ECLI:NL:RBOVE:2019:3718

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
17 oktober 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 268
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag doelgroepverklaring loonkostenvoordeel op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 16 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV. De eiser had een aanvraag ingediend voor een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel op basis van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Het UWV had deze aanvraag op 20 september 2018 afgewezen, omdat eiser niet voldeed aan de voorwaarden. Eiser, die gehandicapt is en een afstand tot de arbeidsmarkt heeft, was van mening dat hij recht had op de doelgroepverklaring, vooral omdat hij verwachtte dat hij door een reorganisatie een nieuwe baan moest zoeken. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aan de voorwaarden voldeed, aangezien hij nog steeds in dienst was bij de politie en niet nieuw in dienst kwam bij een andere werkgever. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De rechtbank concludeert dat de handicap van eiser alleen niet voldoende is om in aanmerking te komen voor de doelgroepverklaring, en dat het UWV eiser niet anders behandelt dan andere vergelijkbare gevallen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 19/268

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] te [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder,
gemachtigde: mr. E.H. van den Brink.

Procesverloop

In het besluit van 20 september 2018 (het primaire besluit) heeft het UWV eisers aanvraag om een doelgroepverklaring loonkostenvoordeel op grond van de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) afgewezen.
In het besluit van 20 december 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 juli 2019. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat is er aan deze procedure vooraf gegaan?
1. Eiser werkte bij de politie, maar is op 11 februari 2010 uitgevallen. Eerst kreeg hij een Ziektewetuitkering en later, met ingang van 9 februari 2012, een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). In het besluit van 18 september 2013 heeft het UWV deze uitkering beëindigd met ingang van 9 december 2013, omdat eiser voor minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiser is in dienst gebleven bij de politie. Hij heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
Op 24 april 2018 heeft eiser een doelgroepverklaring aangevraagd.
Wat wil eiser bereiken?
2. Eiser is gehandicapt en heeft daardoor een afstand tot de arbeidsmarkt. Eiser heeft een doelgroepverklaring aangevraagd. Hij verwacht dat hij vanwege een reorganisatie een nieuwe baan zal moeten gaan zoeken. Als hij zo’n verklaring heeft, wordt hij misschien eerder aangenomen door een nieuwe werkgever. Zo kan hij blijven werken.
Wat vindt het UWV?
3. Volgens het UWV voldoet eiser niet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een doelgroepverklaring.
Wat oordeelt de rechtbank?
4. In de Wtl staat dat een werkgever loonkostenvoordeel kan krijgen als hij één of meer oudere werknemers of werknemers met een arbeidsbeperking in dienst neemt of houdt. In de Wtl zijn daarvoor 4 doelgroepen genoemd. Het UWV heeft de aanvraag getoetst aan één van die 4 doelgroepen; de doelgroep ‘arbeidsbeperkte werknemers die nieuw in dienst komen’. De andere 3 doelgroepen zijn niet op eiser van toepassing.
In artikel 2.6 van de Wtl staan de voorwaarden waaraan iemand moet voldoen om te horen tot de doelgroep ‘arbeidsbeperkte werknemers die nieuw in dienst komen’. De rechtbank vindt dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiser niet aan de voorwaarden voldoet. Zo is eiser nog steeds bij de politie in dienst. Eiser kon wel op detacheringsbasis bij de IND komen werken, maar omdat het een detachering zou zijn, blijft hij dan in dienst van de politie. Eiser gaat niet werken bij een nieuwe werkgever en dat is wel één van de voorwaarden. Een andere voorwaarde waaraan eiser niet voldoet, is dat hij niet nieuw in dienst komt binnen 5 jaar na 8 februari 2012 (voor eiser de laatste dag van de zogenaamde wachttijd van de Wet WIA).
Het staat vast dat eiser een handicap heeft. Die handicap alleen is niet voldoende om in aanmerking te komen voor een doelgroepverklaring. De stelling van eiser dat hij eigenlijk onder de Wajong zou vallen, omdat hij van jongs af aan al gehandicapt is, maakt dit niet anders. Eiser zou daardoor namelijk niet ineens wél voldoen aan de voorwaarden voor een doelgroepverklaring. Voor het standpunt van eiser dat hij duurzaam een afstand tot de arbeidsmarkt heeft, geldt hetzelfde. Ook dit betekent niet dat eiser voldoet aan de door de wet gestelde voorwaarden.
Eiser vindt verder dat hij wordt gediscrimineerd. Omdat hij al werk heeft, is het uitgesloten dat hij een doelgroepverklaring krijgt.
Daar is de rechtbank het niet mee eens. Het UWV behandelt eiser niet anders dan andere mensen die in dezelfde situatie zitten als hij (gehandicapten die niet bij een nieuwe werkgever in dienst treden). Als eiser wél nieuw bij een werkgever in dienst zou treden is er een andere, niet vergelijkbare situatie.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond (eiser krijgt geen gelijk). Voor een vergoeding van het griffierecht of proceskosten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.I. van Meel, voorzitter, en mr. R.J. van Lochem en
mr. P.H. Banda, leden, in aanwezigheid van A. van den Ham, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.