ECLI:NL:RBOVE:2019:4335

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 november 2019
Publicatiedatum
21 november 2019
Zaaknummer
08-952848-18
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in ontuchtzaak met minderjarige prostituee

Op 21 november 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man uit Nijeveen, die werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een 16-jarige prostituee. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de prostitutie van het slachtoffer en dat hij haar daarvoor had betaald. De hoofdverdachte was eerder veroordeeld tot 30 maanden cel voor het prostitueren van het minderjarige meisje en het maken van kinderpornografische afbeeldingen van haar. Tijdens de zitting op 7 november 2019 heeft de officier van justitie, mr. W.E.M. van Erp, gepleit voor een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.J. Jansen, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte wist dat het slachtoffer zich prostitueerde en dat er geen betaling voor seksuele handelingen had plaatsgevonden. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08-952848-18
Datum vonnis: 21 november 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1978 in [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
7 november 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.E.M. van Erp en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. S.J. Jansen advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
tegen betaling seks heeft gehad met een minderjarige.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 juni 2018 t/m 30 juni 2018 te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland en/of te Nijeveen, althans in Nederland,
(telkens) ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2002, die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van een of meer seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, te weten het
- het brengen van zijn (verdachtes) penis in de vagina van [slachtoffer] voornoemd en/of
- het likken van de vagina en/of de anus en/of de billen van die [slachtoffer] voornoemd en/of
- het vingeren van die [slachtoffer] voornoemd en/of
- het zich door die [slachtoffer] voornoemd laten pijpen en/of
- het zich door die [slachtoffer] voornoemd laten aftrekken.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op de internetpagina [website] wordt een oproep geplaatst door een zekere [medeverdachte] waarin staat dat hij en [slachtoffer] op zoek zijn naar mannen voor seksuele ontmoetingen. Verdachte reageert op deze oproep en maakt via [medeverdachte] twee keer een seksafspraak met [medeverdachte] en [slachtoffer] . [slachtoffer] is ten tijde van beide seksafspraken 16 jaar oud.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegd requisitoir, op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit de chatberichten tussen [alias verdachte] [verdachte] (verdachte) en [alias medeverdachte 1] ( [medeverdachte] ) is gebleken dat ze twee keer hebben afgesproken voor een seksafspraak. Uit deze berichten kan ook worden geconcludeerd dat verdachte tijdens deze seksafspraken met de minderjarige [slachtoffer] seksuele handelingen heeft verricht. Tevens blijkt uit de chatberichten tussen [medeverdachte] en verdachte op 24 juni 2018 dat de door verdachte voor [medeverdachte] en [slachtoffer] betaalde entree voor de [club] en muntjes waarmee zij daar drank konden halen, als betaling dienen te worden aangemerkt voor de seksafspraak.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat alhoewel verdachte met [slachtoffer] heeft afgesproken en de seksafspraken hebben plaatsgevonden, hij geen seksueel contact heeft gehad met [slachtoffer] . Daarnaast heeft verdachte ontkend dat hij wist dat [slachtoffer] minderjarig was en verklaard dat er niks is afgesproken over betaling voor de seksuele ontmoetingen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt bij de beoordeling van het ten laste gelegde het volgende voorop.
In artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht (Sr) wordt jeugdprostitutie strafbaar gesteld. In dit delict wordt de prostituant strafbaar gesteld die tegen betaling seksueel contact heeft met een prostituee die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet die van achttien heeft bereikt. Voor een bewezenverklaring ter zake artikel 248b Sr moet - naast het seksuele contact - onder meer vast komen te staan dat verdachte wist dat de minderjarige zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen tegen betaling en dat hij voor die handelingen betaald heeft.
Verdachte heeft verklaard dat hij via de internetpagina [website] heeft gereageerd op een oproep waarin mannen werden gezocht voor het maken van seksuele afspraken. Vast staat dat er daadwerkelijk ontmoetingen met de zestienjarige [slachtoffer] hebben plaatsgevonden. Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij twee keer met [medeverdachte] en [slachtoffer] heeft afgesproken en dat het oorspronkelijk de bedoeling was dat hij seks met [slachtoffer] zou hebben, maar dat hij uiteindelijk geen seks met haar heeft gehad; hij heeft slechts toegekeken hoe [medeverdachte] en [slachtoffer] seks hadden. Verdachte wist naar eigen zeggen niet dat [slachtoffer] zich prostitueerde, noch dat zij minderjarig was. Verder heeft verdachte ontkend dat hij voor de ontmoetingen heeft betaald. Sterker nog, er is volgens verdachte nooit met [slachtoffer] en/of [medeverdachte] over geld gesproken.
Uit de chatgesprekken in het dossier blijkt niet dat voorafgaand aan de ontmoetingen tussen verdachte en [medeverdachte] en [slachtoffer] is afgesproken dat verdachte voor de seksafspraak moest betalen. Op grond van de inhoud van deze berichten, noch anderszins kan worden vastgesteld dat verdachte voorafgaand aan en ten tijde van de ontmoetingen die hij met [medeverdachte] en [slachtoffer] had, wist dat [slachtoffer] zich prostitueerde.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte na een ontmoeting muntjes voor de consumptie van dranken bij [club] voor [medeverdachte] en [slachtoffer] heeft betaald en dat hij hen zonder dat zij entree hoefden te betalen bij [club] binnen heeft gelaten, maar naar het oordeel van de rechtbank kan - anders dan de officier van justitie heeft aangevoerd - uit het dossier niet zonder meer worden afgeleid dat deze giften als betaling in natura voor seksueel contact hebben gediend. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring van verdachte dat hij de kosten van de consumptiemuntjes bij [club] uit vriendschappelijke overwegingen voor zijn rekening heeft genomen niet zonder meer als onaannemelijk kan worden afgedaan, nu een dergelijke betaling voor anderen in het uitgaansverkeer niet ongebruikelijk is. Hetzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor de vriendendienst van het zonder betaling binnen laten in [club] . Van een relatie tussen deze betaling en vriendendienst en een seksafspraak is op grond van de stukken niet gebleken.
De rechtbank constateert aldus dat er geen bewijs is dat verdachte wist dat [slachtoffer] zich prostitueerde en dat niet kan worden vastgesteld dat een betaling voor seksuele handelingen heeft plaatsgevonden, zodat verder in het midden kan blijven of er überhaupt seksueel contact tussen verdachte en [slachtoffer] heeft plaatsgevonden, hetgeen verdachte immers ontkent. De rechtbank zal verdachte reeds op grond van het voorgaande van het ten laste gelegde vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. A. Skerka en
mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H. Hoogenbergen, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2019.
Buiten staat
mr. N.J.C. Monincx is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.