ECLI:NL:RBOVE:2019:3533

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
08/055791-19 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugslaboratoriumzaak wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid

Op 7 oktober 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 31-jarige man die werd verdacht van betrokkenheid bij de exploitatie van een drugslaboratorium in Enschede. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank oordeelde dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bood voor de betrokkenheid van de verdachte bij de vervaardiging van amfetamine. Er waren geen DNA-sporen van de verdachte aangetroffen in het laboratorium en de goederen die in de bestelbus waren aangetroffen, konden niet worden gerelateerd aan het drugslaboratorium. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank volgde dit niet. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte op enige wijze behulpzaam was geweest bij de productie van amfetamine en sprak hem vrij van alle tenlasteleggingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/055791-19 (P)
Datum vonnis: 7 oktober 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1988 in [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 25 juni 2019 en 23 september 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Leunk en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. U. Ural, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er na wijziging van de tenlastelegging van 23 september 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 11 december 2018 tot en met 7 maart 2019:
primair:samen met anderen betrokken is geweest bij het maken van amfetamine en dat hij eveneens samen met anderen amfetamine(olie) aanwezig heeft gehad;
subsidiair:behulpzaam is geweest bij het maken van amfetamine.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1. Primair
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 11 december 2018 tot en met 7 maart 2019 te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk, heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, en/of een of meer (overige) stoffen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3avan die wet;
1. Subsidiair
een en/of meer persoon/personen in of omstreeks de periode van 11 december 2018 tot en met 7 maart 2019 te Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk,
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een (grote) hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, en/of een of meet (overige) stoffen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, op of omstreeks 7 maart te Enschede, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door goederen (o.a. een ketel, roerspaan, gasbranders en/of elektromotoren), bestemd voor de productie van amfetamine, te vervoeren en/of af te leveren en/of op te halen en/of voorhanden te hebben.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit nu het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt voor zijn betrokkenheid bij de exploitatie van het drugslaboratorium op [adres 2] te Enschede.
Het subsidiair ten laste gelegde kan wel worden bewezen nu uit de inhoud van de bewijsmiddelen volgt dat verdachte behulpzaam is geweest bij de exploitatie van het drugslaboratorium waar amfetamine werd vervaardigd. Verdachte is immers goederen gaan ophalen die kunnen worden gerelateerd aan de vervaardiging van amfetamine.
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit nu in het dossier onvoldoende bewijs is voor zijn betrokkenheid bij de vervaardiging van amfetamine in het drugslaboratorium op [adres 2] in Enschede. De raadsman stelt dat verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, omdat het vereiste dubbel opzet voor medeplichtigheid aan het vervaardigen van amfetamine, al dan niet in voorwaardelijke zin, ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 7 maart 2019 is op [adres 2] te Enschede een compleet in werking zijnd laboratorium aangetroffen waar amfetamine werd vervaardigd. Buiten de loods is een Peugeot bestelbus aangetroffen waarin zich goederen bevonden die kunnen worden gerelateerd aan het vervaardigen van amfetamine. Met die bestelbus had verdachte eerder de daarin aangetroffen goederen opgehaald in Brabant.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat in het dossier onvoldoende bewijs aanwezig is dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Het dossier biedt immers geen aanknopingspunten die de goederen die in de Peugeot bestelbus zijn aangetroffen relateren aan dit laboratorium, terwijl ook geen DNA sporen van verdachte in het laboratorium zijn aangetroffen.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat het dossier evenmin aanknopingspunten bevat dat verdachte aan de vervaardiging van amfetamine in de loods enige bijdrage heeft geleverd. Het verband tussen verdachtes handelen en het aangetroffen al volop werkende drugslaboratorium is op grond van de inhoud van het dossier niet aannemelijk geworden. In het bijzonder overweegt de rechtbank dat de in de bus aangetroffen goederen – zoals de raadsman terecht heeft opgemerkt – niet dienstbaar zijn aan de al in bedrijf zijnde amfetamineproductie.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte op enige wijze behulpzaam is geweest aan het op of omstreeks 7 maart 2109 vervaardigen van amfetamine in de loods op [adres 2] te Enschede en zal verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde feit vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. H. Stam en mr. F.H.W. Teekman, rechters, in tegenwoordigheid van S. Wongsokerto, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2019.