ECLI:NL:RBOVE:2019:3785

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
22 oktober 2019
Zaaknummer
08/963562-16 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een 61-jarige vrouw voor witwassen van bitcoins na gebrek aan bewijs van wetenschap en rol

Op 22 oktober 2019 heeft de Rechtbank Overijssel in Zwolle uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 61-jarige vrouw uit Heerlen, die werd verdacht van witwassen van bitcoins. De rechtbank sprak de vrouw vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat zij een significante rol had gespeeld in het witwassen en dat zij wetenschap had van de criminele oorsprong van de bitcoins. De zaak kwam voor de rechtbank na een openbare terechtzitting op 8 oktober 2019, waar de officier van justitie, mr. Y. Oosterhof, veroordeling had gevorderd voor het primair ten laste gelegde. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J. Bruins, pleitte voor vrijspraak.

De tenlastelegging omvatte gewoontewitwassen, schuldwitwassen en het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengst van misdrijf. De rechtbank concludeerde dat uit het dossier niet bleek dat de verdachte een dusdanig grote rol had gehad dat er sprake kon zijn van medeplegen van witwassen. Ook was er onvoldoende bewijs dat de verdachte wist dat de opbrengst afkomstig was van uit misdrijf verkregen goederen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

In de beslissing werd ook aandacht besteed aan de inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank gelastte de teruggave van bepaalde geldbedragen en onroerend goed aan de verdachte, voor zover deze aan haar in eigendom toebehoren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/963562-16 (P)
Datum vonnis: 22 oktober 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1958 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y. Oosterhof en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J. Bruins, advocaat te Maastricht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van 8 oktober 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich primair heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, subsidiair aan schuldwitwassen en meer subsidiair aan het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
primair
zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 18
december 2014 tot en met 19 april 2017, te Landgraaf ,
en/of elders in Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen een of meer (aanzienlijke) geldbedrag(en) en/of (aanzienlijke)
hoeveelhe(i)d(en) bitcoin(s) (voor een totaal bedrag van ongeveer
3.594.634,56 euro, althans enig geldbedrag),
heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van
die een of meer (aanzienlijke) geldbedrag(en) en/of (aanzienlijke)
hoeveelhe(i)d(en) bitcoin(s) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) die/dat geldbedrag(en) en/of
bitocin(s) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - (mede)
afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en verdachte, tezamen en in vereniging met haar mededader(s), van het plegen
van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
subsidiair
zij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 18
december 2014 tot en met 19 april 2017, te Landgraaf en/of elders in
Nederland,
(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen een of meer (aanzienlijke) geldbedrag(en) en/of (aanzienlijke)
hoeveelhe(i)d(en) bitcoin(s) (voor een totaalbedrag van 3.594.634,56 euro)
heeft/hebben verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet,
terwijl zij en/of haar mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die
geldbedrag(en) en/of bitcoin(s) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
meer subsidiair
zij in of omstreeks de periode van 18 december 2014 tot en met 19 april 2017 te Landgraaf en/of elders in Nederland meermalen, althans eenmaal, opzettelijk uit de opbrengst van (een) door misdrijf verkregen goed(eren), te weten een of meer (aanzienlijke) geldbedrag(en) en/of (aanzienlijke) hoeveelhe(i)d(en) bitcoin(s), voordeel heeft getrokken door gebruik te maken van met die/dat geldbedrag(en) gekochte motorvoertuig(en), woning(en) en/of een of meer ander(e) goed(eren).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt in dit verband dat uit het dossier niet blijkt dat verdachte een dusdanig grote rol heeft gehad dat van medeplegen van (schuld)witwassen sprake kan zijn.
De rechtbank acht voorts niet bewezen wat aan verdachte meer subsidiair is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe dat het niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte er wetenschap van heeft gehad dat de opbrengst afkomstig was van uit misdrijf verkregen goederen.

5.De inbeslaggenomen voorwerpen

De rechtbank overweegt dat de [medeverdachte] heeft verklaard dat de geldbedragen op de beslaglijst vermeld onder de nummers 1, 2, 3, 4 en 5 (te weten geldbedragen à € 5.000,-, € 2.000,-. € 2.100,-, € 17.000,- en € 500,-) handelsgeld betreffen. Het beslag op deze geldbedragen is zowel ten laste van verdachte als ten laste van [medeverdachte] gelegd. De rechtbank is van oordeel dat deze geldbedragen dienen te worden teruggegeven aan de medeverdachte, met dien verstande dat deze geldbedragen in het vonnis van de medeverdachte d.d. 22 oktober 2019 zijn verbeurdverklaard.
De rechtbank overweegt dat de 3 appartementen aan [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] te [plaats 1] (nummer 13 op de beslaglijst) aan verdachte zouden moeten worden teruggegeven, nu zij is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Op voornoemde appartementen is echter ook beslag gelegd ten laste van haar [medeverdachte] . Zij zijn beiden, ieder voor een deel, eigenaar van de appartementen. Nu de appartementen in de zaak tegen [medeverdachte] vandaag verbeurd zijn verklaard, komt aan verdachte mogelijk een vergoeding toe als bedoeld in artikel 33c lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Bij de beoordeling van die vergoeding is niet alleen van belang de waarde van de appartementen en het eigendomsaandeel van verdachte, maar ook dat de veroordeling tot verbeurdverklaring in de zaak tegen de medeverdachte onherroepelijk is. Op dat moment kan immers pas worden vastgesteld of verdachte (onevenredig) is getroffen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de appartementen niet kunnen worden teruggegeven aan de deels rechthebbende verdachte en dat aan haar ook nog geen vergoeding als bedoeld in artikel 33c lid 2 Sr kan worden toegekend, zodat verdachte in deze de weg van artikel 552a Sv danwel via de burgerlijk rechter dient te bewandelen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan verdachte toebehorende op de beslaglijst vermelde nummers 6 tot en met 12 (te weten het woonhuis aan [adres 5] , [garageboxen] , de woonhuizen aan [adres 7] , [adres 8] en [adres 9] te [plaats 2] en een berging/stalling aan [adres 6] ), aangezien deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

6.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de geldbedragen op de beslaglijst vermeld onder de nummers 1, 2, 3, 4 en 5 (te weten geldbedragen à € 5.000,-, € 2.000,-. € 2.100,-, € 17.000,- en € 500,-) aan de rechthebbende;
- gelast de teruggave van de op de beslaglijst vermelde nummers 6 tot en met 12 (te weten het woonhuis aan [adres 5] , [garageboxen] , de woonhuizen aan [adres 7] , [adres 8] en [adres 9] te [plaats 2] en een berging/stalling aan [adres 6] ) aan verdachte, voor zover deze goederen aan haar in eigendom toebehoren.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. H.R. Schimmel en mr. C.H. Dijkstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C. van Druten, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. Dijkstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.