In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap [X] en SCW B.V. over de huur van bedrijfsruimte. [X] vorderde betaling van achterstallige huur van in totaal € 759.512,18, alsook een contractuele boete van € 635.123,69. De rechtbank oordeelde dat SCW in verzuim was met haar betalingsverplichtingen en dat er geen nieuwe huurovereenkomst was gesloten, ondanks de beweringen van SCW. De rechtbank matigde de boete tot € 100.000,00, omdat deze buitensporig werd geacht in verhouding tot de achterstallige huur. De rechtbank wees de vorderingen van SCW in reconventie af, omdat deze onvoldoende onderbouwd waren. De kosten van de procedure werden toegewezen aan SCW, die als meest in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in huurovereenkomsten en de gevolgen van het niet nakomen van betalingsverplichtingen.