ECLI:NL:RBOVE:2019:3882

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
24 oktober 2019
Zaaknummer
8064248 \ CV EXPL 19-3364
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning wegens hennepplantage en huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in een kort geding over de ontruiming van een woning. De eiser, [eiser], heeft de gedaagde, [gedaagde], aangeklaagd wegens het aantreffen van een hennepplantage in de huurwoning en het niet betalen van huur. De gedaagde was niet verschenen tijdens de zitting, waardoor verstek is verleend. De eiser heeft de huurovereenkomst opgezegd na een politie-inval op 12 juli 2019, waarbij de hennepplantage werd ontdekt. De gedaagde heeft sindsdien geen huur meer betaald en heeft ook geen contact opgenomen met de eiser.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de procedure correct is verlopen en dat de vorderingen van de eiser voldoende onderbouwd zijn. De rechter heeft geoordeeld dat de ontruiming van de woning een noodzakelijke maatregel is, gezien de ernst van de situatie. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de huurachterstand van € 1.050,00 te betalen, evenals een vergoeding van € 350,00 per maand voor elke maand dat de gedaagde in gebreke blijft met de ontruiming. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 812,06.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiser het vonnis kan laten uitvoeren voordat het onherroepelijk is. De kantonrechter heeft het meer of anders gevorderde afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 8064248 \ CV EXPL 19-3364 (sd)
Vonnis in kort geding van 15 oktober 2019
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij, hierna te noemen [eiser] ,
gemachtigde: mr. E. Nijhoff,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 oktober 2019 inclusief producties,
- de mondelinge behandeling op 11 oktober 2019,
- het tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.1.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt vanaf 1 april 2017 een woning met aanhorigheden aan [het adres] in [woonplaats] (hierna: de woning) van [eiser] .
2.2.
Op 12 juli 2019 is door de politie een inval gedaan in de woning en is er een in werking zijnde hennepplantage aangetroffen.
2.3.
Bij aangetekende brief van 19 september 2019 heeft [eiser] [gedaagde] kenbaar gemaakt de huurovereenkomst te willen beëindigen vanwege de aangetroffen hennepplantage.
2.4.
Na de politie inval van 12 juli 2019 heeft [eiser] geen contact kunnen krijgen met [gedaagde] .
2.5.
[gedaagde] heeft na de politie inval ook geen huurpenningen meer betaald. De maanden augustus, september en oktober 2019 zijn onbetaald gebleven.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
3.2.
[eiser] vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- [gedaagde] te veroordelen om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en deze onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen,
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 1.050,00 aan achterstallige huurpenningen tot en met oktober 2019,
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 350,00 voor iedere maand dat hij vanaf 1 november 2019 in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen,
- [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de huurpenningen en/of gebruiksvergoeding vanaf de vervaldatum tot de dag der algehele voldoening,
- [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van
€ 157,50,
- [gedaagde] te veroordelen in de proces- en nakosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de kosten niet binnen 14 dagen na betekening van het vonnis zijn voldaan.
3.3.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende en meestal onomkeerbare maatregel is. Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken huurder kan daarom een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening slechts worden uitgesproken, indien het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de huurder tot ontruiming zal veroordelen.
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is. De door [eiser] ingenomen stellingen in de dagvaarding vinden steun in de bij de dagvaarding overgelegde producties. De vorderingen komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor en zullen dan ook worden toegewezen, met inachtneming van het navolgende.
3.5.
[eiser] maakt aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde vergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet gebleken is dat aan [gedaagde] een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst van een aanmaning, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704. Dit bedrag zal worden afgewezen.
3.6.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De kosten van [eiser] worden begroot op € 812,06.
Explootkosten € 101,06
Griffierecht € 231,00
Salaris gemachtigde € 480,00
4. De beslissing in kort geding
De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van het vonnis de woning met aanhorigheden aan [het adres] te [woonplaats] te ontruimen en de woning onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen en te laten,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen de huurpenningen van augustus 2019 tot en met oktober 2019, zijnde € 1.050,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 3 oktober 2019 tot aan de dag van algehele voldoening,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen € 350,00 per maand met ingang van 1 november 2019 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, een ingegane maand voor een volle te rekenen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag van elke termijn tot aan de dag der algehele voldoening,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 812,06, waaronder € 480,00 wegens het salaris van de gemachtigde, en in de nakosten ad € 120,00 (0,5 punt x liquidatietarief met een maximum van € 120,00), dit laatste onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proces- en nakosten indien deze niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis zijn voldaan,
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Haarhuis, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2019.