In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 14 oktober 2019 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [dochter]. [dochter] staat onder toezicht sinds haar geboorte en is sinds juli 2018 uit huis geplaatst. De machtiging tot uithuisplaatsing is eerder verlengd, met de laatste verlenging op 28 februari 2019. De kinderrechter had op 22 juli 2019 de ondertoezichtstelling van [dochter] verlengd tot 28 juli 2020 en de machtiging tot uithuisplaatsing voor drie maanden, tot 28 oktober 2019. De kinderrechter heeft de zaak op 14 oktober 2019 met gesloten deuren behandeld, waarbij zowel de ouders als de vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.
De GI heeft verzocht om de machtiging uithuisplaatsing te verlengen tot 28 juli 2020, omdat beide ouders niet in staat zijn om voor [dochter] te zorgen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet de nodige zorg kunnen bieden en dat de termijn voor onduidelijkheid voor [dochter] voorbij is. De kinderrechter heeft de ontwikkeling van [dochter] in het pleeggezin als positief beoordeeld en heeft geconcludeerd dat het in het belang van [dochter] is om de machtiging te verlengen. De ouders hebben aangegeven dat zij zich niet eerlijk behandeld voelen en willen een nieuwe kans krijgen om voor [dochter] te zorgen, maar de kinderrechter heeft besloten dat er geen reden is om het eerdere onderzoek te herhalen.
De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en benadrukt dat het belangrijk is voor [dochter] om duidelijkheid te hebben over haar woonsituatie. De beschikking is gegeven door mr. K. Haar, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken op 14 oktober 2019. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.