ECLI:NL:RBOVE:2019:359

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 februari 2019
Publicatiedatum
4 februari 2019
Zaaknummer
08-993010-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift ter verkrijging van subsidie voor landbouwapparatuur

Op 4 februari 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een 64-jarige man veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren en een geldboete van € 2.700 voor het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift. De verdachte had een factuur ingediend voor een subsidieaanvraag voor de aankoop van een landbouwmachine, waarop een hogere prijs stond vermeld dan de werkelijk overeengekomen prijs. Hierdoor ontving hij te veel subsidie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een valse orderbevestiging had verzonden naar de Dienst Regelingen om de subsidie te verkrijgen. De rechtbank achtte de tenlastelegging bewezen en verklaarde het feit strafbaar op grond van artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank hield rekening met de aard en ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit was begaan, en de persoon van de verdachte. De verdachte was een 'first offender' en had geen eerdere veroordelingen. De rechtbank legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was gevorderd, rekening houdend met het tijdsverloop en de impact van de zaak op de verdachte. De uitspraak is openbaar gedaan in Zwolle.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer 08-993010-17 (P)
Datum vonnis: 4 februari 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1955 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 januari 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. G.J. Heidema en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. P.Th. van Jaarsveld, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte
opzettelijk een valse orderbevestiging heeft verzonden naar de Dienst Regelingen teneinde een subsidie voor landbouwapparatuur met GPS te verkrijgen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 september
2013 tot en met 30 oktober 2013, te Sappemeer (gemeente Hoogezand-Sappemeer),
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een geschrift als ware het echt en
onvervalst, te weten een orderbevestiging met nummer 75513 d.d.2 september
2013, inhoudende een aankoop door [verdachte] ., (Vindplaats: D-0038a)
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
- bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
dat geschrift heeft/hebben verzonden, althans doen toekomen, aan de Dienst
Regelingen (ter verkrijging van een subsidie voor landbouwapparatuur met GPS),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op de voornoemde
orderbevestiging een hogere verkoopprijs staat vermeld dan in werkelijkheid
was overeengekomen en/of dat de voornoemde orderbevestiging is opgemaakt nadat
voor die machine reeds een factuur was aangemaakt met een lager factuurbedrag
(Doc-0091) en/of dat (lage) factuurbedrag voor die machine reeds was betaald
(Doc-0091).

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
In de ten laste gelegde periode bestond voor agrariërs de mogelijkheid om bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), voorheen Dienst Regelingen geheten, subsidies in de precisielandbouw aan te vragen. De subsidie-aanvrager kon voor het aanvragen van de subsidie inloggen op een digitaal loket voor agrarische ondernemers. De subsidie aanvrager vulde na het inloggen een digitaal aanvraagformulier in via het e-loket. De aanvrager vermelde welke investering hij wilde gaan doen. De aanvrager vulde het soort investering en het investeringsbedrag in en voegde bij de aangifte een gespecificeerde offerte. Aan de hand van de offerte werd de maximaal te ontvangen subsidie berekend. Na invulling van het aanvraagformulier volgde na enige tijd een brief van de subsidieverstrekker met daarin de beslissing van de Dienst Regelingen over de subsidieaanvraag. In de brief stond of de aanvrager in aanmerking kwam voor de subsidie en het maximaal uit te keren subsidiebedrag. In de brief stond ook een termijn waarbinnen de investering gerealiseerd moest zijn. De aanvrager kon, na de gedane investering, de toegekende subsidie laten vaststellen en uitkeren. De aanvrager vulde daartoe via het e-loket een digitaal aanvraagformulier in. Bij de vaststellingsaanvraag diende de aanvrager als bewijs van de investering facturen en betaalbewijzen mee te sturen. Op basis van de informatie uit de vaststellingsaanvraag en de meegestuurde bewijsstukken volgde een beslissing van de Dienst Regelingen. De aanvrager kreeg een brief met daarin de beschikking. In de brief stond het uit te keren subsidiebedrag en de mededeling van de wijze waarop de subsidie werd uitgekeerd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft daartoe gesteld dat verdachte op 2 april 2013 een bedrag van € 100.430,-- heeft overgemaakt naar [bedrijf] (hierna ook: [bedrijf] ) wegens de aanschaf van twee landbouwmachines en de inruil van een machine, maar dat het vaststellingsverzoek voor de subsidie wegens de aankoop van diezelfde machines is gedaan op grond van een valselijk opgemaakte (en geantedateerde) orderbevestiging waarop een bedrag van € 153.760,75 vermeld stond.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit, omdat de accountant van verdachte het verzoek tot vaststelling van de subsidie heeft ingediend en niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde als pleger dan wel medepleger heeft begaan.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast.
Ter zake van de verkoop door [bedrijf] aan verdachte van een Amazone UX 6200 veldspuit, een Trimble gps/rtk systeem en de inruil van een andere machine zijn op 14 en 25 maart 2013 facturen opgemaakt, waaruit een totaal te betalen bedrag van € 8.750,-- exclusief btw (factuur 14 maart 2013) en € 83.000,-- exclusief btw (facturen van 25 maart 2013) blijkt. [2] Deze bedragen heeft verdachte op 20 maart 2013 respectievelijk 2 april 2013 betaald. [3]
Op 30 oktober 2013 heeft de accountant van verdachte een verzoek tot vaststelling van een subsidie ingediend bij de Dienst Regelingen op basis van een orderbevestiging van
2 september 2013 met een bedrag van € 127.075,-- exclusief btw (zijnde € 153.760,75 inclusief btw) voor een Amazone veldspuit UX 6200 en een Trimble rtk/gps systeem. De orderbevestiging en een betalingsbewijs van 30 oktober 2013 zijn daarbij meegestuurd. [4] De accountant heeft verklaard dat hij deze stukken van verdachte heeft gekregen. [5] Op 31 oktober 2013 (derhalve een dag na de betaling aan [bedrijf] door verdachte) heeft [bedrijf] een bedrag van € 153.760,75 teruggestort naar de privé bankrekening van verdachte.
Getuige [getuige 1] (vertegenwoordiger van [bedrijf] ) heeft verklaard dat verdachte hem na de facturatie en nadat verdachte al vier maanden met de gekochte machine had gewerkt, heeft gebeld met de mededeling dat het administratief anders geregeld moest worden. [6] [getuige 1] heeft vervolgens in opdracht van de directie een nieuwe orderbevestiging gemaakt. [7]
De rechtbank acht op basis van de weergegeven feiten en omstandigheden, telkens in onderling verband en samenhang bezien, bewezen dat de orderbevestiging valselijk is opgemaakt en dat verdachte ter verkrijging van een subsidie opzettelijk deze orderbevestiging als ware deze echt en onvervalst aan de Dienst Regelingen heeft doen toekomen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
hij in de periode van 2 september
2013 tot en met 30 oktober 2013, in Nederland,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een geschrift als ware het echt en
onvervalst, te weten een orderbevestiging met nummer 75513 d.d. 2 september
2013, inhoudende een aankoop door [verdachte] .,
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
- bestaande dat gebruik maken hierin dat hij dat geschrift heeft doen toekomen, aan de Dienst Regelingen (ter verkrijging van een subsidie voor landbouwapparatuur met GPS),
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op de voornoemde
orderbevestiging een hogere verkoopprijs staat vermeld dan in werkelijkheid
was overeengekomen en dat de voornoemde orderbevestiging is opgemaakt nadat
voor die machine reeds een factuur was aangemaakt met een lager factuurbedrag
en dat (lage) factuurbedrag voor die machine reeds was betaald.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank heeft eventuele in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in artikel 225 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
het misdrijf:opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezen verklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 80 uren en een geldboete van € 4.800,--.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de hoogte van de door de officier van justitie geëiste boete disproportioneel is, met name gelet op het geringe voordeel dat verdachte heeft gehad. De verdediging heeft de rechtbank voorts verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het tijdsverloop, het feit dat verdachte een zogenoemde “first offender” is en de impact die de strafzaak, mede gelet op de media aandacht, op verdachte heeft gehad.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft ter verkrijging van een subsidie wegens de aankoop van een landbouwmachine een orderbevestiging ingediend waarop een hogere prijs dan de werkelijk betaalde prijs vermeld stond. Als gevolg daarvan heeft verdachte teveel subsidie gekregen. Het vertrouwen in documenten met een bewijsbestemming wordt door gebruikmaking van dergelijke valse stukken ernstig geschaad. De integriteit van het financiële en economische verkeer staat of valt met het vertrouwen dat gesteld wordt en gesteld moet kunnen worden in de juistheid van stukken die tot enig bewijs dienen, zoals de orderbevestiging in kwestie. Dit vertrouwen is door het handelen van verdachte aangetast.
Uit een verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Gelet op al het voorgaande en mede in acht genomen het tijdsverloop acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 40 uren en een geldboete passend en geboden. Gelet op de hoogte van het bedrag waaruit de valsheid bestond en de beoogde subsidiebenadeling stelt de rechtbank de hoogte van de geldboete vast op € 2.700,--.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 23 en 24 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende
40 (veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen;
- veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 2.700,-- (zevenentwintig honderd euro),
bij gebreke aan betaling of verhaal te vervangen door
37 (zevenendertig) dagen
hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Wilmink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 februari 2019.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de FIOD/Belastingdienst met nummer [nummer] . Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.DOC-0091, pagina’s 4, 5, 6 en 8.
3.DOC-0091, pagina’s 7 en 9.
4.DOC-0038; DOC-0038a; DOC-0038b
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 15 juli 2016, pagina 353, twaalfde alinea (G-005-01).
6.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 6 februari 2018, regels 11, 12, 13, 16, 17 en 18 van zijn verklaring.
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 15 juli 2016, pagina 349, zevende alinea (G-003-01).