ECLI:NL:RBOVE:2019:363

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 februari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
08-950355-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door een zoon van grote geldbedragen van de bankrekening van zijn alleenstaande bejaarde moeder

In deze zaak is een 63-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur voor het verduisteren van grote geldbedragen van de bankrekening van zijn alleenstaande bejaarde moeder. De verdachte had de bankpas van zijn moeder gekregen om haar bankzaken te regelen, maar heeft deze misbruikt om in totaal 61.745,75 euro van haar rekening te onttrekken tussen 1 januari 2010 en 24 juni 2015. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na het overlijden van zijn vader in 2009, zijn moeder hielp met haar financiën, maar dat hij zonder haar toestemming grote bedragen voor eigen gebruik heeft opgenomen. De officier van justitie heeft de verdachte beschuldigd van verduistering, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze strafbare feiten. De verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij in financiële problemen verkeerde en geen andere uitweg zag dan het gebruik van de rekening van zijn moeder. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte op grove wijze het vertrouwen van zijn moeder heeft geschonden en dat zijn handelen ernstige gevolgen heeft gehad voor de familiebanden. De rechtbank heeft rekening gehouden met de lange periode van verduistering en de psychische toestand van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-950355-15
Datum vonnis: 4 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1955 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.R.G. Nijpels en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte van
1 januari 2010 tot en met 24 juni 2015 een groot geldbedrag van zijn moeder heeft verduisterd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010
tot en met 24 juni 2015 te Zwolle en/of te Heerde, in elk geval in Nederland, opzettelijk 61.745,75 euro, in elk geval een (groot) geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk (groot) geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als (gemachtigde) beheerder van de/een (diverse) bankrekening(en) van die [slachtoffer] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De rechtbank stelt op grond van de stukken vast dat verdachte op enig moment, nadat zijn vader in 2009 is overleden, zijn moeder heeft geholpen met het regelen van haar bankzaken. Verdachte is in het bezit geweest van een bankpas van de Rabobank waarmee hij toegang had tot één van de bankrekeningen van zijn moeder. Omdat bij de familie van verdachte twijfels ontstonden over het correct beheren van de financiën van moeder, heeft moeder samen met haar dochter in 2015 navraag gedaan bij de Rabobank en de ING. Daaruit is gebleken dat er vaak grote geldbedragen van de rekeningen van moeder zijn afgeboekt. Volgens moeder heeft zij geen toestemming gegeven aan verdachte om geld op te nemen van haar rekeningen of daarvan betalingen voor zichzelf te doen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen wat aan verdachte ten laste is gelegd. De officier van justitie verwijst daarvoor naar de aangifte, de verklaring van de moeder van de verdachte en de overzichten van de bankafschriften. Of verdachte officieel gemachtigd was om betalingen van de Raborekening te verrichten is niet relevant, omdat een dergelijke machtiging zich alleen zou uitstrekken over betalingen die voor moeder zouden worden gedaan. De officier van justitie acht het niet aannemelijk dat verdachte de afschriften regelmatig met zijn moeder doornam, omdat zijn moeder daar anders over heeft verklaard. Volgens de officier van justitie is het voorstelbaar dat moeder verdachte haar fiat heeft gegeven voor het door hem betalen van bepaalde ten behoeve van haar gemaakte kosten via haar rekening. Wat verdachte heeft gedaan gaat echter veel verder dan dat. Het geld is onder andere gebruikt voor luxegoederen, hotelovernachtingen en dure kleding voor hem zelf. Daar had moeder geen toestemming voor gegeven. Over het geld dat van de ING rekening is weg genomen heeft verdachte verklaard dat hij dit zich zonder toestemming van zijn moeder heeft toegeëigend. De overschrijvingen van die rekening naar de rekening van verdachte startten in 2010. Het is dus aannemelijk dat verdachte over de gehele ten laste gelegde periode geld van zijn moeder heeft verduisterd.
4.3
Het standpunt van de raadsman en verdachte
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij van zijn moeder van de Raborekening mocht nemen wat hij nodig had. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij zich ook een groot geldbedrag zonder toestemming van zijn moeder heeft toegeëigend. Dit bedrag is echter niet zo groot als de officier van justitie stelt. Volgens de raadsman is het in 2015 tot een uitbarsting gekomen waarbij de hele familie is geschrokken. Onder druk van de broers en zus van verdachte zou zijn moeder niet durven hebben vertellen dat zij verdachte toestemming had gegeven om geld van haar rekening te halen. Verdachte kwam in financiële problemen door boetes van het CJIB die steeds hoger werden naarmate de betaaltermijnen verstreken. Hij zag toen geen andere uitweg dan de rekening van zijn moeder te gebruiken om de boetes te betalen. Verdachte heeft een berekening gemaakt van de financiën toen zijn vrouw haar baan kwijtraakte in 2013. Nadien bleken de inkomsten lager uit te vallen en verdachte kon zijn gedachten niet omschakelen. Hij bedacht toen zijn eigen manier om de gaten te dichten.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte in overleg met zijn moeder het beheer had gekregen over haar rekening bij de Rabobank door middel van een bankpasje met pincode. Op 31 augustus 2015 heeft de broer van verdachte, [broer verdachte] , namens zijn moeder aangifte gedaan van verduistering. Hij heeft daarin verklaard dat zijn moeder, [slachtoffer] , samen met zijn zus, [zus verdachte] , naar de Rabobank was gegaan, omdat er twijfels bestonden over het op juiste wijze beheren van die rekening door verdachte. Een medewerker van de Rabobank liet vervolgens aan moeder zien dat er veel grote bedragen van de rekening waren gehaald. De familie heeft verdachte vervolgens uitgenodigd voor een gesprek op 5 juni 2015. Tijdens dit gesprek is een geluidsopname gemaakt, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. In dit proces-verbaal staat dat verdachte tijdens het gesprek is geconfronteerd met de aankoop van een jas voor verdachte en zijn echtgenote, die betaald was van de rekening van moeder. Moeder heeft tijdens dit gesprek ontkend dat zij toestemming heeft gegeven voor de aanschaf van de jas en dat verdachte het geld nooit heeft teruggestort op haar rekening. Verdachte heeft volgens het proces-verbaal bekend dat dit het geval is. De familie heeft verdachte opnieuw uitgenodigd voor een gesprek op 14 juni 2015 om verdachte duidelijkheid te laten verschaffen over de weggenomen bedragen. Aangever heeft in zijn aangifte verklaard dat verdachte tijdens dit gesprek een overzicht heeft verstrekt van het zich toegeëigende geld van de Raborekening van moeder. Onder het kopje ‘Rabobank’ stond een bedrag van 50.000 euro. Aangever heeft verder verklaard dat verdachte ‘de afgelopen zes jaar minstens 2400 euro per maand van de rekeningen heeft afgehaald’.
Verdachte heeft zelf bij de politie verklaard dat hij de bankpas van zijn moeder vanaf eind 2009 voor zichzelf is gaan gebruiken. Tijdens ditzelfde verhoor heeft verdachte verklaard dat er een nadelig saldo op de rekening van zijn moeder is dat hij niet heeft verrekend. Hij zegt dan dat het gaat om het bedrag van de Rabobank over de periode van 2010 tot half 2015. Verdachte heeft steeds verklaard dat zijn moeder hem steeds (stilzwijgende) toestemming heeft gegeven om haar betaalpas van de Rabobank te gebruiken voor het verrichten van transacties voor zichzelf. Eens in de zoveel tijd nam hij alle bankafschriften door met zijn moeder. Zij was er dus van op de hoogte dat hij bedragen voor zichzelf opnam. Bovendien was hij officieel gemachtigd voor het beheren van de rekening bij de Rabobank. Verdachte verklaart daarnaast ook dat hij een groot gedeelte van het verdwenen geld zonder haar toestemming zich heeft toegeëigend. Dit geldt volgens verdachte in elk geval voor het geld dat van de ING-rekening is weggenomen.
De rechtbank is er op grond van deze wettige bewijsmiddelen van overtuigd dat verdachte over de ten laste gelegde periode regelmatig geld van de bankrekening van zijn moeder heeft gehaald. De moeder van verdachte heeft op 22 september 2015 verklaard dat zij zeer zeker geen toestemming heeft gegeven aan verdachte om betalingen van haar bankrekening te doen ter eigen besteding. De rechtbank vind het niet aannemelijk dat moeder, anders dan verdachte hierover verklaart, toestemming heeft gegeven aan verdachte voor het doen van transacties voor zichzelf van haar bankrekening. De rechtbank is om die reden van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte, als beheerder van een rekening van zijn moeder, geld van haar heeft verduisterd.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op tijdstippen in de periode van 1 januari 2010 tot en met 24 juni 2015 in Nederland, opzettelijk een (groot) geldbedrag, geheel toebehorende aan [slachtoffer] , en welk (groot) geldbedrag verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als (gemachtigde) beheerder van een bankrekening van die [slachtoffer] , wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Verduistering, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft bij zijn eis rekening gehouden met de lange periode waarin verdachte bij elkaar een groot geldbedrag heeft verduisterd. De officier van justitie heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn.
7.2
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de eis van de officier van justitie te hoog is. Het benadelingsbedrag is volgens verdachte lager dan volgens de officier van justitie. Bovendien heeft verdachte psychische en geestelijke beperkingen. Hij is 100% arbeidsongeschikt. De redelijke termijn is fors overschreden. Verdachte heeft hierdoor lang in onzekerheid moeten zitten.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende meer dan vijf jaar grote geldbedragen van de bankrekening van zijn alleenstaande, bejaarde moeder gehaald voor zijn eigen gewin. Zij had de bankpas van haar rekening bij de Rabobank aan hem toevertrouwd om haar bankzaken te regelen. Volgens verdachte had hij financiële problemen en zag hij geen andere uitweg dan de bankrekening van zijn moeder te gebruiken. Verdachte heeft de bankpas van zijn moeder echter niet alleen voor noodzakelijke uitgaven gebruikt, maar heeft met deze bankpas transacties verricht alsof het zijn eigen lopende rekening was. Door zijn handelen heeft hij op grove wijze het vertrouwen van zijn moeder en ook dat van zijn broers en zus ernstig geschonden. De familiebanden zijn onherstelbaar beschadigd. Dat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat zijn moeder hem zeker had willen helpen met zijn financiële problemen als hij hier open over was geweest, maakt de hele situatie des te betreurenswaardiger.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening met de justitiële documentatie van verdachte. Uit het uittreksel van 26 november 2018 blijkt dat verdachte niet eerder voor dergelijke feiten veroordeeld is.
Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn ex artikel 6, eerste lid, van het EVRM. De rechtbank ziet in deze termijnoverschrijding aanleiding om af te zien van het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De handelwijze van verdachte zoals hierboven beschreven, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een (voorwaardelijke) gevangenisstraf. Gezien evenwel de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank daartoe niet overgaan en aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 180 uren, te vervangen door 90 dagen hechtenis, met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
verduistering, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;

straf

- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
90 dagen;
- beveelt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor elke dag die verdachte in verzekering of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, twee uren per dag aftrek plaatsvindt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. G.H. Meijer en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen. [1]
1. een proces-verbaal van aangifte door [broer verdachte] d.d. 31 augustus 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever, p. 53-56:
Op 13 februari 2009 is de man van mijn moeder overleden (…) Toen de man van mijn moeder overleed heeft mijn moeder besloten, in overleg met ons en met de boekhouder, om [verdachte] gemachtigde te maken over de rekeningen bij de Rabobank. (…) Alle financiële zaken die voor mijn moeder moesten gebeuren bij de Rabobank deed [verdachte] . (…) [verdachte] heeft de afgelopen zes jaar minstens 2400 euro per maand van de rekeningen afgehaald. (…) Mijn moeder heeft in deze periode geen idee gehad wat er zich afspeelde. (…) Niemand heeft [verdachte] toestemming gegeven om dit geld van de rekeningen af te halen en het zich toe te eigenen. Het enige waar hij de toestemming voor had was het beheren van de Rabobank rekeningen.
2. een proces-verbaal van verhoor meerderjarige verdachte van 14 december 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte p. 249-256:
V: Van welke bankrekening(en) van uw moeder was u gemachtigd?
A: Rabobank. U noemt mij rekeningnummer [rekeningnummer] , dat is volgens mij het rekeningnummer.
(…)
V: Hoe ging u met dit pasje om?
A: Die werd gebruikt om betalingen te doen. In eerste instantie waren dit betalingen van/voor mijn moeder. Ik denk dat ik eind 2009 de bankpas ook voor mezelf ben gaan gebruiken.
(…)
V: Als u uw berekening bekijkt, wat is dan volgens uw lijst het nadelige saldo van uw moeder wat u niet heeft verrekend?
A: Dat is een kleine 5000,00 euro.
V: En klopt dit bedrag?
A: Dit is alleen het bedrag van de Rabobank, over de periode 2010 en half 2015.
3. een proces-verbaal van bevindingen van 10 november 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van opsporingsambtenaar [verbalisant] , p 347-348:
Naar aanleiding van de door aangever ontvangen bankafschriften van de Rabobank rekening [rekeningnummer] t.n.v. [slachtoffer] , werd door mij, verbalisant, in de periode 01-01-2010 t/m 24-06-2015 onderzoek gedaan naar overboekingen van deze rekening naar de rekeningen van verdachte. (…) In de vermelde periode werd geconstateerd dat er 14.385,27 euro aan overboekingen van de Rabobank rekening naar twee rekeningen werden geboekt die beide op naam van verdachten staan. (…) Door mij werd geconstateerd dat er in de periode 14-03-2010 t/m 27-06-2015 voor een totaal van 11.230,- euro was gepind bij de geldautomaten in Zwolle en Soest.
4. een proces-verbaal van verhoor benadeelde van 22 september 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van [slachtoffer] , p. 65-69:
V: Heeft u [verdachte] ook toestemming gegeven om betalingen van uw bankrekeningen te doen ter eigen besteding?
A: Nee, zeer zeker niet.
5. een proces-verbaal van bevindingen van 14 oktober 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als beschrijving van een geluidsopname door opsporingsambtenaar [verbalisant] , p. 191-193:
In het kort weergegeven komt uit het gesprek naar voren dat de verdachte geconfronteerd wordt met het feit dat er veel geld weg is van het vermogen van hun moeder. (…) Waarna de verdachte vervolgens door de benadeelde geconfronteerd wordt met de aankoop van een jas. (…) Dat dit betaald was van de bankrekening van hun moeder. (…) Waarop de benadeelde aangeeft dat zij hier geen toestemming voor had gegeven. Dat hij het geld nooit terug heeft gestort op haar rekening. Waarna de verdachte bekent dat dit het geval is.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de politie Oost-Nederland met registratienummer PL0600-2015279723. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.