7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Het volgende is daarbij van belang.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag door een ander met een groot mes in het bovenlichaam te steken. Uit informatie van een forensisch arts is gebleken dat het slachtoffer na het steekincident in beginnende shock op de operatiekamer van de spoedeisende hulp kwam. Tijdens de operatie bleek sprake te zijn van een klaplong en beschadigingen in het middenrif. Eén beschadiging bloedde uit zowel een slagader als een ader. Alleen dankzij medisch ingrijpen is het slachtoffer nog in leven. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij niet heeft nagedacht over deze ernstige gevolgen van zijn handelen. Door zo te handelen heeft verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig aangetast. Gewelddadig handelen als hier aan de orde veroorzaakt daarnaast gevoelens van onveiligheid in de maatschappij, zoals bij de andere bewoners en de begeleiders van de woonvorm waar verdachte verbleef en het feit heeft plaatsgevonden. Dit is een ernstig feit waarvoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend is.
De documentatie van verdachte
De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 augustus 2019. Verdachte is sinds 1989 veelvuldig in aanraking geweest met politie en justitie en heeft bij een veroordeling in 2013 wegens diefstal en belediging een maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders opgelegd gekregen. Daarna is verdachte opnieuw meermalen onherroepelijk veroordeeld wegens belediging en bedreiging. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor zwaardere geweldsdelicten.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van diverse over de persoon van verdachte uitgebrachte rapportages.
Op 26 september 2019 rapporteert dr. L.E.E. Ligthart, klinisch psycholoog & klinisch neuropsycholoog, dat bij verdachte een jarenlange bestaande ernstige meervoudige middelenverslaving centraal staat. In 2014 is verdachte getroffen door een tweetal hersenbloedingen (CVA’s) waardoor verdachte hersenschade heeft opgelopen. Door de CVA’s heeft verdachte onder meer geheugenproblemen en problemen ten aanzien van het executief functioneren. Dit uit zich met name in impulsief gedrag en het snel verliezen van overzicht. Daarnaast is sprake van gedragsstoornissen met een antisociaal karakter. Verdachte ziet niet het perspectief van de ander, externaliseert verantwoordelijkheid en vertoont grensoverschrijdend gedrag. Dat verdachte op licht verstandelijk beperkt niveau functioneert, maakt dat hij nog gemakkelijker overprikkeld raakt en gemakkelijk beïnvloedbaar is door de omstandigheden. Ook het gebruik van onder andere speed kan heftigere effecten hebben op zaken als beperkte zelfevaluatie en impulsief en gemakkelijk geagiteerd gedrag. De oplopende woede en agitatie, gevolgd door het op impulsieve wijze steken van de medebewoner, kan gezien worden als gevolg van de gedragsveranderingen die bij verdachte na de CVA's hebben plaatsgevonden. Het advies luidt om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Gelet op het voorgaande en de omstandigheid dat verdachte nu elke vorm van behandeling en begeleiding weigert, is sprake van een hoog risico op herhaling van het agressieve, ontremde, en risico zoekend gedrag.
Op 11 oktober 2019 rapporteert dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater, dat bij verdachte sprake is van diverse stoornissen in middelengebruik. Samenhangend met het drugsgebruik vertoont verdachte antisociaal gedrag. Dit gedrag is zo structureel en langdurig dat onderzoeker een persoonlijkheidsstoornis met antisociale en afhankelijke trekken als diagnose stelt. Het beeld wordt gecompliceerd door een geringe neurocognitieve stoornis door de vasculaire problematiek. Er is tevens een lichte verstandelijke beperking. In de omstandigheid dat verdachte het delict als een passende waarschuwing zag speelt de beschreven problematiek een rol: een beperkt vermogen om zich in de ander in te leven, antisociale cognities en agressieontremming door de persoonlijkheidsstoornis, die mogelijk versterkt wordt door de hersenbeschadiging en versterking daarvan door speedgebruik. Vanwege zijn lage intelligentie is zijn vermogen tot het oplossen van problemen nog meer beperkt. Het advies luidt om het feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Ook Kaiser schat de kans op herhaling van gebruik van geweld in als hoog.
Ligthart en Kaiser achten allebei een klinische behandeling met een matig tot hoge beveiliging en een hoge mate van zorg op een gespecialiseerde afdeling met aansluitend een langdurig resocialisatietraject noodzakelijk. Ook komen zij allebei tot de conclusie dat opname in een vrijwillig kader of een minder gedwongen kader dan terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet mogelijk is, omdat met verdachte niet tot voorwaarden kan worden gekomen waaraan hij zich zal houden.
Ten aanzien van de aanbevelingen voor afdoening van de strafzaak adviseren de deskundigen het volgende.
Kaiser beschrijft dat terbeschikkingstelling met dwangverpleging de overlast voor de samenleving ondervangt, maar dat onzeker is wat in de behandeling bij verdachte kan worden bereikt. Hij beschrijft om die reden ook de optie dat verdachte een langdurige gevangenisstraf opgelegd krijgt in de hoop dat hij daardoor enigszins rust krijgt in de persoonlijkheidsdynamiek. Daarna zal verdachte terugkeren naar een woonvoorziening waar hij zich naar verwachting niet aan de regels gaat houden, middelen gaat gebruiken en overlast zal geven. Mogelijk zijn er na de gevangenisstraf meer mogelijkheden voor onderdak en opvang. In het vinden van een traject kan een voorwaardelijk strafdeel zonder voorwaarden enige ondersteuning bieden. Ligthart concludeert dat, gelet op het hoge risico op recidive, de weinig succesvolle behandel- en begeleidingsgeschiedenis van verdachte en zijn huidige weigering ten aanzien van behandeling en begeleiding, terbeschikkingstelling met dwangverpleging niet te vermijden is.
Op 22 oktober 2019 rapporteert [naam] , reclasseringswerker, dat de reclassering aansluit bij de conclusies van de gedragsdeskundigen dat een intensief (klinisch) traject met daarna een passende beschermd wonen plek noodzakelijk is. Omdat verdachte hiervoor absoluut niet openstaat, middelen wil blijven gebruiken en niets met de reclassering te maken wil hebben, ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies in een voorwaardelijk strafrechtelijk kader de hoge kans op recidive te verminderen, zowel niet in het kader van een voorwaardelijke veroordeling als in het kader van terbeschikkingstelling met voorwaarden. De reclassering adviseert daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat tussen de beide rapporteurs overeenstemming bestaat over de problematiek van verdachte, de verminderde toerekeningsvatbaarheid en het feit dat verdachte een intensieve klinische behandeling nodig heeft om het hoge recidiverisico terug te dringen. Nu de beide deskundigen op deze essentiële punten overeenkomstig rapporteren, acht de rechtbank zich voldoende ingelicht om over te gaan tot een beoordeling van de op te leggen straf of maatregel.
De rechtbank neemt de gronden waarop het advies ten aanzien van de verminderde toerekeningsvatbaarheid rust over en concludeert dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank stelt op grond van adviezen vast dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens en dat vanwege de vastgestelde stoornissen sprake is van een hoog risico op herhaling van agressief, ontremd en risico zoekend gedrag en gebruik van geweld tegen personen.
Gezien de ernst van het begane feit en het hoge recidivegevaar als verdachte onbehandeld in de maatschappij terugkeert, acht de rechtbank het vanuit het oogpunt van de bescherming van de samenleving noodzakelijk dat verdachte een intensieve klinische behandeling ondergaat. De rechtbank volgt de raadsman daarom niet in het betoog om een langdurige gevangenisstraf zonder voorwaarden op te leggen en betrekt bij dat oordeel dat door Kaiser de verwachting is uitgesproken dat verdachte – ook in het gewenste scenario dat een langdurige gevangenisstraf voor enige rust in de persoonlijkheidsdynamiek zorgt – bij terugkeer in de maatschappij naar verwachting weer middelen zal gaan gebruiken en overlast zal geven. Hoewel volgens Kaiser onzeker is wat in de behandeling bij verdachte kan worden bereikt, blijkt uit de rapporten van beide deskundigen dat het kader van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege wel mogelijkheden biedt om het recidivegevaar, voor zover mogelijk, terug te brengen naar een aanvaardbaar niveau. Daarbij heeft Ligthart in het bijzonder gewezen op behandeling binnen een instelling die past bij de verstandelijke vermogens van verdachte, te weten Hoeve Boschoord van Trajectum.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat, als gevolg van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bij verdachte, sprake is van een zodanig gevaar voor herhaling van soortgelijke gewelddadige delicten ten opzichte van personen, dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen, het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling van verdachte eist.
Die veiligheid vereist, gezien de weigerende houding van verdachte ten aanzien van behandeling en het zich houden aan voorwaarden, ook het bevel dat verdachte van overheidswege wordt verpleegd. De rechtbank geeft daarom ook een last tot verpleging van overheidswege, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Nu sprake is van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld, is aan alle vereisten voor het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling met bevel tot dwangverpleging voldaan. De rechtbank zal verdachte ook deze maatregel opleggen.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten een poging tot doodslag. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Naast oplegging van deze maatregel kan, gezien de ernst van het feit, zoals hiervoor uiteengezet, naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarmee wordt recht gedaan aan het leed dat verdachte aan zijn slachtoffer heeft toegebracht door hem op een levensbedreigende manier met een mes te steken. Alles afwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.