ECLI:NL:RBOVE:2019:3530

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 oktober 2019
Publicatiedatum
7 oktober 2019
Zaaknummer
08/135059-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor het verspreiden van een naaktfoto van een leeftijdsgenoot, met fatale gevolgen

Op 7 oktober 2019 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een 13-jarige jongen, die werd beschuldigd van het verspreiden van een naaktfoto van een minderjarige vriend. De foto werd op 19 februari 2017 op sociale media verspreid, wat leidde tot de zelfdoding van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de jongen de foto in zijn bezit had en deze via sociale media heeft doorgestuurd. De officier van justitie eiste een werkstraf van 60 uur, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 40 uur op, met de mogelijkheid van vervangende jeugddetentie van 20 dagen. De rechtbank benadrukte de ernstige gevolgen van het delen van dergelijke beelden en de impact op het slachtoffer en zijn familie. De verdediging pleitte voor een lichtere straf, gezien de leeftijd van de verdachte en de omstandigheden rondom de zaak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het in bezit hebben en verspreiden van kinderporno, en voor het beledigen van het slachtoffer. De ouders van het slachtoffer dienden een schadevergoeding in, maar trokken deze in tijdens de zitting. Het vonnis is openbaar uitgesproken en de rechtbank heeft de zaak met zorg behandeld, rekening houdend met de leeftijd van de verdachte en de gevolgen van zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/135059-17 (P)
Datum vonnis: 7 oktober 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 in [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 23 september 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. Schotman en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. L.J. Speijdel, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: in de periode van 4 februari 2017 tot en met 19 februari 2017 te Enschede een foto met daarop de naakt poserende minderjarige [slachtoffer] in zijn bezit heeft gehad en heeft doorgestuurd via sociale media;
feit 2: in de periode van 18 februari 2017 tot en met 19 februari 2017 te Enschede door het doorsturen van deze naaktfoto [slachtoffer] meermalen heeft beledigd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 4 februari 2017 tot en met 19 februari 2017, te Enschede, in elk geval in Nederland,
een foto/afbeelding van een seksuele gedraging waarbij een minderjarige is betrokken,
in zijn bezit heeft gehad en/of heeft verworven,
en/of (één of meermalen) die foto/afbeelding (via sociale media) heeft verspreid en/of aangeboden,
welke afgebeelde seksuele gedraging bestond uit de (gedeeltelijk) naakt poserende minderjarige [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedatum 2] 2002),
waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft;
2
hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2017 tot en met 19 februari 2017 te Enschede, in elk geval in Nederland,
meermalen, opzettelijk [slachtoffer] , heeft beledigd, door een foto waarop die [slachtoffer] met ontbloot geslachtsdeel te zien was, via sociale media te verspreiden, te weten door die foto via zijn Snapchat-account en/of via Whats-app naar één of meer derden te sturen (appgroep Whats-app).
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op zondag 19 februari 2017 is een melding bij de politie te Enschede binnengekomen dat een jongen van een flat was gevallen. Deze jongen was de minderjarige [slachtoffer] . Het bleek om zelfdoding te gaan. Een verspreide naaktfoto van deze [slachtoffer] zou mogelijk een rol hebben gespeeld bij de zelfdoding. Uit nader onderzoek door de politie is gebleken dat [slachtoffer] de naaktfoto zelf via Snapchat heeft verstuurd aan het Snapchataccount [naam 1] , dat gekoppeld bleek aan het e-mailadres van verdachte.
Verdachte heeft bij de politie in eerste instantie ontkend, maar heeft uiteindelijk op 7 maart 2017 bij de politie en nadien ook ter terechtzitting bekend dat hij de naaktfoto van [slachtoffer] had ontvangen op een Snapchataccount onder de naam [naam 1] - een nepaccount - en dat hij de naaktfoto al langer in bezit had en vervolgens op 18 februari 2017 via WhatsApp heeft verstuurd naar [getuige] en op 19 februari 2017 naar [medeverdachte] .
[medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat zij van verdachte via WhatsApp een naaktfoto van [slachtoffer] had ontvangen en dat zij de naaktfoto vervolgens op haar Instagram-account heeft gezet en daarbij [slachtoffer] had getagd, dat wil zeggen zijn accountnaam genoemd onder de foto.
De officier van justitie heeft in september 2017 beslist dat verdachte en [medeverdachte] niet vervolgd zouden worden voor schuld aan de dood van [slachtoffer] , omdat uit het politieonderzoek was gebleken dat beide verdachten geen strafrechtelijke verantwoordelijkheid voor de dood van [slachtoffer] kon worden verweten. Vanwege het voorhanden hebben van een naaktfoto is door de officier van justitie besloten dat verdachte en [medeverdachte] een voorwaardelijk sepot zouden krijgen en een onderhoud ten parkette.
Op 30 oktober 2017 hebben de ouders van [slachtoffer] een klaagschrift ingediend bij het Gerechtshof Arnhem – Leeuwarden (verder het Hof) tegen de beslissing van de officier van justitie om geen vervolging tegen de verdachten in te stellen.
Op 13 december 2018 heeft het Hof het beklag ten aanzien van het feit ‘dood door schuld’ ongegrond verklaard, omdat de dood van [slachtoffer] een te ver verwijderd en redelijkerwijs niet te voorzien gevolg van het handelen van verdachten is geweest, zodat de dood niet aan hen kan worden toegerekend.
Het Hof heeft het beklag ten aanzien van het feit ‘verspreiden van kinderporno’ gegrond verklaard en bevolen dat het arrondissementsparket Oost-Nederland de strafvervolging moest instellen naar verdachte en [medeverdachte] ter zake van onder meer dit misdrijf.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1 ten laste gelegde – verspreiden van kinderporno - en voor het onder 2 ten laste gelegde - belediging van [slachtoffer] .
De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte uiteindelijk bij de politie heeft bekend dat hij een naaktfoto van [slachtoffer] heeft ontvangen op een aan hem toebehorende account onder de nepnaam [naam 1] . Na ontvangst van de naaktfoto heeft verdachte deze foto in zijn bezit gehouden en later doorgestuurd aan [getuige] en aan [medeverdachte] . [medeverdachte] heeft de naaktfoto vervolgens in het bijzijn van verdachte op haar Instagram-account gezet en vervolgens [slachtoffer] getagd. Door het doorsturen van deze foto op deze manier heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het meermalen verspreiden van de naaktfoto. [slachtoffer] was nog minderjarig, zodat sprake is geweest van het verspreiden van kinderporno.
De officier van justitie heeft voorts betoogd dat verdachte door het verspreiden van deze naaktfoto, [slachtoffer] in zijn eer en goede naam heeft aangetast, zodat tevens een bewezenverklaring kan volgen voor het onder 2 ten laste gelegde.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde op het standpunt gesteld dat een bewezenverklaring kan volgen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij in de periode van 4 februari 2017 tot en met 19 februari 2017, te Enschede,
een foto van een seksuele gedraging waarbij een minderjarige is betrokken,
in zijn bezit heeft gehad en heeft verworven,
en meermalen die foto via sociale media heeft verspreid,
welke afgebeelde seksuele gedraging bestond uit de (gedeeltelijk) naakt poserende minderjarige [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedatum 2] 2002),
waarbij de afbeelding een onmiskenbaar seksuele strekking heeft;
2
hij in de periode van 18 februari 2017 tot en met 19 februari 2017 te Enschede, meermalen, opzettelijk [slachtoffer] , heeft beledigd, door een foto waarop die [slachtoffer] met ontbloot geslachtsdeel te zien was, via sociale media te verspreiden, te weten door die foto via zijn Snapchat-account of via WhatsApp naar één of meer derden te sturen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 240b en 266 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken verspreiden, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de strafmaat primair op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen straf of maatregel meer moet worden opgelegd, gelet op een aantal omstandigheden. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ten tijde van het feit dertien jaar en vier maanden oud was en dat de zaak in eerste instantie zou worden afgedaan met een voorwaardelijk sepot, maar dat verdachte uiteindelijk wel is vervolgd. De verhoren van verdachte bij de politie, maar zeker ook het gesprek met de officier van justitie, zijn heftig geweest en hebben grote impact gehad op verdachte, wat heeft geleid tot veel stress. Voorts is aangevoerd dat de zaak langere tijd geleden heeft plaatsgevonden en dat sprake is geweest van samenloop van beide ten laste gelegde feiten. Verdachte heeft voorts een blanco justitiële documentatie.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat bij een strafoplegging aansluiting gezocht moet worden bij de strafeis in de zaak van [medeverdachte] , te weten een werkstraf voor de duur van 40 uur geheel voorwaardelijk met daarbij een korte proeftijd.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met al hetgeen uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Vooropgesteld overweegt de rechtbank dat de effecten van het plaatsen van belastend beeldmateriaal van andere jongeren, zoals in dit geval een naaktfoto, vaak worden onderschat. Dit exposen wordt door velen ervaren als een zware persoonlijke vernedering en aantasting van de familie-eer. Slachtoffers zijn vaak bang dat het beeldmateriaal uitlekt naar hun ouders en andere familieleden. Ook in deze zaak heeft de verdachte onvoldoende stilgestaan bij de snelheid waarop beelden op social media worden gedeeld, en de enorme impact die het kan hebben op de persoon die op de betreffende foto staat.
Verdachte heeft tussen 4 en 18 februari 2017 een naaktfoto van een minderjarige vriend via een door verdachte aangemaakte nepaccount van Snapchat ontvangen. Deze foto heeft hij naar anderen doorgestuurd. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben en verspreiden van een naaktfoto van deze minderjarige en dus van het in bezit hebben en verspreiden van kinderporno (sexting). Daarmee heeft verdachte in de eerste plaats [slachtoffer] schade berokkend. Het is algemeen bekend, zoals hiervoor overwogen, dat wanneer iemands naam en foto op deze wijze op sociale media of internet komen, iemands eer of goede naam wordt aangetast en het tevens niet gemakkelijk is daarvan af te komen. Verdachte heeft op zaterdag 18 februari 2017 nog gesproken met [slachtoffer] en wist hij hoe erg [slachtoffer] zich zorgen maakte om deze naaktfoto. Desondanks heeft verdachte de naaktfoto op 18 februari en op 19 februari 2017 doorgestuurd aan andere minderjarigen. De rechtbank rekent verdachte dit handelen aan.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van:
  • het advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 16 september 2019, opgemaakt door [naam 2] en
  • het blanco uittreksel justitieel documentatieregister d.d. 28 augustus 2019.
In het advies van de Raad voor de Kinderbescherming is beschreven dat verdachte inmiddels zestien jaar oud is en thuis, op school en in zijn vrije tijd goed functioneert. Door de Raad zijn wel enige zorgpunten gesignaleerd, maar deze lijken samen te hangen met de leeftijd van verdachte en zijn privé omstandigheden, waarbij de afwezigheid van een bij de opvoeding betrokken vader in het oog springt. Echter zijn die zorgpunten niet van dien aard of omvang dat daar te veel rekening mee wordt gehouden door de rechtbank. Door de Raad wordt geadviseerd aan verdachte een werkstraf op te leggen, omdat verdachte hiermee iets van zijn schuld kan rechtzetten en mogelijk enige genoegdoening kan bieden. Verdachte ziet inmiddels het kwalijke van zijn daden in en heeft spijt betuigd. Hij had nooit verwacht dat [slachtoffer] zichzelf van het leven zou beroven.
Verdachte verdient een vorm van straf voor het delen van de foto. Bij de straftoemeting heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat de feiten hebben plaatsgevonden toen verdachte nog zeer jong was en hij de gevolgen niet goed heeft kunnen overzien. Wel is de rechtbank van oordeel dat verdachte aanvankelijk om redenen, die niet zijn komen vast te staan, heeft doen voorkomen dat hij geen of nauwelijks een aandeel had in de verspreiding van de naaktfoto, terwijl hij de enige persoon was die over de foto beschikte en de foto door zijn toedoen in de openbaarheid is gekomen. De rechtbank acht daarom een onvoorwaardelijke straf passender dan een voorwaardelijke straf zoals de officier van justitie heeft geëist.
Ten aanzien van sexting zijn geen oriëntatiepunten afgesproken. De rechtbank heeft alle hiervoor vermelde feiten en omstandigheden gewogen en naast de eis van de officier van justitie gelegd. De rechtbank acht in dit geval een werkstraf voor de duur van 40 uur, te vervangen door 20 dagen jeugddetentie, passend en geboden.

8.De schade van benadeelden

De rechtbank stelt voorop dat zij slechts te oordelen heeft over de aan haar voorgelegde feiten en realiseert zich goed, in de woorden van de officier, dat in deze zaak alleen maar sprake is van verliezers. Dit geldt zeker en vooral voor de nabestaanden van [slachtoffer] . De rechtbank betreurt het dat de ouders van [slachtoffer] ervoor gekozen hebben niet ter zitting te verschijnen, zodat iedere nuance in de bespreking van de feiten, hun vordering en de persoon van de verdachte hen ook ontgaan is.
8.1
De vordering van de benadeelde partij
De ouders van [slachtoffer] (gemachtigde mr. A.P. Drosten, advocaat te Enschede) hebben zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.000,- (tweeduizend euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 1.000,-- per ouder gevorderd.
Mr. Drosten heeft ter terechtzitting van 23 september 2019 de vordering van de benadeelde partij – gelet op de leeftijd van verdachte tijdens de ten laste gelegde feiten – ingetrokken, zodat de rechtbank geen beslissing meer hoeft te nemen op de vordering van de benadeelde partij.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n en 77gg Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken verspreiden, meermalen gepleegd;
feit 2:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
40 (veertig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast voor de duur van
20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Vijftigschild, voorzitter, mr. C. Verdoold en
mr. M. van Bruggen, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2019.
Buiten staat
Mr. Verdoold is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Districtsrecherche Twente, met onderzoeksnummer ON2R017019. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1 en feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [1] ;
 Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] [2] ;
 Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] [3] ;
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [4] .

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 9 maart 2017, pag. 86 t/m 90.
2.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] d.d. 20 februari 2017, pag. 33 t/m 41.
3.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 19 februari 2017, pag. 117 t/m 118.
4.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 23 september 2019.