Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
2.De feiten
te [woonplaats] (verder: de woning). De man en de vrouw zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening. Partijen hebben in het echtscheidingsconvenant afgesproken dat de woning met de daaraan verbonden hypothecaire geldlening aan de man wordt toebedeeld, onder de voorwaarde dat de vrouw wordt ontslagen uit haar hoofdelijke verplichtingen jegens de hypotheekhouder. Partijen hebben in het convenant afgesproken dat de man hiervoor zes maanden de tijd krijgt en dat, als de man de woning niet kan overnemen, de woning zal worden verkocht.
3.Het geschil
1) haar te machtigen om de woning te gelde te maken;
2) de man te veroordelen om medewerking te verlenen aan een spoedige verkoop van de woning, op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per keer dat de man geen medewerking zal verlenen tot een maximum van € 25.000,00;
3) de man te verplichten medewerking te verlenen bij de verdeling bij helfte van de waarde van de beleggingsverzekering, op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per keer dat de man geen medewerking zal verlenen tot een maximum van € 25.000,00;
4.De beoordeling
pagina 5 van het convenant waarin staat dat de verdeling, waaronder ook de verdeling van de woning, is overeengekomen onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening wordt ontslagen. De man stelt dat er in het geheel geen verdeling tot stand is gekomen, omdat het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw niet heeft plaatsgevonden. Weliswaar is deze voorwaarde in het convenant opgenomen, maar uit de uitgebreide afspraken in artikelen 3 en 4 van het convenant blijkt dat partijen de bedoeling hebben gehad om bindende afspraken te maken over de woning. Die afspraken hebben partijen ook gemaakt en beschreven in het convenant. De afspraken zijn gedetailleerd vastgelegd en partijen hebben in het convenant ook al een specifieke afspraak gemaakt voor het geval de man er niet in zou slagen de woning over te nemen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan die afspraken nu uitvoering moet worden gegeven. De bepaling waar de man zich op beroept rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet de conclusie dat er door het ontbreken van ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw geen sprake is van verdeling.