ECLI:NL:RBOVE:2019:4280

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 november 2019
Publicatiedatum
19 november 2019
Zaaknummer
08-730011-18 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in witwaszaak door onvoldoende bewijs

Op 11 november 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 63-jarige man die werd verdacht van witwassen. De zaak kwam voor de rechtbank naar aanleiding van een onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2019. De officier van justitie, mr. A.C. Waterman, had de verdachte beschuldigd van het witwassen van een geldbedrag van ongeveer 7.253,85 euro in de periode van 31 augustus tot en met 2 september 2016. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. D. Greven, pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zijn bankrekening en -pas werden gebruikt voor het witwassen van geld afkomstig van een misdrijf. De rechtbank oordeelde dat het dossier niet voldeed aan de eisen van wettig en overtuigend bewijs, en sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen.

Daarnaast heeft de rechtbank de benadeelde partijen, die zich in het strafproces hadden gevoegd, niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De benadeelde partijen hebben de mogelijkheid om hun vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Het vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. G.J. Stoové, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer 08-730011-18 (P)
Datum vonnis: 11 november 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1956 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Waterman en van hetgeen door verdachte en de raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Borne, naar voren is gebracht. Verder zijn aanwezig de benadeelden [benadeelde 1] en [benadeelde 2] .

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 31 augustus tot en met 2 september 2016 schuldig heeft gemaakt aan witwassen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstip(pen)in of omstreeks de periode van 31 augustus
tot en met 2 september 2016 in een of meer plaatsen in Nederland, waaronder
Almelo en/of Hengelo (gld) en/of Lichtenvoorde en/of Wageningen, een
geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 7.253,85 euro, althans een geldbedrag,
heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van dit
geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs
moest vermoeden dat dit geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte opzet had op het witwassen en dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het ten laste gelegde vrijgesproken dient te worden vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs waaruit blijkt dat verdachte wist of had moeten weten dat zijn bankrekening en -pas werden gebruikt om geld afkomstig van enig misdrijf (in het bijzonder oplichting) wit te wassen.

5.De schade van benadeelden

[benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 1] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] , [benadeelde 11] , [benadeelde 12] , [benadeelde 13] en [benadeelde 2] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het ten laste gelegde wordt vrijgesproken. De benadeelde partijen kunnen de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

6.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- bepaalt dat de benadeelde partijen [benadeelde 3] , [benadeelde 4] , [benadeelde 1] , [benadeelde 5] , [benadeelde 6] , [benadeelde 7] , [benadeelde 8] , [benadeelde 9] , [benadeelde 10] , [benadeelde 11] , [benadeelde 12] , [benadeelde 13] en [benadeelde 2] in het geheel niet-ontvankelijk zijn in de vordering en dat de benadeelde partijen de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. H. Stam en mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2019.
Mrs. H. Stam en F.H.W. Teekman zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.