ECLI:NL:RBOVE:2019:4282

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
08/952021-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een 16-jarige jongen voor het medeplegen van een roofoverval in Zwolle wegens onvoldoende bewijs

Op 18 november 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 16-jarige jongen, die werd verdacht van het medeplegen van een roofoverval in het Park de Wezenlanden te Zwolle op 13 oktober 2018. De rechtbank sprak de verdachte vrij wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Tijdens de zitting op 4 november 2019 werd het onderzoek met gesloten deuren gehouden. De officier van justitie, mr. C.P. Dronkers, vorderde veroordeling van de verdachte, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. T.H. Westerhof, pleitte voor vrijspraak.

De tenlastelegging omvatte diefstal met geweld, waarbij de verdachte samen met anderen zou hebben geprobeerd goederen van de slachtoffers te stelen, vergezeld van bedreiging en geweld. De rechtbank overwoog dat de verklaringen van de aangevers, die kort na het incident waren afgelegd, niet voldoende bewijs boden om de verdachte te veroordelen. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van de medeverdachten inconsistent waren en dat er geen onafhankelijke getuigen waren die de geweldshandelingen konden bevestigen.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de overval vast te stellen. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard, aangezien de verdachte van het ten laste gelegde feit werd vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie kinderrechters, en is openbaar uitgesproken op 18 november 2019.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/952021-19 (P)
Datum vonnis: 18 november 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 4 november 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. T.H. Westerhof, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 13 oktober 2018 samen met een ander of anderen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in het Park de Wezenlanden te Zwolle heeft overvallen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Zwolle, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in het park de Wezenlanden,
-één of meerdere goederen, te weten:
-één of meerdere (rug)tas(sen)(met inhoud) en/of
-een (heren)jas en/of
-oordopjes van een telefoon en/of
-handschoenen en/of
-één of meerdere sleutel(s) en/of
-een (fiets)kettingslot en/of
-een mobiele telefoon (merk Huawei P20 Lite) en/of
-één of meerdere portemonnee(s) en/of
-één of meerdere bankpas(sen) en/of
-één of meerdere rijbewij(s)(zen) en/of
-één of meerdere OV-chipkaart(en) en/of
-één of meerdere ID-kaart(en) en/of
-één of meerdere trui(en) en/of
-een softcase met baterijen
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen:
-op voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] is/zijn afgelopen en heeft/hebben geroepen 'Wat doen jullie hier' althans woorden van gelijke strekking en/of
-die voornoemde [slachtoffer 3] met een (zak)lamp in zijn ogen heeft/hebben geschenen en/of
-meermalen, in ieder geval éénmaal, dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd ' Jullie moeten niet zo stoer doen ' althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
-meermalen, in ieder geval éénmaal, dreigend tegen die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd 'Je moet je mond houden, want anders steek ik je neer ' althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
-een mes, in ieder geval een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp, heeft/hebben getoond en/of in de richting van het lichaam van die voornoemde [slachtoffer 2] heeft/ hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
-meermalen, in ieder geval éénmaal, aan die voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gevraagd of zij geld en/of een mobiele telefoon bij zich hadden en/of
-die voornoemde [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) heeft/hebben geschopt en/of getrapt in/op tegen het hoofd en/of de armen en/of het (boven)lichaam van die [slachtoffer 1] .
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 14 oktober 2018 hebben [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] aangifte gedaan dat zij op 13 oktober 2018 rond 23.00 uur in het Park de Wezenlanden te Zwolle zijn overvallen door een groep jongens. Aangevers zaten op een bankje in het park en het was donker toen meerdere jongens kwamen aanlopen. Eén van de jongens pakte de rugtas van [slachtoffer 3] en rende daarmee weg. Een andere jongen pakte de rugzak van [slachtoffer 2] en rende hiermee weg. [slachtoffer 1] is achter deze jongen, die samen was met andere jongens, aangerend. [slachtoffer 1] heeft hierop een jongen tegen de grond gewerkt en die jongen is zijn bril daarbij verloren. [slachtoffer 1] lag op de grond en heeft toen meerdere klappen en trappen gekregen.
Aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] bleven bij het bankje staan. Eén van de jongens was achter gebleven bij dit bankje en werd aangesproken door beide aangevers. Hierop werd deze jongen boos en heeft hij zich bedreigend opgesteld naar beide aangevers.
In de rugzak van [slachtoffer 3] zat onder andere een mobiele telefoon van het merk Huawei.
Uit het politieonderzoek is gebleken dat deze telefoon op 19 oktober 2018 in het bezit was van [naam 1] , die de telefoon van zijn zoon [naam 2] had gekregen. [naam 2] had de telefoon van verdachte [medeverdachte 1] gekregen.
Uit het politieonderzoek zijn verschillende verdachten naar voren gekomen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] is op 18 december 2018 door de politie aangehouden en ook medeverdachte [medeverdachte 2] is op 18 december 2018 aangehouden.
Verdachte zelf is op 8 januari 2019 door de politie aangehouden.
Medeverdachte [medeverdachte 3] is op 15 januari 2019 aangehouden.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend op 13 oktober 2018 in het park de Wezenlanden een rugtas van één van de aangevers te hebben weggenomen, dan wel daarbij geweld jegens één van de aangevers te hebben gebruikt.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het
ten laste gelegde - diefstal met geweld in vereniging -. Hiertoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit de diverse verklaringen van medeverdachten in het dossier is gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij de straatroof op 13 oktober 2018 in het Wezenlandpark te Zwolle. De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij erbij wordt gelapt door een aantal medeverdachten niet aannemelijk.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich – overeenkomstig een schriftelijke pleitnota die aan de rechtbank is overgelegd – op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Uit het dossier kan alleen worden vastgesteld dat verdachte meeliep in de groep, maar kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte hoorde bij de groep die de overval heeft gepleegd. Verdachte heeft bij de politie consistent verklaard dat hij er niet bij betrokken is geweest, terwijl de medeverdachten wisselend hebben verklaard. De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte geen rugtas heeft weggenomen en geen geweld heeft gebruikt, zodat hij niet als pleger kan worden beschouwd. De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat het enkele niet distantiëren van verdachte onvoldoende is om tot een veroordeling te komen van medeplegen van diefstal met geweld, nu geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt allereerst vast dat in het dossier verklaringen zitten van enerzijds aangevers [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en anderzijds de verklaringen van verdachte en zijn medeverdachten. Deze aangiftes van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn afgelegd op
14 oktober 2018 en derhalve kort na het incident. Alle drie de aangevers hebben geen duidelijk signalement kunnen geven van de overvallers.
De verschillende verdachten in deze zaak zijn op 18 december 2018, 8 januari 2019 en
16 januari 2019 - en derhalve ruim twee à drie maanden na het incident in het park de Wezenlanden - door de politie aangehouden en gehoord. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat tussen de verdachten onderling overleg is geweest voordat zij door de politie zijn gehoord. Daar komt bij dat deze roofoverval op 13 oktober 2018 veel media-aandacht in Zwolle heeft gekregen.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het hiervoor overwogene alleen die geweldshandelingen uit de drie aangiftes kunnen worden bewezen verklaard, voor zover deze worden ondersteund door de bekennende verklaringen van de verdachten, nu onafhankelijke getuigenverklaringen ten aanzien van de geweldshandelingen in het dossier ontbreken.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting ontkend op 13 oktober 2018 in het park de Wezenlanden een rugtas van één van de aangevers te hebben weggenomen, dan wel daarbij geweld jegens één van de aangevers te hebben gebruikt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte weliswaar deel heeft uitgemaakt van de groep, maar dat uit de verklaringen van de medeverdachten in het dossier niet wettig én overtuigend kan worden bewezen dat verdachte bij het wegnemen van de rugtassen betrokken is geweest en zelf geweldshandelingen heeft gepleegd, dan wel dat hij daarvoor verantwoordelijk kan worden gehouden als medepleger, zodat verdachte van het ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.

5.De schade van benadeelden

5.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 381,58 (driehonderdéénentachtig euro en achtenvijftig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- trui: € 13,40;
- entree ticket: € 18,18.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 350,-- gevorderd.
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 966,51 (negenhonderdzesenzestig euro en éénenvijftig cent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- rugtas: € 33,50;
- trui: € 64,95;
- festival ticket: € 18,18;
- beschermtas camera: € 24,95;
- batterij camera: € 24,93.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 800,-- gevorderd.
[slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 675,-- (zeshonderdvijfenzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- eigen risico: € 150,--.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 525,-- gevorderd.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] wordt toegewezen tot in totaal € 381,58, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, maar zonder vervangende jeugddetentie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] wordt toegewezen tot in totaal € 966,51, hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, maar zonder vervangende jeugddetentie.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3] wordt toegewezen tot in totaal € 675,-- hoofdelijk, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, maar zonder vervangende jeugddetentie.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Mocht de rechtbank niet tot een vrijspraak komen dan heeft de raadsvrouw zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de materiële schade van de trui van [slachtoffer 2] moet worden gematigd, nu het geen nieuwe trui betrof.
De raadsvrouw heeft zich voorts ten aanzien van de gevorderde immateriële schade van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op het standpunt gesteld dat één lijn moet worden getrokken voor alle drie de aangevers en dat aan hen alle drie een bedrag van € 350,-- aan immateriële schade kan worden toegerekend.
5.4
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben betrekking op het ten laste gelegde. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken en aan hem geen maatregel wordt opgelegd, zal de rechtbank de benadeelde partijen op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen.

6.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 3] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Vijftigschild, voorzitter, mr. M. van Bruggen en
mr. S.H. Peper, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2019.
Buiten staat
Mr. Vijftigschild is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.