ECLI:NL:RBOVE:2019:361

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 februari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
08-950356-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van opzettelijk voordeel trekken uit verduisterd geld

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 4 februari 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 63-jarige vrouw, die werd verdacht van het opzettelijk voordeel trekken uit een door misdrijf verkregen geldbedrag. De verdachte was de echtgenote van een man die ervan beschuldigd werd geld van zijn moeder te hebben verduisterd. De officier van justitie, mr. G.R.G. Nijpels, had vrijspraak gevorderd, omdat het dossier volgens hem onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevatte om de verdachte te veroordelen. De raadsman, mr. C. Eenhoorn, steunde dit standpunt en voerde aan dat de verdachte niet op de hoogte was van de verduistering en dat zij haar echtgenoot vertrouwde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 21 januari 2019 is het bewijs besproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld dat zij gebruikte afkomstig was van een misdrijf. De verdachte had verklaard dat zij haar boodschappen betaalde met haar bankpas en dat haar echtgenoot de financiën beheerde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon worden verweten dat zij voordeel had getrokken uit het verduisterde geld, omdat zij geen zicht had op de rekeningen die door haar echtgenoot werden beheerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet bewezen kon worden dat zij het primair en subsidiair ten laste gelegde had begaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 4 februari 2019.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-950356-15
Datum vonnis: 4 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1955 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.R.G. Nijpels en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk voordeel trekken uit de opbrengst van door misdrijf verkregen geld, danwel aan (een vorm van) heling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
zij op een of meer tijdtip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met
24 juni 2015 te Zwolle en/of te Heerde, in elk geval in Nederland, opzettelijk uit de opbrengst van een door misdrijf verkregen geldbedrag, te weten (in totaal) 61.745,75 euro, in elk geval een (groot) geldbedrag, voordeel heeft getrokken, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk, terwijl zij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen geldbedrag betrof, van dit geldbedrag gebruikt gemaakt (onder andere door het betalen van een of meer rijles(sen) (voor haar, verdachtes, dochter) en/of het betalen van contributie (aan een vakbond waar verdachte lid van was) en/of het betalen/aanschaffen van levensmiddelen/boodschappen, in elk geval door het aanschaffen/betalen van
diverse goed(eren) en/of dienst(en));
ALTHANS, voor zover het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met24 juni 2015 te Zwolle en/of te Heerde, in elk geval in Nederland, een geldbedrag, te weten 61.745,75 euro, in elk geval een (groot) geldbedrag, heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen geldbedrag betrof.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
De echtgenoot van verdachte wordt verweten dat hij geld van zijn moeder heeft verduisterd. Verdachte wordt verweten dat zij dit wist of dat zij dit redelijkerwijs had moeten weten en zij ondanks die veronderstelde wetenschap of dat vermoeden voordeel heeft getrokken uit dit geld door onder andere boodschappen en contributie voor het lidmaatschap van een vakbond te betalen.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het aan verdachte primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat.
4.3
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich ook op het standpunt gesteld dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor een bewezenverklaring van het primair en subsidiair ten laste gelegde. De echtgenoot van verdachte beheerde de financiën. Verdachte bemoeide zich daar niet mee en vertrouwde haar echtgenoot op zijn woord dat er geen problemen waren. Soms stond er te weinig geld op de rekening om boodschappen te kunnen doen, maar haar echtgenoot had daar altijd een goede verklaring voor. Pas in 2015, toen de schoonfamilie van verdachte ontdekte wat haar echtgenoot had gedaan, kwam zij er zelf ook achter.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende. Verdachte heeft verklaard dat zij de boodschappen betaalde met haar bankpas. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat zij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het geld op die rekening afkomstig was van een misdrijf of meer specifiek: verduistering. Omdat haar echtgenoot alle overige rekeningen betaalde via internetbankieren, heeft zij geen zicht gehad op de rekeningen die betaald werden voor de rijlessen voor haar dochter, contributie voor het lidmaatschap van verdachte van een vakbond en overige betalingen.

5.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. van Vuure, voorzitter, mr. G.H. Meijer, en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Bakker, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2019.