ECLI:NL:RBOVE:2019:4143

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 november 2019
Publicatiedatum
11 november 2019
Zaaknummer
08/995301-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk overtreden van de Wet milieubeheer door het opslaan van professioneel vuurwerk

Op 11 november 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 31-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De man was beschuldigd van het opzettelijk overtreden van de Wet milieubeheer door bijna 400 kilogram professioneel vuurwerk op te slaan in zijn schuur zonder enige veiligheidsvoorzieningen. De rechtbank oordeelde dat het bewijs van de aanwezigheid van het vuurwerk in de schuur voldoende was, ondanks de verdediging van de verdachte dat hij niet op de hoogte was van het vuurwerk. De rechtbank verwierp het verweer van de raadsman dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, en concludeerde dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor het vuurwerk dat in zijn eigendom was opgeslagen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de risico's voor de omgeving en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde een lichtere straf op dan geëist door de officier van justitie, met de hoop dat de verdachte hierdoor zou worden weerhouden van het plegen van soortgelijke strafbare feiten in de toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/995301-19 (P)
Datum vonnis: 11 november 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D. van Ieperen en van wat door verdachte en zijn raadsman mr. W.K. Cheng, advocaat in Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte professioneel vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad en/of aan (een) ander(en) ter beschikking heeft gesteld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
hij op of omstreeks 11 december 2018 te Winterswijk (Corle), althans in
Nederland,
al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk, te weten (onder meer)
- 79, althans één of meer stuks Shells/Mortierbommen (bestaande uit 8, althans
één of meer stuks 6 inch Display Shells, artikelnummer 6S66 KM02 (p. 99),
en/of 71, althans één of meer stuks 3 inch Shells, artikelnummer S73/CS02
1170-F4-02056 (p. 99)), en/of
- 5, althans één of meer stuks Batterij Enkelschotsbuizen/Flowerbeds
(bestaande uit 1 Supernaut 1 en/of 1 7998 en/of 2 stuks M7850 en/of 1 White
Rose 120 shots (p. 102)), en/of
- 300, althans één of meer stuks Bangers/Knalvuurwerk (bestaande uit 144,
althans één of meer stuks, Super Cobra's 6 artikelnummer onbekend,
en/of 156, althans één of meer stuks Super Cobra's 6, artikelnummer
0163-F4-1018 (p. 104)),
bestemd voor particulier gebruik,
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en/of heeft opgeslagen
en/of voorhanden heeft gehad (op, nabij of aan de [adres] te
Winterswijk) en/of aan één of meer anderen ter beschikking heeft gesteld.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het voorhanden hebben van het ten laste gelegde vuurwerk wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij vordert dat verdachte partieel wordt vrijgesproken van het binnen het grondgebied van Nederland brengen, opslaan en ter beschikking stellen aan (een) ander(en) van dat vuurwerk.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat er ten tijde van het binnentreden geen redelijk vermoeden van schuld aanwezig was. Daar komt bij dat de verbalisanten door dozen te openen feitelijk een doorzoeking hebben verricht, terwijl zij daartoe onbevoegd waren. Gelet op het onrechtmatige handelen van de verbalisanten, dient het daaruit verkregen bewijs volgens de raadsman te worden uitgesloten en dient verdachte om die reden te worden vrijgesproken.
Subsidiair voert de raadsman aan dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwerk in zijn schuur. Zijn vrienden, die een sleutel hebben van zijn schuur, zouden dit, buiten hem om en zonder dat hij ervan wist, hebben opgeslagen. Ook om die redenen concludeert de raadsman dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
4.3.1
De vaststaande feiten en omstandigheden
Aanleiding en resultaten van het opsporingsonderzoek
Op 10 december 2018 ontvangt de meldkamer een MMA-melding (meld misdaad anoniem). [2] In deze melding staat dat [verdachte] , wonend aan de [adres] in Winterswijk, handelt in zwaar illegaal vuurwerk. Het vuurwerk ligt volgens de melding opgeslagen in de nieuwe schuur naast zijn woning. Naar aanleiding van deze melding gaan twee verbalisanten op 11 december 2018 naar het betreffende adres. [3] Zij zien rechts van de woning een nieuwe schuur staan. In die schuur vinden de verbalisanten op de zolder achterin de hoek weggestopt een grote partij met dozen staan waarin vuurwerk zit.
Onderzoek aan het inbeslaggenomen vuurwerk
Het inbeslaggenomen vuurwerk is op 30 januari 2019 onderzocht door verbalisant [verbalisant] , behorende tot het Centraal Onderzoeksteam Vuurwerk (COV). [4] [verbalisant] schrijft dat het twee pallets met twintig dozen vuurwerk betreffen en dat het bruto totaalgewicht daarvan ongeveer 398 kilogram bedraagt.
De inhoud bestaat mede uit 79 shells (mortierbommen), waarvan acht 6 inch Display Shells, artikelnummer 6S66 KM02 en 71 3 inch Shells, artikelnummer S73/CS02 1170-F4-02056. [5] Verder bevinden zich in de dozen vijf Batterij Enkelschotsbuizen (Flowerbeds), waarvan één Supernaut, één 7998, twee M7850 en één White Rose 120 shots. [6]
Tot slot treft de verbalisant driehonderd Bangers (Knalvuurwerk) aan, waarvan 144 Super Cobra’s 6, artikelnummer onbekend, en 156 Super Cobra’s 6, artikelnummer 0163-F4-1018. [7] Al het onderzochte vuurwerk is volgens [verbalisant] aan te merken als professioneel vuurwerk. [8]
4.3.2
Overwegingen en conclusie
Was het opsporingsonderzoek rechtmatig?
De rechtbank moet allereerst de vraag beantwoorden of het hiervoor omschreven optreden van de politie al dan niet rechtmatig is geweest. In artikel 20 van de Wet op de economische delicten (hierna: WED) is bepaald dat opsporingsambtenaren in het belang van de opsporing toegang tot elke plaats hebben, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. Verder verleent artikel 21 lid 2 WED opsporingsambtenaren de bevoegdheid om verpakkingen te openen. De rechtbank overweegt dat deze bevoegdheden al kunnen worden toegepast vóórdat sprake is van een verdenking in de zin van artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering. Voldoende is dat sprake is van een concrete aanwijzing van overtreding van een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 1 en 1a WED, zo blijkt onder meer uit vaste en bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad. [9] Als er aanwijzingen zijn dat een economisch voorschrift niet is nageleefd, brengt het belang van de opsporing mee dat wordt nagegaan waar zich in concreto een overtreding voordoet.
Naar het oordeel van de rechtbank is de MMA-melding op basis waarvan de verbalisanten de schuur hebben betreden en verpakkingen hebben geopend een voldoende concrete aanwijzing. Niet alleen betrof het een concrete melding met een bestaande naam en een bestaand adres, maar ook het specifieke detail van opslag van vuurwerk in een
nieuwe schuur, kwam overeen met de aangetroffen situatie. De verbalisanten troffen inderdaad een nieuwe schuur aan op het door de melder opgegeven adres. Er bestond aldus een opsporingsbevoegdheid waarvan op rechtmatige wijze gebruik is gemaakt, zodat het daaruit verkregen bewijs rechtmatig is verkregen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Wist verdachte dat het vuurwerk in zijn schuur lag?
Verdachte verklaart dat hij geen wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwerk in zijn schuur. Deze schuur is eigendom van verdachte en staat nabij de woning waarin hij alleen woont. Hieruit volgt dat verdachte als enig eigenaar van de schuur de feitelijke beschikkingsmacht over deze goederen had. [10]
Verder staat vast dat op de open vliering van deze schuur een grote hoeveelheid vuurwerk is aangetroffen, verdeeld over twee pallets met twintig dozen met een totaal gewicht van bijna vierhonderd kilogram. De rechtbank acht dit een zodanig zwaarwegende, de verdachte belastend, omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend moet worden geacht voor het bewijs van het aan hem ten laste gelegde feit, waarvoor verdachte geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven.
De rechtbank acht de enkele verklaring van verdachte dat hij niet wist dat deze grote hoeveelheid vuurwerk in zijn schuur was opgeslagen, omdat zijn vrienden, die over een sleutel van zijn schuur beschikken, daar ook spullen stallen, onvoldoende concreet en verifieerbaar nu verdachte weigert namen en nadere omstandigheden te noemen.
Kan het ten laste gelegde feit worden bewezen?
De rechtbank is gelet op voorgaande van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk het ten laste gelegde vuurwerk voorhanden heeft gehad door dit op te slaan in zijn schuur aan de [adres] in Winterswijk. De rechtbank zal verdachte, bij gebrek aan bewijs daarvoor, partieel vrijspreken voor het binnen het grondgebied van Nederland brengen en het aan (een) ander(en) ter beschikking stellen van genoemd vuurwerk.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 11 december 2018 te Winterswijk (Corle), opzettelijk professioneel vuurwerk, te weten - 79 Shells/Mortierbommen (bestaande uit 8 6 inch Display Shells, artikelnummer 6S66 KM02 en 71 3 inch Shells, artikelnummer S73/CS02 1170-F4-02056;
- 5 Batterij Enkelschotsbuizen/Flowerbeds (bestaande uit 1 Supernaut 1 en 1 7998 en 2 stuks M7850 en 1 White Rose 120 shots;
- 300 Bangers/Knalvuurwerk (bestaande uit 144 Super Cobra's 6 artikelnummer onbekend,
en 156 Super Cobra's 6, artikelnummer 0163-F4-1018,
bestemd voor particulier gebruik,
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad op de [adres] te Winterswijk.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 1a en 2 WED, artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden. Daarnaast vordert de officier van justitie de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen vuurwerk.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de op te leggen straf of maatregel.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben en het opslaan van een hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik. De twee pallets met vuurwerk (in totaal bijna vierhonderd kilogram) waren opgeslagen in de schuur van verdachte. De rechtbank overweegt dat dit grote gevaren oplevert voor de omgeving en maatschappelijk onacceptabele risico’s met zich brengt. Zo kan de ontbranding van dergelijk zwaar en onveilig vuurwerk extreem gevaarlijk zijn voor zowel degene die het ontsteekt als voor omstanders. Ernstige gehoorbeschadiging of zwaar lichamelijk letsel dan wel overlijden kan het gevolg zijn. Het dossier bevat informatie waaruit blijkt dat de netto explosieve massa van de partij vuurwerk 77.516 gram bedraagt. In dat geval geldt een veiligheidsafstand van vierhonderd meter, wat inhoudt dat binnen deze cirkelafstand geen kwetsbare objecten mogen voorkomen. Op grond van een berekening van de Gemeente Winterswijk blijkt echter dat zich binnen deze straal maar liefst dertig kwetsbare objecten bevinden. Het merendeel van deze objecten heeft een woonfunctie en één object heeft zelfs een bijeenkomstfunctie. Het moge duidelijk zijn dat de gevolgen desastreus zouden zijn als de opslagruimte met vuurwerk vlam zou vatten en de partij vuurwerk tot explosie zou komen.
Ondanks dit was door verdachte geen enkele veiligheidsvoorziening ingebouwd. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij kennelijk niet doordrongen is van het gevaar. Ook vindt de rechtbank het kwalijk dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, in die zin dat hij op geen enkele wijze opening van zaken heeft gegeven en de schuld op (al dan niet bestaande) ‘vrienden’ probeert af te schuiven.
De rechtbank heeft gelet op het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte van 14 oktober 2019. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden vaker is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Ook stelt de rechtbank vast dat het taakstrafverbod als bedoeld in artikel 22b Sr van toepassing is. Op 28 november 2016 is verdachte namelijk wegens vuurwerkbezit door de economische politierechter veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke geldboete van € 1.000,-. Uit het strafblad blijkt bovendien dat deze taakstraf is verricht. Verder volgt dat nog voordat de proeftijd van twee jaren was verstreken verdachte opnieuw de fout is ingegaan. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich blijkbaar weinig aantrekt van de in die veroordeling besloten liggende waarschuwing.
Bij het bepalen van de straf en de duur daarvan houdt de rechtbank onder meer rekening met de hoeveelheid professioneel vuurwerk die bij verdachte in beslag is genomen, het gevaar dat verdachte daarmee heeft veroorzaakt, het feit dat hij eerder is veroordeeld wegens vuurwerkbezit en het in deze zaak van toepassing zijnde taakstrafverbod.
Enerzijds acht de rechtbank het in verband met een juiste normhandhaving geboden verdachte een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Anderzijds wil de rechtbank via de op te leggen straf invloed uit oefenen op het gedrag van de verdachte om zo tegen te gaan dat verdachte opnieuw soortgelijke strafbare feiten zal plegen.
De rechtbank zal daarom een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie is geëist. Zij is van oordeel dat de door haar op te leggen straf de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt. Ook zal de rechtbank een gedeelte van de straf voorwaardelijk opleggen, waarmee zij verdachte een laatste waarschuwing wil geven.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. De rechtbank zal een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank spreekt de hoop uit dat deze straf verdachte er in de toekomst weerhoudt opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat het op de beslaglijst vermelde vuurwerk vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met betrekking tot dit voorwerp het feit is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 6 WED en de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b en 36c Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer juncto artikel 1.2.2 Vuurwerkbesluit, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarenschuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen vuurwerk, zoals vermeld op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. G.H. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.H. Doldersum, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Pagina 22.
3.Pagina 24.
4.Pagina 58.
5.Pagina 99.
6.Pagina 102.
7.Pagina 104.
8.Pagina’s 100, 103 en 105
9.Ter illustratie: HR 9 maart 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC9268, Hof Arnhem 11 juli 2001, ECLI:NL:GHARN:2001:AB2594.
10.Pagina 39.