ECLI:NL:RBOVE:2019:4258

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 oktober 2019
Publicatiedatum
18 november 2019
Zaaknummer
237711 / KG-ZA 19-255
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop woning en verdeling beleggingsverzekering na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vordert de vrouw, na een echtscheiding op 2 november 2017, toestemming om de gezamenlijke woning te verkopen. De vrouw en de man zijn beiden eigenaar van de woning en hebben in hun echtscheidingsconvenant afspraken gemaakt over de verdeling van de woning en de bijbehorende hypothecaire geldlening. De man is verantwoordelijk voor de hypotheek, maar heeft de vrouw nog niet ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid. De vrouw wil de woning verkopen omdat de man niet in staat is om de woning over te nemen, terwijl de man in de woning wil blijven wonen. De vrouw vordert ook dat de man meewerkt aan de verdeling van de waarde van een beleggingsverzekering, die ook in het convenant is opgenomen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van de vrouw bij de verkoop van de woning evident is, gezien de lange periode waarin de man geen stappen heeft ondernomen om de woning over te nemen. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de vrouw toe, omdat de afspraken in het echtscheidingsconvenant duidelijk zijn en de man niet kan aantonen dat hij de vrouw kan ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid. De voorzieningenrechter machtigt de vrouw om de woning te gelde te maken en verplicht de man om mee te werken aan de verdeling van de beleggingsverzekering. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 237711 / KG-ZA 19-255
Vonnis in kort geding van 21 oktober 2019
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. M. Tijken te Oldenzaal,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen de man,
advocaat: mr. J.A.A.M. Rupert te Haaksbergen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de e-mail met bijlagen van de man van 4 oktober 2019;
- de mondelinge behandeling op 7 oktober 2019;
- de pleitnota van mr. Rupert.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn getrouwd geweest. Op 2 november 2017 is de echtscheiding uitgesproken. Er zijn afspraken over de echtscheiding vastgelegd in een echtscheidingsconvenant.
2.2.
Partijen zijn samen, ieder voor de onverdeelde helft, eigenaar van de woning aan [het adres]
te [woonplaats] (verder: de woning). De man en de vrouw zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening. Partijen hebben in het echtscheidingsconvenant afgesproken dat de woning met de daaraan verbonden hypothecaire geldlening aan de man wordt toebedeeld, onder de voorwaarde dat de vrouw wordt ontslagen uit haar hoofdelijke verplichtingen jegens de hypotheekhouder. Partijen hebben in het convenant afgesproken dat de man hiervoor zes maanden de tijd krijgt en dat, als de man de woning niet kan overnemen, de woning zal worden verkocht.
2.3.
Partijen hebben in het echtscheidingsconvenant ook afgesproken dat de man de kredieten bij Intermediaire Voorschotbank en Santander krijgt toebedeeld en dat de man zal proberen deze kredieten op zijn naam te zetten en de vrouw te laten ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid. De beleggingsverzekering bij Reaal met polisnummer [nummer polis] wordt in het convenant ook aan de man toebedeeld, onder de voorwaarden dat deze verzekering kan worden gebruikt voor de aflossing van voornoemde kredieten en de man de woning op zijn naam kan krijgen. De beleggingsverzekering loopt nog en de kredieten zijn nog niet volledig afgelost.
2.4.
De man woont nu in de woning en de vrouw woont elders. De vrouw is nog niet ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en wil dat de woning wordt verkocht. De man wil in de woning blijven wonen. Ook wil de vrouw dat de beleggingsverzekering conform het echtscheidingsconvenant bij helfte tussen partijen wordt verdeeld.

3.Het geschil

3.1.
De vrouw vordert - samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) haar te machtigen om de woning te gelde te maken;
2) de man te veroordelen om medewerking te verlenen aan een spoedige verkoop van de woning, op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per keer dat de man geen medewerking zal verlenen tot een maximum van € 25.000,00;
3) de man te verplichten medewerking te verlenen bij de verdeling bij helfte van de waarde van de beleggingsverzekering, op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 per keer dat de man geen medewerking zal verlenen tot een maximum van € 25.000,00;
4) de man te veroordelen in de kosten van het kort geding.
3.2.
De man voert gemotiveerd verweer strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw en afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang is een gegeven, gelet op de aard van het gevorderde.
4.2.
De man verweert zich tegen de vorderingen van de vrouw door te stellen dat partijen nog geen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de woning. De in het echtscheidingsconvenant overeengekomen verdeling heeft volgens de man plaatsgevonden onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw wordt ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en de kredieten. De man wil in de woning blijven wonen en heeft begin 2018 geprobeerd om de vrouw te laten ontslaan uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en de kredieten, maar is hierin niet geslaagd. Het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid heeft niet plaatsgevonden en door het niet vervullen van deze voorwaarde is de verdeling niet tot stand gekomen, aldus de man. Ook stelt dat man dat er geen betalingsachterstanden zijn en dat het belang van de vrouw bij verkoop niet opweegt tegen zijn belang om in de woning te kunnen blijven wonen.
4.3.
De voorzieningenrechter volgt de man niet in zijn stelling dat de bepalingen over de verdeling in het convenant slechts gelden indien de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen. De bepalingen in artikel 3.1 en 4.1 tot en met 4.5 van het convenant bevatten duidelijke en uitgebreide verdelingsafspraken over onder andere de woning. Uit de bepalingen in het convenant blijkt dat partijen de bedoeling hebben gehad om af te spreken dat de man zes maanden de tijd wordt gegund om de door hem gewenste overname van de woning te realiseren en dat, indien dit is gelukt, de vrouw zal moeten worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en de kredieten. Partijen hebben ook al een regeling opgenomen wat er moet gebeuren indien de man de woning niet kan overnemen en de vrouw niet uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid kan worden ontslagen. Conform artikel 4.4. van het convenant moet de woning in dat geval worden verkocht en ook zal dan de waarde van de beleggingsverzekering bij Reaal bij helfte tussen partijen worden verdeeld.
4.4.
De man beroept zich op de bepaling onder het kopje ‘opschortende voorwaarden’ op
pagina 5 van het convenant waarin staat dat de verdeling, waaronder ook de verdeling van de woning, is overeengekomen onder de opschortende voorwaarde dat de vrouw uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening wordt ontslagen. De man stelt dat er in het geheel geen verdeling tot stand is gekomen, omdat het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw niet heeft plaatsgevonden. Weliswaar is deze voorwaarde in het convenant opgenomen, maar uit de uitgebreide afspraken in artikelen 3 en 4 van het convenant blijkt dat partijen de bedoeling hebben gehad om bindende afspraken te maken over de woning. Die afspraken hebben partijen ook gemaakt en beschreven in het convenant. De afspraken zijn gedetailleerd vastgelegd en partijen hebben in het convenant ook al een specifieke afspraak gemaakt voor het geval de man er niet in zou slagen de woning over te nemen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat aan die afspraken nu uitvoering moet worden gegeven. De bepaling waar de man zich op beroept rechtvaardigt naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet de conclusie dat er door het ontbreken van ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw geen sprake is van verdeling.
4.5.
De voorzieningenrechter is gelet op het voorstaande van oordeel dat de verdelingsafspraken van partijen over de verdeling van de woning en de beleggingsverzekering voldoende duidelijk zijn. De door partijen afgesproken termijn van zes maanden is ruimschoots verstreken. Van de vrouw kan niet verwacht worden om nog langer te wachten of het de man zal gaan lukken om de woning over te nemen en haar te laten ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en de twee kredieten. Dit geldt temeer nu Intermediaire Voorschotbank betaling van het krediet eist van de vrouw en executoriale verkoop van de woning wordt geriskeerd.
4.6.
Nu de man geen enkele zekerheid kan geven of en wanneer de vrouw zal kunnen worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid en deze situatie al jaren duurt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de woning, conform de daarover in het convenant gemaakte afspraken, moet worden verkocht. Het standpunt van de man dat hij zijn betalingsverplichtingen nakomt en er bij verkoop van de woning een restschuld overblijft, leidt niet tot het oordeel dat de vrouw geen belang heeft bij haar vorderingen. De mede-eigendom van de woning en de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening blokkeren nu de weg naar een mogelijke schuldsanering voor de vrouw. Van de vrouw kan niet worden verwacht dat zij nog langer afwacht.
4.7.
De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de vrouw toewijzen als hierna onder de beslissing is weergegeven.
4.8.
Nu partijen gewezen echtelieden zijn, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
machtigt de vrouw tot het ten gelde maken van de woning met aanhorigheden, staande en gelegen aan [het adres] te [woonplaats] , en alles te doen wat redelijkerwijs noodzakelijk is in het kader van de verkoop van de woning, met inachtneming van een door de vrouw in te schakelen makelaar geadviseerde verkoopprijs;
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de noodzakelijke toestemming van de onder 5.1. bedoelde medewerking van de man, waaronder ook de voor de eigendomsoverdracht vereiste handelingen, indien de man daarmee in gebreke blijft;
5.3.
veroordeelt de man om er voor zorg te dragen dat de door de vrouw in te schakelen makelaar op eerste verzoek, met inachtneming van een termijn van een dag, de woning kan betreden voor het maken van foto’s, het houden van bezichtigingen en al hetgeen voor een spoedige verkoop noodzakelijk is, waaronder ook het op eerste verzoek afgeven van de sleutels aan de makelaar, en dat de woning opgeruimd en netjes is bij betreding door de makelaar, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00, per keer dat de man hieraan niet zal voldoen, tot een maximum van € 25.000,00;
5.4.
verplicht de man mee te werken aan de verdeling bij helfte van de waarde van beleggingsverzekering bij Reaal met polisnummer [nummer polis] en alle door de verzekeringsmaatschappij in verband daarmee verlangde stukken te ondertekenen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per keer dat de man hieraan niet zal voldoen, tot een maximum van € 25.000,00;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.