Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.Het onderzoek op de terechtzitting
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De bewijsoverwegingen
(de rechtbank begrijpt: 22 februari 2017, vgl. feit 4). [11]
Legal Psychology - Statement Validity, dr. G. Wolters. Hij heeft op 25 januari 2019 rapport uitgebracht, waarin hij tot de conclusie komt dat de verklaringen van aangeefster in aanzienlijke mate betrouwbaar zijn te achten, waarbij opmerking verdient dat de deskundige aangeeft dat in het algemeen behoedzaam met conclusies als deze dient te worden omgegaan (betrouwbaarheidsinterval 70-90 procent). [14] Na het bestuderen van de processen-verbaal van de verhoren van de getuigen die bij de rechter-commissaris zijn gehoord - waarover de deskundige nog niet beschikte ten tijde van het opmaken van voornoemd rapport - heeft de deskundige aanvullend gerapporteerd op 29 juli 2019. Verder heeft hij op 5 oktober 2019 vragen van de verdediging schriftelijk beantwoord. De aanvullende stukken noch de vragen van de verdediging hebben de deskundige aanleiding gegeven tot een ander oordeel over de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster te komen.
5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
6.De strafbaarheid van verdachte
7.De op te leggen straf of maatregel
8.De schade van benadeelden
[aangeefster 2]heeft betrekking op het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde. Ten laste van verdachte is onder deze feiten bewezenverklaard dat hij zijn minderjarige dochter (de benadeelde partij) gedurende een periode van drieënhalf jaar meermalen seksueel heeft misbruikt en dat hij haar eenmaal heeft mishandeld door haar met een riem te slaan. Naar het oordeel van de rechtbank kan reeds op grond van de aard en de ernst van deze normschendingen worden aangenomen dat de benadeelde partij daardoor in haar persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Dat de benadeelde ten gevolge van de feiten geestelijk letsel heeft opgelopen - in de vorm van onder meer een posttraumatische stressstoornis - valt bovendien op te maken uit een ter onderbouwing van de vordering gevoegde brief van GZ-psycholoog drs. J.S. van der Linden van 19 november 2018. Dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten immateriële schade heeft geleden is voldoende aannemelijk geworden.
[aangeefster 1]heeft betrekking op het onder 5 en 6 bewezenverklaarde. Ten laste van verdachte is onder deze feiten bewezenverklaard dat hij zijn minderjarige stiefdochter (de benadeelde partij) in de periode van 14 februari 2003 tot en met 14 februari 2012 jaar meermalen seksueel heeft misbruikt. Ook voor deze vordering geldt naar het oordeel van de rechtbank dat reeds op grond van de aard en de ernst van deze normschendingen kan worden aangenomen dat de benadeelde partij daardoor in haar persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Ook bij deze vordering zijn stukken gevoegd ter onderbouwing, waaruit blijkt dat de benadeelde partij in de periode van 2008 tot 2016 is gediagnostiseerd met verschillende stoornissen en dat zij tussen 2012 en 2016 in behandeling is geweest bij Trajectum. In een psychodiagnostisch onderzoek van 25 maart 2019 wordt geconcludeerd dat de diagnoses uit het verleden nu niet (meer) kunnen worden gesteld, maar dat bij benadeelde niettemin sprake is van een van structurele persoonlijkheidsproblematiek, die (onder meer) wordt gekenmerkt door wantrouwen en achterdocht ten opzichte van anderen. Dat de benadeelde partij als gevolg van de bewezenverklaarde feiten immateriële schade heeft geleden is voldoende aannemelijk geworden.
9.De toegepaste wettelijke voorschriften
10.De beslissing
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren;
maatregel
[aangeefster 2](feiten 1, 2, 3 en 4) van een bedrag van
€ 20.000,-te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2017;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten 1, 2, 3 en 4 tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 20.000,-te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2017 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 135 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
[aangeefster 1](feiten 5 en 6) van een bedrag van
€ 5.000,-te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2012;
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 5.000,-,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2012 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast, Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
heft opde schorsing van de voorlopige hechtenis per heden.