamen en in vereniging met een ander wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er bij de vaststelling van de hoogte van het gestolen bedrag onderscheid dient te worden gemaakt in betalingen die verdachte heeft gedaan waartoe zij gemachtigd was, maar die niet ten goede zijn gekomen aan [slachtoffer] , en betalingen die verdachte heeft gedaan waartoe zij niet gemachtigd was. In de visie van de verdediging is er dan sprake van toe-eigening van een geldbedrag van € 13.367,62. Daarop dient in mindering te worden gebracht een bedrag van € 6.000,00 zijnde het bedrag van € 1.000,00 dat zij geschonken heeft gekregen en het bedrag van € 5.000,00 dat zij van haar vader heeft geleend, waardoor het deel van de toe-eigening dat wederrechtelijk is € 7.367,62 bedraagt. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van wederrechtelijke toe-eigening van een geldbedrag van € 23.235,15, zijnde het bedrag van € 29.235,15 waarop het bedrag van € 6.000,00 van de schenking en de lening in mindering moet worden gebracht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank stelt, gelet op de inhoud van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
Door sociaal rechercheur [Y] is in een proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd.
Ik, [Y] , sociaal rechercheur ben tijdens mijn werkzaamheden voor de gemeente Rijssen-Holten in contact gekomen met de klantmanagers WMO van deze gemeente. Door deze klantmanagers zijn zorgen geuit omtrent de financiële onafhankelijkheid van [slachtoffer] , geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] . [slachtoffer] zou 10 euro in de week hebben om van rond te komen. In opdracht van de gemeente Rijssen-Holten heb ik als toezichthouder WMO de bankafschriften van [slachtoffer] opgevraagd.
Uit onderzoek van deze bankafschriften is gebleken dat er “vreemde" transacties plaats vinden waarbij ik twijfel had of [slachtoffer] hiervan op de hoogte is.
  • Opvallend is dat [slachtoffer] de autoverzekering, alsmede de houderschapsbelasting voor twee auto’s betaalt.
  • Opvallend is dat er veel pintransacties in [plaats 1] plaatsvinden, terwijl [slachtoffer] in [plaats 2] woont.
  • Er veel aankopen gedaan worden bij de Gamma in [plaats 1] op tijden dat [slachtoffer] normaal gesproken aan het werk is.
  • Er regelmatig aankopen gedaan worden bij automaterialen zaken, zoals de Heron en de Motomarkt.
  • Er op 13 november 2015 een aankoop gedaan wordt bij [X] te [plaats 3] voor een bedrag van € 1850,00.
  • Er op 17 oktober 2016 en 24 oktober 2016 aankopen gedaan worden bij HBM Machines voor een bedrag van respectievelijk € 689,77 en € 696,80.
  • Er gebruik wordt gemaakt van meerdere bankpassen.
  • Er een aankoop is van stofzakken op 22 mei 2015 bij Honderslo voor respectievelijk € 379,94 en € 100,00.
Om duidelijkheid te krijgen of belanghebbende op de hoogte is van deze aankopen, heb ik samen met zijn begeleider van Aveleijn (Dhr. [A] ), een gesprek gevoerd met [slachtoffer] . Uit het gesprek is naar voren gekomen dat:
  • [slachtoffer] niet zelf zijn boodschappen haalt. Dit doet zijn dochter en schoonzoon die in [plaats 1] wonen.
  • hij zelf een pinpas heeft en 10 euro per week in [plaats 2] pint. (Verder pint hij niets).
  • zijn schoonzoon als klusjesman werkt en als automonteur.
  • hij nooit materiaal bij de Gamma koopt en daar nooit komt.
  • hij geen klusser is.
  • hij niet betaalt voor de auto van zijn dochter en schoonzoon.
  • de schoonzoon altijd zijn auto voorziet van benzine.
  • hij alleen op zaterdag of zondag in [plaats 1] komt.
  • Er voor hem een fiets gekocht is door zijn dochter en schoonzoon en deze bijna
€ 2000,-- kostte. Bij verbalisant is bekend dat [slachtoffer] een eenvoudige Gazelle herenfiets heeft die nooit € 2000,-- kan kosten.
De dochter die in [plaats 1] woont is [verdachte] , geboren [1985] en woonachtig aan de [adres] te [plaats 1] . Zij is 2012 gehuwd met [medeverdachte] , geboren [1959] . Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren. [2]
Door aangever [B] namens de gemeente Rijssen-Holten is, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
Ik doe namens de Gemeente Rijssen-Holten aangifte. Ik ben werkzaam bij de Gemeente Rijssen-Holten als teammanager van het Sociaal Domein Strategie en Ondersteuning. Ik ben gemachtigd om namens de Gemeente Rijssen-Holten deze aangifte te doen.
De gemeente Rijssen-Holten, heeft aan de sociale recherche gevraagd één en ander uit te zoeken. Er kwam namelijk naar voren dat de heer [slachtoffer] maar € 10,-- in de week te besteden had. Dit was opvallend omdat hij een normaal dienstverband heeft bij de SOWECO en hier zo'n € 1.500,-- per maand verdiend.
De heer [slachtoffer] heeft een beperkt verstandelijk vermogen en een laag IQ.
Uit de bankafschriften blijkt dat er een groot aantal transacties zijn gepleegd waarvan onwaarschijnlijk is dat hij ze zelf heeft verricht. De heer [slachtoffer] pint € 10,-- in de week en verder niets. Het geld dat hem geheel of ten dele toebehoort is weggenomen door zijn dochter en schoonzoon. Ook word de bankpas die toebehoort aan [slachtoffer] door hen gebruikt als zijnde dat deze van hen is. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit. [3]
Door [verbalisant] is in een proces-verbaal van bevindingen, zakelijk weergegeven, het volgende gerelateerd.
[verbalisant] heeft naar aanleiding van de afgelegde verklaringen en opgevraagde financiële gegevens een financieel overzicht opgesteld over de periode 7 januari 2015 tot en met 16 juli 2017.
Rekeningen op naam van benadeelde [slachtoffer] :
Basisrekening: [IBAN 1]
Spaarrekening: [IBAN 2]
Gevolmachtigde per 7 januari 2015 voor beide bovenstaande rekeningen is [verdachte]
. [verdachte] verschafte als gevolmachtigde ook haar man, [medeverdachte] toegang tot bovenstaande rekeningen door hem bijbehorende pinpas en pincode in gebruik te geven.
Door [verdachte] en [medeverdachte] werd zonder toestemming van benadeelde
[slachtoffer] in totaal met de pinpas van diens rekeningen in genoemde periode € 42.130,58 afgeschreven.
Deze pinpas transacties bestonden onder andere uit:
Cashopnames 18.510,00 euro
Gamma bouwmarkt 7.619,72 euro
Brandstof diverse tankstations vrijdag/zaterdag 2.456,23 euro
Brandstof diverse tankstations overige dagen 3.369,90 euro
Autoshop o.a. Heron, Loo Wierden, Prijshamer 2.546,48 euro
HBM Machines 2.092,05 euro
Motorrijtuigenbelasting [kenteken 1] en [kenteken 2] 1.524,00 euro
Supermarkten oa Aldi, Jumbo 1.418,75 euro
Telefoonabonnement Tele 2 885,56 euro
Auto verzekeringen [kenteken 1] en [kenteken 2] 816,92 euro
Honderslo stofzuiger/zakken 479,94 euro
Welkoop 190,56 euro
Diversen 220,47 euro
Verder is gebleken dat:
- [slachtoffer] aan [verdachte] € 1.000,-- heeft geschonken.
- [slachtoffer] aan [verdachte] € 5.000 ,-- heeft geleend.
- [verdachte] op 19 september 2017 € 3.000,-- heeft teruggestort aan
[slachtoffer] . [4]
Door getuige [slachtoffer] is, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
De vragen van verbalisanten zijn weergegeven met een "V"
De opmerkingen van verbalisanten zijn weergegeven met een "O"
De antwoorden van verdachte zijn weergegeven met een A"
V: Gebruikt u zelf een bankpas van de Rabobank?
A: Ja ik kreeg 10 euro zakgeld.
V: Er is vrij veel gekocht en voor hoge bedragen bij de Gamma in [plaats 1] .
A: Daar weet ik niks van ik heb daar ook geen toestemming voor gegeven.
V: Bent u op de hoogte dat van uw bankrekening de wegenbelasting en verzekering
betaald is van de auto die uw dochter en schoonzoon gebruiken?
A: Nee, hier wist ik niks van. Ik schrik hier ook erg van.
V: Heeft u uw dochter en schoonzoon toestemming gegeven om deze kosten voor hun auto
van uw bankrekening te betalen?
A: Nee, ik heb daar geen toestemming voor gegeven.
V: Uw schoonzoon en dochter hebben een fiets voor u gekocht. Wat kunt u daarover
vertellen?
A: Klopt ik heb een blauwe Gazelle fiets gekregen van [medeverdachte] en [verdachte] . Zij hebben
mijn oude fiets meegenomen en een blauwe Gazelle fiets voor mij gekocht. Ze zeiden
tegen mij dat deze 2000 euro heeft gekost.
V: Bent u op de hoogte van het feit dat ze naast een blauwe Gazelle ook twee
elektrische fietsen hebben gekocht?
A: Nee, dit wist ik niet ik schrik hier heel veel van. Ze hebben tegen mij gezegd dat
de Gazelle fiets 2000 euro heeft gekost.
V: Heeft u daarvoor toestemming gegeven?
A: Nee ik heb nooit toestemming gegeven dat [medeverdachte] en [verdachte] 2 elektrische fietsen
mochten aanschaffen.
V: Waar heb je toestemming voor gegeven dat men wel mocht kopen van je rekeningen?
A: Ze hebben aan mij 5000 euro gevraagd om te lenen voor de bouw van een schuurtje en
daarvoor heb ik toestemming gegeven.
V: Wilt u de schade op hun verhalen?
A: Ik wil het geld dat van mij afgepakt is terug. Ik hoef alleen de schenking van de
€ 1.000,-- niet terug de rest allemaal wel.
V: Er zijn in Zaandam een aantal goederen gekocht? Ben je hier ooit geweest? Er is
hier een videocamera gekocht t.w.v. € 1000,-- euro en accessoires t.w.v. € 150,--.
A: Ik weet hier niks van. Ik heb hier ook geen toestemming voor gegeven om dit te
kopen. [5]
Door [verdachte] is op de haar daartoe gestelde vragen, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
De vragen van verbalisanten zijn weergegeven met een "V"
De opmerkingen van verbalisanten zijn weergegeven met een "O"
De antwoorden van verdachte zijn weergegeven met een A"
V: Wie hebben er allemaal een pasje van de rekening van uw vader?
A: Mijn vader en [medeverdachte] / ik. [medeverdachte] en ik hebben gezamenlijk het pasje, maar het staat op mijn naam.
V: Heeft [medeverdachte] de pincode van het pasje?
A: [medeverdachte] heeft met toestemming van mijn vader de pincode van het pasje van mij gekregen.
V: Heeft u voor uw vader een nieuwe fiets gekocht?
A: Ja dat klopt, maar ook voor mij.
V: Wie betaalt de kosten voor jullie auto?
A: Die kosten worden door mijn vader betaald.
V: Hoeveel heeft u al terug gestort aan uw vader in de afgelopen periode?
A: Ik heb nog niets terug gestort in de afgelopen periode. [6]
V: Als [medeverdachte] spullen wil kopen bij de Gamma, vraagt [medeverdachte] dan vooraf toestemming aan uw
vader?
A: Dat ging terloops en gemoedelijk. Dat ging niet voor ieder pintransactie voorafgaand.
V: Waarom vindt u het goed dat [medeverdachte] 13.000 euro pint in 1 jaar?
A: [medeverdachte] weet het niet meer en ik weet het ook niet meer. Ik weet niet waar dat geld
heen is gegaan. Ik heb ook geen bonnetjes. [7]
Door [medeverdachte] is op de hem daartoe gestelde vragen, zakelijk weergegeven, het volgende verklaard.
V: Uit de bankrekening van uw schoonvader blijkt dat er regelmatig contante opnamen
zijn. Wat kunt u daarover vertellen?
A: Ik heb wel wat opnames voor hem gedaan van deze contanten. Ik weet niet wat daar
allemaal van betaald is. Ik kan u niks meer zeggen over de grote van deze bedragen. Ik
weet het echt niet meer.
V: U vraagt mij in hoeverre [verdachte] hiervan af wist.
A: [verdachte] wist dat ik geld pinde en niet al het geld voor [slachtoffer] bestemd was. Het kan
zijn dat ik het naar [verdachte] toch wat verdraaid heb. Het is voor mij een diep gat. Ze wist wel dat al het geld niet voor [slachtoffer] was en wij dit uitgaven.
V: U vraagt mij of [slachtoffer] van al deze transacties op de hoogte was.
A: Van een enkele of misschien is er wat verdraait maar van het meeste was [slachtoffer] niet op de hoogte.
V: Bij de rijwielhandel in Wierden zijn zoals ik u gisteren vertelde een Gazelle met terugtrap rem voor [slachtoffer] gekocht, en twee elektrische fietsen.
A: [slachtoffer] wilde een elektrische fiets met terug trap rem. Deze zijn niet verkrijgbaar dit heb ik [slachtoffer] uitgelegd. Ik heb [slachtoffer] ook gezegd dat wij twee elektrische fietsen voor onszelf hebben gekocht. Maar ik heb niet verteld dat deze van [slachtoffer] zijn rekening zijn gekocht.
Ik heb opzettelijk de boel verdraait zodat [slachtoffer] er niet achter kwam. Ik heb dit niet vooraf bedacht.
V: Wij denken dat u misbruik heeft gemaakt van geld wat van uw schoonvader is. Wat
vindt u daarvan?
A: Ik kan zeggen dat het waar is, maar dat ik mij tot in het diepste schaam. [8]
De rechtbank is op grond van bovenstaande van oordeel dat [verdachte] weliswaar bevoegd was om de bankzaken van haar vader te beheren, maar dat de volmacht van [verdachte] er niet voor was bedoeld dat verdachte en haar medeverdachte het geld van [slachtoffer] -buiten zijn medeweten- voor zichzelf en naar eigen goedvinden gebruikten. Verdachte en haar medeverdachte hebben structureel de bankpassen van [slachtoffer] buiten zijn weten onrechtmatig gebruikt en daarmee betalingen verricht en geldbedragen opgenomen die niet aan [slachtoffer] ten goede zijn gekomen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte en haar medeverdachte zich telkens schuldig hebben gemaakt aan diefstal van geld. De rechtbank is voorts van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Beide verdachten hebben gedurende tweeënhalf jaar gebruikt gemaakt van de bankpassen van [slachtoffer] en beschikt over zijn geld alsof het hun eigen geld was. De rechtbank acht de primair tenlastegelegde diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutel, meermalen gepleegd wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
zij in de periode van 7 januari 2015 tot en met 16 juli 2017 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte en/of haar mededader zich die weg te nemen geldbedragen onder haar/hun bereik hebben gebracht door middel van van het gebruik maken van een betaalpas en/of pincode (van basisrekeningnummer [IBAN 1] en/of spaarrekeningnummer [IBAN 2] ) op naam van genoemde [slachtoffer] , door middel van een valse sleutel tot het gebruik waarvan zij, verdachte en/of haar mededader niet waren gerechtigd tot het opnemen en/of overboeken van voornoemde geldbedragen.
De rechtbank heeft indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast heeft de officier voor het primair tenlastegelegde gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, voor zover de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf overweegt, rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Gezien de fysieke en psychische beperkingen van verdachte, geeft de verdediging de rechtbank in overweging mee om een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met bijvoorbeeld een langere proeftijd. Indien de rechtbank deze straf niet passend vindt, verzoekt de verdediging aan te sluiten bij de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft samen met haar mededader, zijnde haar man, onbevoegd gebruik gemaakt van de haar terbeschikkinggestelde bankpas van haar vader. Zij hebben zonder medeweten en toestemming van haar verstandelijk beperkte vader, geld van diens rekening gehaald voor eigen gebruik. Dit misbruik heeft een periode van ruim tweeënhalf jaar geduurd. Verdachte en haar medeverdachte hebben niet alleen haar vader voor een groot geldbedrag benadeeld maar tevens het vertrouwen dat vader in zijn dochter en schoonzoon heeft gesteld, beschaamd. Dit rekent de rechtbank verdachte dan ook zwaar aan.
Voorts weegt de rechtbank ten nadele van verdachte mee dat zij, gelet op haar bij de politie afgelegde verklaring en haar relaas bij de reclassering, voor het genoemde handelen niet de volle verantwoordelijkheid heeft genomen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 december 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De reclassering heeft zich onthouden van het opstellen van een plan van een aanpak of het geven van een strafadvies, nu verdachte ontkent.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de eis die door de officier van justitie is gevorderd recht doet aan de ernst van de feiten. De rechtbank zal daarom een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis en een voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden opleggen, teneinde verdachte te motiveren in de toekomst de verleiding van het op even eenvoudige als illegale wijze verkrijgen van geld, te weerstaan.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] , vertegenwoordigd door zijn [bewindvoerder] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 41.590,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit opnames en overboekingen van geldbedragen tot en met 8 september 2017.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat volgens het dossier de diefstal van geld ziet op een totaalbedrag van € 42.130,58. Met aftrek van de inmiddels terugbetaalde € 9.624,-- komt de vordering daarmee op € 32.506,58. De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering hoofdelijk dient te worden toegewezen voor een bedrag van
€ 32.506,58, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, met toewijzing en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet meer bedraagt dan
€ 23.235,15. Gelet op het feit dat verdachten reeds € 9.624,-- hebben voldaan aan aangever, resteert thans nog een vordering van € 13.691,15. De raadsvrouw verzoekt de rechtbank af te zien van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte voldoet al sinds september 2017 in ieder geval een bijdrage van € 200,-- per maand aan aangever. Extra inspanning van de Staat zal niet nodig zijn. In het geval de rechtbank wel de schadevergoedingsmaatregel oplegt, verzoekt de verdediging geen vervangende hechtenis toe te passen indien verdachte niet (tijdig) betaalt.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij.
De rechtbank is gehouden aan de tenlastegelegde periode van 7 januari 2015 tot en met 16 juli 2017. Volgens het dossier zien de betalingen en opnames in die tenlastegelegde periode op een totaalbedrag van € 42.130,58. Daarin is begrepen de lening van € 5.000,--. De rechtbank acht aannemelijk gemaakt dat een deel van de opnames en betalingen ten goede is gekomen aan [slachtoffer] . Dat geldt voor de brandstof die is getankt op de vrijdagen en zaterdagen waarvan verdachte heeft verklaard dat dit steeds een halve tank betrof. Een bedrag van € 4.550,--, (ca. 130 weken x € 35,--) voor de brandstof wordt door de rechtbank dan ook in mindering gebracht op het totaalbedrag. Daarnaast zal de rechtbank over de bewezen verklaarde periode een bedrag van € 100,00 per maand in mindering brengen, gelet op de aangifte van [slachtoffer] dat de verdachten wel eens met zijn toestemming kosten voor hem maakten. Nu uit het dossier is af te leiden dat de boodschappen vanwege overschrijding van de houdbaarheidsdatum overwegend gratis waren, houdt de rechtbank deze kostenpost op dit lage bedrag. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het inmiddels terugbetaalde bedrag van € 9.624,-- waarvan de eerst € 5.000,-- wordt toegerekend aan het terugbetalen van de lening, zodat op de nog resterende vordering € 4.624,-- in mindering wordt gebracht. Gelet op bovenstaande wijst de rechtbank conform de volgende berekening toe:
€ 42.130,58 -/-
€ 5.000,-- (lening) -/-
€ 4.550,-- (benzine) -/-
€ 3.000,-- (uitgaven ten bate van [slachtoffer] ) -/-
€ 4.624,-- (terugbetalingen)
Resteert: € 24.956,58
De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen tot een bedrag van € 24.956,58, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht. De rechtbank ziet geen aanleiding in de draagkracht van verdachte om af te zien van oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;

strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden;
- bepaalt dat deze gevangenisstraf
in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 (negentig) dagen;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van een bedrag van € 24.956,58 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2017, voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 24.956,58,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 159 dagen zal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J.M. Bos, voorzitter, mr. A.M. Rikken en
mr. drs. H.M. Braam, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600 2017156755. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van bevindingen van sociaal rechercheur [Y] van 9 mei 2017, pagina’s 13 en 14.
3.Het proces-verbaal van aangifte van [B] van 11 mei 2017, pagina’s 43 t/m 45.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 25 oktober 2017, pagina’s 46 en 47.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] van 4 oktober 2017, pagina’s 105 t/m 109.
6.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 19 september 2017, pagina’s 65 t/m 75.
7.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] van 19 september 2017, pagina’s 76 t/m 86.
8.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] van 19 september 2017, pagina’s 98 t/m 104.