ECLI:NL:RBOVE:2019:3961

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
29 oktober 2019
Zaaknummer
08-760024-19 en en 08-042468-17 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een jongeman voor afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal in vereniging

Op 29 oktober 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 20-jarige jongeman uit Almelo veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De jongeman werd schuldig bevonden aan afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving en diefstal in vereniging. Samen met medeverdachten heeft hij zijn slachtoffer, onder bedreiging met geweld, gedwongen tot de afgifte van verschillende goederen en gegevens, en hem wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd. Het slachtoffer werd gedwongen om 500 euro van zijn bankrekening te pinnen. Naast de gevangenisstraf moet de jongeman ook een schadevergoeding van ruim 3000 euro aan het slachtoffer betalen en een eerder opgelegde voorwaardelijke taakstraf van 10 uren uitvoeren. De rechtbank oordeelde dat de feiten wettig en overtuigend bewezen zijn, ondanks de verdediging die betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank nam de verklaringen van het slachtoffer en medeverdachten serieus en concludeerde dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de daders. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan behandelingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-760024-19 en en 08-042468-17 (TUL) (P)
Datum vonnis: 29 oktober 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
nu verblijvende in de PI Nieuwegein.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 27 mei 2019, 19 augustus 2019 en 15 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Ruessink en van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw mr. D. Greven, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking houdt, na een nadere omschrijving van de tenlastelegging van 15 oktober 2019, kort en zakelijk weergegeven, in dat verdachte:
feit 1:met anderen met geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van verschillende goederen en gegevens;
feit 2:met anderen [slachtoffer] wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd;
feit 3: met anderen € 500,-- van de bankrekening van [slachtoffer] heeft opgenomen met diens gestolen pinpas.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op één of meer tijdstip(pen), in of omstreeks de periode 8 april 2018 tot en met 13 april 2018 in de gemeente Almelo, althans in ieder geval in Nederland, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van 500 euro, en/of de bankpas en/of bijbehorende pincode en/of de code van de mobiele telefoon en/of de code van de Rabobank app en/of een pakje sigaretten en/of twee pakjes kauwgom, en/of audio-oortjes en/of een portemonnee inhoudende diverse passen en muntgeld en/of een rugzak en/of een telefoon (merk Huawei), in ieder geval enig(e) geldbedrag(en) en/of enig(e) goed(eren),geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- met voornoemde [slachtoffer] via Random chat een afspraak heeft/hebben gemaakt,
- naar die [slachtoffer] , is/zijn gelopen, en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij moest meelopen en/of een boksbeugel, in ieder geval een dergelijk voorwerp, aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond,
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zijn zakken leeg moest maken en al zijn spullen moest inleveren, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- die [slachtoffer] (volledig) heeft/hebben gefouilleerd,
- die [slachtoffer] van achteren tegen zijn been heeft/hebben geschopt/getrapt,
- ( vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Doorlopen nu" in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of die [slachtoffer] heeft/hebben meegenomen naar een steeg,
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd hoe hij zich moest gedragen als zij iemand tegen zouden komen en/of dat als die [slachtoffer] weg zou rennen, ze hem zouden pakken, ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij moest pinnen en/of dat ze anders een stuk van zijn penis af zouden snijden, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer] en/of dat vuurwapen meermalen heeft/hebben doorgeladen, in ieder geval de slede naar achteren heeft/hebben gehaald, en/of tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij niet bang was om het vuurwapen te gebruiken, hij had namelijk al een aantal jaren gezeten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- dat vuurwapen tegen de slaap en/of in de rug van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of gezet gehouden,
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen het pinlimiet van zijn bankrekening te verhogen, en/of
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen in een voertuig te stappen en/of op een fiets te stappen en/of (vervolgens) met die [slachtoffer] is/zijn gaan rijden,
- een mes, in ieder geval een dergelijk (steek)voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of dat mes op de borst van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of gehouden, en/of
- ( vervolgens) de adresgegevens en/of pincode van de mobiele telefoon en/of de bankpas en/of de Rabobank-app heeft/hebben gevraagd;
2
hij op een of meer tijdstippen, op of omstreeks 12 april 2018, in de gemeente Almelo, althans in ieder geval in Nederland, op de openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers is/zijn en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s)
- naar voornoemde [slachtoffer] , gelopen en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij moest meelopen en/of aan die [slachtoffer] een boksbeugel, in ieder geval een dergelijk voorwerp, getoond,
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd: "Doorlopen nu" in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of die [slachtoffer] meegenomen naar een steeg,
- tegen die [slachtoffer] gezegd hoe hij zich moest gedragen als zij iemand tegen zouden komen en/of dat als die [slachtoffer] weg zou rennen, ze hem zouden pakken, ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- een vuurwapen, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond aan voornoemde [slachtoffer] en/of dat vuurwapen meermalen doorgeladen, in ieder geval de slede naar achteren gehaald, en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij niet bang was om het vuurwapen te gebruiken, hij had namelijk al een aantal jaren gezeten, in ieder geval woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,
- dat vuurwapen tegen de slaap en/of in de rug van die [slachtoffer] gezet en/of gezet gehouden,
- die [slachtoffer] gedwongen in een voertuig te stappen en/of op een fiets te stappen en/of (vervolgens) met die [slachtoffer] gaan rijden, en/of
- een mes, in ieder geval een dergelijk (steek)voorwerp aan die [slachtoffer] getoond en/of dat mes op de borst van die [slachtoffer] gezet en/of gehouden,
waardoor die [slachtoffer] gedurende langere tijd niet vrij was om zelf te beslissen te gaan en staan in een richting die hij zelf wilde;
3
hij op of omstreeks 13 april 2018 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening met behulp van een bankpas (Rabobank) ten name van [slachtoffer] heeft weggenomen een geldbedrag van 500 Euro, in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of tot de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door de (geheime) pincode van voornoemde bankpas te gebruiken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was, in ieder geval door middel van een valse sleutel.

3.De voorvragen

De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat er geen bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten. Niet blijkt dat verdachte de telefoonnotitie heeft gemaakt met de persoonlijke gegevens van aangever en er is ook geen bewijs waarmee telefoonnummer [telefoonnummer] aan verdachte kan worden gelinkt. Verder blijkt niet dat verdachte de [verdachte] is waarover wordt gesproken in appgesprekken. Tot slot had medeverdachte [medeverdachte 1] er belang bij om belastend over verdachte te verklaren. De bewijswaarde van zijn verklaring is daarom zeer gering, aldus de raadsvrouw.
Subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat er onvoldoende steunbewijs is voor de verklaring van aangever over het gebruik van wapens en geweld, waardoor verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken bij feit 1. Ook dient verdachte volgens de raadsvrouw te worden vrijgesproken van de wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 2), omdat de verklaring van aangever onvoldoende steun vindt in ander bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Verklaring aangever
In zijn aangifte heeft [slachtoffer] onder meer het volgende verklaard. [2] Via de dating-app Random Chat kwam hij op 8 april 2018 in contact met iemand met de gebruikersnaam ‘ [naam] ’. Op 12 april 2018 vroeg [naam] hem om een ontmoeting en ze spraken die dag om 21:00 uur af op het treinstation in Almelo. Toen aangever daar arriveerde stond er bij de uitgang van het station een groep jongeren bij een cafetaria. Een aantal personen uit die groep liep naar aangever toe. Van één van deze mannen, man 1, moest aangever meelopen. In totaal liepen vier jongens met aangever mee. Man 1 liet aangever een boksbeugel zien en zei dat hij zijn zakken leeg moest maken en al zijn spullen moest inleveren. Aangever heeft zijn zwarte Huawei-telefoon, zijn Eastpak-rugtas en zijn portemonnee afgegeven. In zijn portemonnee zaten een bankpas, een zorgpas, een studentenkaart, een ov-chipkaart en muntgeld. Ook heeft hij een pak sigaretten, twee pakken kauwgom en audio-oortjes afgegeven. Man 1 fouilleerde hem volledig. Toen ze verder liepen schopte man 1 hem van achteren tegen zijn been en zei: ‘
doorlopen, nu’. Met drie mannen moest aangever een steeg inlopen. Daar werd tegen hem gezegd hoe hij zich moest gedragen als ze iemand tegen zouden komen en dat ze hem zouden pakken als hij zou wegrennen. Vervolgens zei één van de mannen, man 3, tegen aangever dat hij € 500,-- moest pinnen en dat hij anders een stuk van zijn penis zou afsnijden. Het pinnen mislukte, omdat het saldo op de bankrekening van aangever ontoereikend was. Toen kwam er een man, man 5, aanfietsen met een Random Reader. Man 5 pakte een grijs/zilverkleurig vuurwapen uit de binnenzak van zijn jas. Aangever heeft hierover verder verklaard: ‘
Man 5 heeft de slede een aantal keren naar achteren gehaald. Ook zei man 5 dat hij niet bang was om het vuurwapen te gebruiken, hij had namelijk al een aantal jaren gezeten. Hij drukte vervolgens het vuurwapen tegen mijn linkerslaap’. Aangever moest via de Rabobank-app op zijn telefoon zijn limiet veranderen (de rechtbank begrijpt: de pinlimiet van zijn bankrekening verhogen) en op de fiets van man 5 naar de pinautomaat fietsen, terwijl man 5 bij hem achterop zat. Opnieuw mislukte het pinnen. Aangever moest in een personenauto stappen en ze reden naar een andere pinautomaat. Daar mislukte het pinnen weer vanwege een ontoereikend saldo. Vervolgens heeft aangever over één van de mannen, man 3, verklaard: ‘
hij heeft mij gevraagd naar mijn adresgegevens, pincode van mijn mobiele telefoon, pincode van mijn bankpas, code van de Rabobank App. Dit deed hij onder bedreiging van een mes, welke op mijn borst stond. Deze hield man 3 stevig vast’. Vervolgens is aangever naar het station gerend. Die nacht, op 13 april 2018 tussen 04:09:42 en 04:12:26 uur, is er in totaal
€ 500,-- gepind van de bankrekening van verdachte.
Verklaring medeverdachte [medeverdachte 1]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij die avond bij het cafetaria bij het station van Almelo was. [3] Hij heeft verklaard dat [verdachte] en [medeverdachte 2] hem bij het cafetaria vroegen om een tas (‘
ik denk een zwarte Eastpack. Het leek daarop [4] ) voor hen vast te houden. [5] Later op de avond heeft hij die tas aan hen terug gegeven. [6]
Telefoonnotitie
Verbalisant [verbalisant 1] heeft onderzoek gedaan naar de veiliggestelde data uit de onder verdachte in beslag genomen mobiele telefoon en verklaart hierover het volgende. [7]
In de veiliggestelde data werd een notitie aangetroffen welke op 12.04.2018 om 22:51.50 bleek te zijn aangemaakt middels de app Samsung Notes. De notitie bevat de volgende tekst:
[nummer 1] pin
[nummer 2] pin code
[postcode] postcode
(..)
Op 27 mei 2019 heb ik, verbalisant, telefonisch gesproken met aangever [slachtoffer] . Hij verklaarde dat:
de pincode van zijn telefoon ten tijde van de straatroof [nummer 1] was.
de pincode van zijn bankpas ten tijde van de straatroof [nummer 2] was.
Zijn postcode [postcode] is.
Camerabeelden geldopname
Verbalisant [verbalisant 2] heeft op de camerabeelden van de Rabobank aan de Berlagelaan in Almelo waargenomen dat een persoon die zijn gezicht bedekt op 13 april 2018 tussen 04:09 en 04:13 uur vijf keer een bedrag van € 100,-- pint van de rekening van aangever. [8]
Bewijsoverwegingen
Met de hiervoor genoemde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte op twee verschillende momenten de beschikking over de tas van aangever heeft gehad en een telefoonnotitie met onder andere de pincode van aangever heeft gemaakt. Met zijn handelen heeft verdachte een wezenlijke bijdrage geleverd aan de ten laste gelegde feiten. Daarnaast volgt uit de verklaring van aangever dat alle daders moeten hebben geweten van de afpersing en dat er tussen hen zó nauw en bewust werd samengewerkt, dat ten aanzien van alle feiten ook sprake is van medeplegen door alle daders. Daarom kunnen de handelingen van de mededaders ook verdachte worden aangerekend (en andersom), ook waar het gaat om handelingen die slechts door één van hen feitelijk zijn verricht. Verdachte en zijn mededaders hebben aangever gedwongen tot de afgifte van verschillende goederen en gegevens (feit 1) en hem wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden (feit 2). Ondanks dat niet is komen vast te staan wie met de gestolen pinpas het geld van de bankrekening van aangever heeft opgenomen (feit 3), is de rechtbank daarnaast van oordeel dat dit feit in een zo nauw verband staat met de andere feiten dat verdachte ook ten aanzien van dit feit als medepleger moet worden beschouwd. Gedwongen door verdachte en zijn mededaders heeft aangever immers zijn bankpas en pincode moeten afstaan (feit 1), nadat hij driemaal tevergeefs had geprobeerd om onder dwang geld op te nemen. Met die bankpas en pincode is diezelfde nacht – slechts enkele uren later – vijf keer € 100,-- van de bankrekening van aangever opgenomen (feit 3).
Wat betreft het verweer van de raadsvrouw dat de verklaring van aangever op een aantal onderdelen van de tenlastelegging geen steun vindt in een ander bewijsmiddel overweegt de rechtbank dat het ontbreken van steun op bepaalde onderdelen een bewezenverklaring in deze zaak niet in de weg staat, nu niet is vereist dat alle onderdelen van de tenlastelegging door meerdere bewijsmiddelen worden gedekt en zowel voor het geheel van de verklaring van aangever als voor bepaalde essentiële onderdelen daarvan (zoals de gedwongen afgifte van de pincodes van de telefoon en de bankpas van verdachte) zonder meer voldoende steun voorhanden is. Het verweer wordt daarom verworpen.
Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet blijkt dat verdachte de hiervoor genoemde telefoonnotitie heeft gemaakt. Nu deze telefoonnotitie is gemaakt op de telefoon van verdachte en er geen concrete omstandigheden zijn die aanleiding geven te veronderstellen dat deze niet door verdachte is gemaakt, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte deze telefoonnotitie heeft gemaakt. Ter zitting van 15 oktober 2019 heeft verdachte verklaard dat zijn telefoon vermoedelijk gehackt is geweest en dat hij zijn telefoon destijds vaak uitleende aan anderen. Voor zover de verdediging als alternatief scenario heeft willen aanvoeren dat de telefoonnotitie door iemand anders op de telefoon van verdachte is gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat dit scenario niet aannemelijk is geworden. Verdachte heeft hierover pas tijdens het onderzoek ter terechtzitting verklaard en dit scenario is op geen enkele wijze onderbouwd en vindt ook geen steun in het dossier. Dit verweer – voor zover de raadsvrouw het niet als bewijsverweer maar als alternatief scenario heeft willen voeren – wordt dan ook verworpen.
De rechtbank is verder van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] geloofwaardig is en als bewijsmiddel kan dienen. Zo vindt zijn verklaring steun in het bericht dat [medeverdachte 1] die avond naar medeverdachte [medeverdachte 2] heeft gestuurd (‘
Waar is [verdachte] wij moeten die tas geven’, weergegeven op pagina 204 van het proces-verbaal) en belast [medeverdachte 1] niet alleen verdachte maar ook zichzelf in zijn verklaring. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
De overige verweren van de raadsvrouw zien op onderdelen van het dossier die niet voor het bewijs worden gebruikt. Deze hoeven daarom geen bespreking.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij in de periode van 8 april 2018 tot en met 13 april 2018 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas en bijbehorende pincode en de code van de mobiele telefoon en de code van een Rabobank app en een pak sigaretten en twee pakjes kauwgom en audio-oortjes en een portemonnee inhoudende diverse passen en muntgeld en een rugzak en een telefoon (merk Huawei), geheel toebehorende aan voornoemde [slachtoffer] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders
- met voornoemde [slachtoffer] een afspraak heeft/hebben gemaakt,
- naar die [slachtoffer] , is/zijn gelopen en tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij moest meelopen en een boksbeugel aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond,
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zijn zakken leeg moest maken en al zijn spullen moest inleveren,
- die [slachtoffer] volledig heeft/hebben gefouilleerd,
- die [slachtoffer] van achteren tegen zijn been heeft/hebben geschopt,
- vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Doorlopen nu" en die [slachtoffer] heeft/hebben meegenomen naar een steeg,
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd hoe hij zich moest gedragen als zij iemand tegen zouden komen en dat als die [slachtoffer] weg zou rennen, ze hem zouden pakken,
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij moest pinnen en dat ze anders een stuk van zijn penis af zouden snijden,
- een vuurwapen heeft/hebben getoond aan die [slachtoffer] en de slede naar achteren heeft/hebben gehaald, en tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij niet bang was om het vuurwapen te gebruiken, hij had namelijk al een aantal jaren gezeten,
- dat vuurwapen tegen de slaap van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet,
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen de pinlimiet van zijn bankrekening te verhogen, en
- die [slachtoffer] heeft/hebben gedwongen in een voertuig te stappen en op een fiets te stappen en vervolgens met die [slachtoffer] is/zijn gaan rijden,
- een mes aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en dat mes op de borst van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet, en
- vervolgens de adresgegevens en pincode van de mobiele telefoon en de bankpas en de Rabobank-app heeft/hebben gevraagd;
2
hij op 12 april 2018, in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers is/zijn en/of heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- naar voornoemde [slachtoffer] gelopen en/of tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij moest meelopen en/of aan die [slachtoffer] een boksbeugel getoond,
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] gezegd: "Doorlopen nu" en die [slachtoffer] meegenomen naar een steeg,
- tegen die [slachtoffer] gezegd hoe hij zich moest gedragen als zij iemand tegen zouden komen en dat als die [slachtoffer] weg zou rennen, ze hem zouden pakken,
- een vuurwapen getoond aan voornoemde [slachtoffer] en de slede naar achteren gehaald en tegen die [slachtoffer] gezegd dat hij niet bang was om het vuurwapen te gebruiken, hij had namelijk al een aantal jaren gezeten,
- dat vuurwapen tegen de slaap van die [slachtoffer] gezet,
- die [slachtoffer] gedwongen in een voertuig te stappen en op een fiets te stappen en vervolgens met die [slachtoffer] gaan rijden, en
- een mes aan die [slachtoffer] getoond en dat mes op de borst van die [slachtoffer] gezet, waardoor die [slachtoffer] gedurende langere tijd niet vrij was om zelf te beslissen te gaan en staan in een richting die hij zelf wilde;
3
hij op 13 april 2018 in de gemeente Almelo, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening met behulp van een bankpas (Rabobank) ten name van [slachtoffer] heeft weggenomen een geldbedrag van 500 Euro, toebehorende aan die [slachtoffer] , waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door de (geheime) pincode van voornoemde bankpas te gebruiken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) door de rekeninghouder van de bankpas niet tot dat gebruik gerechtigd of gemachtigd was.
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 282, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hoewel de strekking van de strafbepalingen voor vrijheidsberoving (artikel 282 Sr) en afpersing (artikel 317 Sr) enigszins uiteenlopend zijn, overweegt de rechtbank dat in de onderhavige zaak de vrijheidsberoving (feit 2) geheel inherent is aan de bedreiging met geweld waarmee de afpersing (feit 1) werd gepleegd. Met de raadsvrouw is de rechtbank daarom van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen feit 1 en feit 2. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
de eendaadse samenloop van:
feit 1
het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
feit 2
het misdrijf: iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3:
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Ook heeft de officier van justitie gevorderd de in beslag genomen mobiele telefoon van verdachte verbeurd te verklaren.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat bij een bewezenverklaring toepassing van het adolescentenstrafrecht moet worden overwogen. Verder is de gevorderde straf volgens de raadsvrouw te fors in verhouding met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. De raadsvrouw heeft verzocht de in beslag genomen telefoon aan verdachte terug te geven, omdat er onvoldoende verband is met de strafbare feiten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Samen met anderen heeft verdachte het slachtoffer met geweld en bedreiging met geweld gedwongen tot de afgifte van verschillende goederen en gegevens, hem wederrechtelijk van zijn vrijheid beroofd en beroofd gehouden en vervolgens nog € 500,-- van zijn bankrekening gepind. In de veronderstelling dat hij een afspraak met een meisje had is het slachtoffer naar Almelo gereisd. Daar werd hij echter opgewacht door een groep mannen en gedwongen met hen mee te gaan. In een voor het slachtoffer onbekende omgeving, moest hij onder bedreiging van een boksbeugel, mes en vuurwapen zijn goederen afgeven en geld pinnen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt welke impact dit op het leven van het slachtoffer heeft gehad, en nog steeds heeft.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 21 mei 2019. Omdat verdachte ontkent, kan de reclassering geen uitspraken doen over criminogene factoren. Wel blijkt kort samengevat onder meer uit het rapport dat verdachte de indruk wekt het goede te willen doen, maar onvoldoende vaardigheden heeft opgebouwd om weerstand te bieden aan zijn negatief sociaal netwerk. Op basis van de beïnvloedbaarheid van verdachte en onvoldoende vaardigheden om uit de problemen te blijven wordt de kans op recidive door de reclassering ingeschat als gemiddeld/hoog. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met een meldplicht, dagbesteding, meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en een ambulante behandelverplichting als bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt de conclusies van de reclassering over en maakt deze tot de hare.
Wat betreft toepassing van het adolescentenstrafrecht overweegt de rechtbank dat verdachte ten tijde van de strafbare feiten achttien jaar oud was. Uitgangspunt in dat geval is toepassing van het strafrecht voor volwassenen. Toepassing van het adolescentenstrafrecht ten aanzien van deze groep blijft een uitzondering en is bedoeld voor die gevallen waarin de rechter in de persoonlijkheid van de adolescent of de omstandigheden waaronder het feit is begaan daartoe grond vindt. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat zij geen overduidelijke aanwijzingen hebben die pleiten voor toepassing van het adolescentenstrafrecht. Wel is verdachte handelingsverlegen, impulsief en zijn er vermoedens van een licht verstandelijke beperking, hetgeen omstandigheden zijn die de rechtbank in algemene zin ook bij de strafoplegging betrekt. In de PI zijn er geen directe aanwijzingen waaruit blijkt dat verdachte wordt overvraagd, aldus de reclassering. De rechtbank is van oordeel dat er gelet op het advies van de reclassering, de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd of anderszins geen doorslaggevende reden is voor toepassing van het adolescentenstrafrecht en zal de verdachte naar het volwassenrecht berechten.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie te fors is, gelet op de straffen die zijn opgelegd in een aantal zaken die volgens haar vergelijkbaar zijn. In tegenstelling tot de zaken die door de raadsvrouw naar voren zijn gebracht is in de onderhavige zaak echter sprake van een grotere groep die de feiten heeft begaan. Dat weegt de rechtbank in strafverzwarende zin mee. Ook is in een aantal van die zaken sprake van een verminderd toerekeningsvatbare en/of minderjarige dader. Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank – naast straffen in vergelijkbare zaken – ook rekening gehouden met de straf die aan medeverdachte [medeverdachte 2] (08-760022-19) is opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden.
Ter zitting heeft verdachte de indruk gewekt dat mogelijk sprake is van forse persoonlijkheidsproblematiek, anders dan zijn verbale indruk wellicht doet vermoeden. Daarbij komt dat uit het reclasseringsrapport blijkt dat psychologisch onderzoek bij verdachte in het verleden niet is gelukt, omdat hij de test niet begreep. Ook daarom acht de rechtbank verdiepingsdiagnostiek noodzakelijk. Verdachte heeft nog niet eerder hulp binnen een justitieel kader ontvangen en is blijkens het uittreksel van zijn justitiële documentatie van 28 augustus 2019 één keer eerder bestraft voor een feit dat niet soortgelijk is. Om verdachte met een forse stok achter de deur de kans te geven te werken aan zijn (persoonlijkheids)problematiek en om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen en verbinden aan een voorwaardelijk strafdeel van twaalf maanden.
7.4
Verbeurdverklaring mobiele telefoon
De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen en ook uit de verdere verklaring van aangever blijkt dat de daders tijdens de feiten gebruik hebben gemaakt van mobiele telefoons. Zo heeft verdachte onder meer de pincode van aangever opgeslagen in zijn mobiele telefoon. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de mobiele telefoon van verdachte kan worden aangemerkt als voorwerp met behulp waarvan het feit is begaan (artikel 33a lid 1 onder c Sr) en zal deze mobiele telefoon verbeurd worden verklaard.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich – via zijn gemachtigde raadsman mr. E.J.M.J. Damen, advocaat te Arnhem – als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van
€ 21.763,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop de strafbare feiten zijn gepleegd. De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 72,31 voor reis- en parkeerkosten voor bezoeken aan Slachtofferhulp Nederland, de raadsman en het Openbaar Ministerie,;
  • € 11,-- voor een nieuwe ov-chipkaart;
  • € 34,99 voor de weggenomen hoofdtelefoon;
  • € 8,--, welk bedrag de benadeelde partij voor zijn treinreis moest betalen omdat zijn OV-chipkaart was weggenomen;
  • € 289,-- voor de weggenomen telefoon en de simkaart;
  • € 453,15 voor behandelingen van een psycholoog;
  • € 20.875,-- voor opgelopen studievertraging;
  • € 20,--, voor de inhoud van zijn weggenomen portemonnee.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.500,-- gevorderd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat – als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – de
benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard ten aanzien van de posten:
  • voor studievertraging, omdat onduidelijk is gebleven of de benadeelde partij daadwerkelijk studievertraging heeft opgelopen;
  • voor behandelingen van een psycholoog, omdat onduidelijk is of deze kosten door de ziektekostenverzekeraar vergoed worden;
  • voor de treinreis, omdat de benadeelde partij deze kosten ook zonder het strafbare feit had moeten maken.
Tot slot heeft de raadsvrouw betoogd dat de post ‘inhoud portemonnee’ hooguit deels kan worden toegewezen, omdat de aangever in zijn aangifte heeft verklaard dat er ‘ongeveer acht a negen euro muntgeld’ in zijn weggenomen portemonnee zat.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezenverklaarde strafbare feiten rechtstreeks schade is toegebracht.
De materiële schadeposten voor reis- en parkeerkosten, de weggenomen OV-chipkaart, de weggenomen hoofdtelefoon, de weggenomen telefoon en simkaart zijn door de verdediging niet betwist. Deze posten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk, en zullen daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de studievertraging
Door de verdediging is betwist dat sprake is van studievertraging. Ter onderbouwing van de vordering is door de benadeelde partij een decanenverklaring van 1 november 2018 meegezonden, waarin onder meer wordt vermeld dat de benadeelde partij ‘
naar alle waarschijnlijkheid’ een jaar studievertraging oploopt. Verder wordt in de schriftelijke slachtofferverklaring door de benadeelde partij opgemerkt dat hij ook daadwerkelijk een jaar studievertraging heeft opgelopen. Hoewel de rechtbank bepaald niet wil uitsluiten dat dit inderdaad het geval is geweest, is deze laatste stelling door de benadeelde partij echter niet nader onderbouwd (met bijvoorbeeld een nieuwe decanenverklaring).
In het licht van de betwisting door de verdediging is de rechtbank van oordeel dat met de huidige onderbouwing niet genoegzaam aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij een jaar studievertraging heeft opgelopen. Een nader onderzoek naar de opgelopen studievertraging zou schorsing van de behandeling ter zitting vereisen en dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van deze post daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de behandelingen van een psycholoog
Door de verdediging is betwist dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt, omdat onduidelijk is of deze door de ziektekostenverzekeraar vergoed worden. De rechtbank overweegt dat de omstandigheid dat de schade van een benadeelde partij kán worden gedekt door een verzekeringsmaatschappij geen beletsel voor de benadeelde partij is om ervoor te kiezen de schade bij de verdachte te vorderen. Deze post is door de benadeelde partij voldoende onderbouwd en aannemelijk, en zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de kosten voor de treinreis
Door de verdediging is betwist dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van de bewezen verklaarde feiten, omdat de benadeelde partij ook zonder bewezen verklaarde feiten deze kosten zou hebben gemaakt. De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij met de trein naar Almelo is gereisd in de veronderstelling dat hij een afspraak had met een meisje dat hij via een dating-app had leren kennen. Daar bleek echter dat hij onder valse voorwendselen naar Almelo was gelokt en vonden de bewezen verklaarde feiten plaats. Feitelijk is hij echter naar Almelo gelokt om hem af te persen. Zonder de fictieve afspraak zou de benadeelde partij niet naar Almelo zijn gereisd. Daarom is aannemelijk dat de schade niet was ingetreden zonder het strafbare feit. Dat de benadeelde partij kennelijk alleen de kosten van de terugreis vordert en niet de heenreis maakt dat niet anders. Deze post is verder voldoende onderbouwd en aannemelijk en zal daarom worden toegewezen.
Ten aanzien van de inhoud van de portemonnee
Ten aanzien van deze post is de omvang van de schadepost door de verdediging betwist, omdat de benadeelde partij in zijn aangifte heeft verklaard dat er ‘
ongeveer acht a negen euro muntgeld’ in zijn portemonnee zat die is weggenomen (pagina 21 van het proces-verbaal). In de vordering wordt vermeld dat het de benadeelde partij onduidelijk was hoeveel contant geld hij exact op zak had en dat het bedrag wordt geschat op € 20,--. Gelet op de gemotiveerde betwisting is de rechtbank van oordeel dat deze post kan worden toegewezen tot het bedrag dat in de aangifte is genoemd (€ 9,--) en voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Een nader onderzoek zou immers schorsing van de behandeling ter zitting vereisen en dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Ten aanzien van de immateriële schade
De post voor immateriële schade is niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal de vordering voor immateriële schade daarom toewijzen.
De wettelijke rente
De toe te wijzen posten zal de rechtbank vermeerderen met de wettelijke rente, wat betreft de materiële posten weggenomen hoofdtelefoon en inhoud portemonnee (totaal € 43,99) en de post voor immateriële schade (€ 2.500,--) vanaf 12 april 2018. Ten aanzien van de overige posten is onduidelijk gebleven op welke datum de schade exact is ontstaan voor de benadeelde partij. Nader onderzoek hiernaar – bijvoorbeeld door het opvragen van bankafschriften – zou schorsing van de behandeling ter zitting vereisen en dat levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Vaststaat dat deze schade in ieder geval was geleden ten tijde van de inhoudelijke behandeling. Daarom zal ten aanzien van deze posten (in totaal € 833,46) 15 oktober 2019 als kapitalisatiedatum worden genomen.
Hoofdelijkheid
Omdat is voldaan aan de vereisten voor hoofdelijke aansprakelijkheid zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij heeft verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Volgens de raadsvrouw is het niet waarschijnlijk dat verdachte over voldoende inkomen zal gaan beschikken om het bedrag te betalen binnen de daarvoor gegeven termijn en zou vervangende hechtenis neerkomen op verkapte detentie. Zij heeft daarom verzocht maximaal één dag vervangende hechtenis aan de schadevergoedingsmaatregel te verbinden.
De rechtbank zal ten behoeve van de benadeelde partij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht. Mede rekening houdend met de belangen van de benadeelde partij die hiermee gemoeid zijn en met hetgeen verdachte ter zitting heeft verklaard over zijn spaargeld, is er geen aanleiding om te veronderstellen dat hij (in de toekomst) niet over voldoende vermogen zou beschikken om de toegewezen schadevergoeding te betalen en ziet de rechtbank geen reden de vervangende hechtenis te beperken tot één dag of anderszins te matigen.

9.De vordering tenuitvoerlegging

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf in de zaak met parketnummer 08-042468-17.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht rekening te houden met de lange tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en de omstandigheid dat de voorwaardelijke straf is opgelegd voor een andersoortig delict.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de kinderrechter van 30 mei 2017 is verdachte veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf van 10 uren met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
Dat de voorwaardelijke straf is opgelegd voor een andersoortig delict en de tijd die verdachte in de onderhavige zaak in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, is in dit verband niet relevant en maken het oordeel van de rechtbank niet anders.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 55, 57, 77dd en 77ee Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
de eendaadse samenloop van:
feit 1
het misdrijf: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
feit 2
het misdrijf: iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3:
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd.
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
- zich binnen vijf werkdagen na het ingaan van de proeftijd zal melden bij Reclassering Nederland (adres: Molenstraat 50, 7514 EK) in Enschede, en zich vervolgens blijft melden, zo frequent en zo lang deze instelling dat nodig acht;
- een legale, controleerbare dagbesteding zal hebben, of zich actief zal inzetten voor het verkrijgen van een dagbesteding;
- zal meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en zich ambulant zal laten behandelen voor de geconstateerde problematiek door Transfore of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich dan zal houden aan de regels en aanwijzingen die de zorgverlener hem geeft;
- draagt Reclassering Nederland op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 3.377,45 (als volgt te vermeerderen met de wettelijke rente: over een bedrag van € 2.543,99 vanaf 12 april 2018 en een bedrag van € 833,46 vanaf 15 oktober 2019) voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan;
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 3.377,45 –als volgt te vermeerderen met de wettelijke rente: over een bedrag van € 2.543,99 vanaf 12 april 2018 en een bedrag van € 833,46 vanaf 15 oktober 2019 – ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 43 dagen zal worden toegepast, een en ander voor zover dit bedrag niet door een mededader zal zijn voldaan. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen mobiele telefoon Samsung Galaxy S5 Neo met IMEI-nummer [nummer 3] ;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de kinderrechter van deze rechtbank van 30 mei 2017 met parketnummer 08-042468-17 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van
10 (tien) uren.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. J. Corthals, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Ponsteen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2019.
mr. J.P. Ponsteen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie eenheid Oost-Nederland met nummer [nummer 4] (onderzoek: ARNO) Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 18 tot en met 26.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 366, eerste alinea en pagina 367, tweede alinea.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 367, zevende alinea.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 366, elfde en dertiende alinea, en pagina 367, vierde alinea.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 366, zesde alinea.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 255 en pagina 256.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 251.