In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 25 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 1] B.V. en [verweerder], de commercieel directeur. [bedrijf 1] heeft verzocht om ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsverhouding, waarbij zij stelde dat er sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder] in zowel het buitengerechtelijke als het gerechtelijke traject. De procedure begon met een verzoek van [bedrijf 1] om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, waarop [verweerder] een verweerschrift indiende met een zelfstandig tegenverzoek. De mondelinge behandeling vond plaats op 15 maart 2019, waarna de kantonrechter op 25 juni 2019 de beschikking heeft gegeven.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding, die was ontstaan na een gesprek op 15 oktober 2018, waarin [verweerder] werd geconfronteerd met tegenvallende resultaten en kritiek op zijn functioneren. Ondanks dat [verweerder] zich ziek had gemeld na dit gesprek, oordeelde de kantonrechter dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid op medische gronden. De kantonrechter oordeelde dat [bedrijf 1] voldoende aannemelijk had gemaakt dat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam verstoord was, en dat herplaatsing van [verweerder] niet mogelijk was.
De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden zonder opzegtermijn, omdat [verweerder] ernstig verwijtbaar had gehandeld door de werkgever en de kantonrechter op het verkeerde been te zetten met betrekking tot zijn arbeidsongeschiktheid. Het verzoek van [verweerder] om wedertewerkstelling en een billijke vergoeding werd afgewezen, terwijl het verzoek tot nummerbehoud werd toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd.