ECLI:NL:RBOVE:2019:3512

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
4 oktober 2019
Zaaknummer
7950791 \ EJ VERZ 19-168
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een werknemer van Asito B.V., en zijn werkgever. [verzoeker] had een verzoek ingediend tot vernietiging van zijn ontslag op staande voet, dat hem op 24 juli 2019 was gegeven vanwege (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. De werkgever, Asito, had het ontslag gerechtvaardigd door te verwijzen naar verklaringen van twee vrouwelijke collega’s die zich slachtoffer voelden van [verzoeker]’s gedrag. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 september 2019 heeft [verzoeker] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij de beschuldigingen ontkende en stelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven.

De kantonrechter heeft de verklaringen van de vrouwelijke collega’s in overweging genomen, evenals de eerdere waarschuwingen die [verzoeker] had ontvangen. De rechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was, omdat de gedragingen van [verzoeker] niet voldoende ernstig waren voor deze zwaarste sanctie. Wel werd vastgesteld dat [verzoeker] zich schuldig had gemaakt aan ernstig verwijtbaar handelen, wat leidde tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 oktober 2019. [verzoeker] heeft recht op doorbetaling van zijn salaris tot de datum van ontbinding, maar geen recht op een transitievergoeding of billijke vergoeding, gezien de omstandigheden van de zaak.

De kantonrechter heeft de verzoeken van beide partijen beoordeeld en de proceskosten gecompenseerd. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden bij ontslag op staande voet, vooral in gevallen van vermeend grensoverschrijdend gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats
Zaaknummer : 7950791 \ EJ VERZ 19-168
Beschikking van de kantonrechter van 1 oktober 2019
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekende partij, hierna te noemen [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. E.W. de Vries, werkzaam bij ARAG te Leusden,
tegen
de besloten vennootschap
ASITO B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
verwerende partij, hierna te noemen Asito,
verschenen bij de heer [E] , bijgestaan door mr. A. Weijermars, bedrijfsjuriste bij Asito.

1.De procedure

1.1.
[verzoeker] , werknemer, heeft (primair) een verzoek ingediend tot vernietiging van het hem door Asito, werkgeefster, gegeven ontslag op staande voet, alsmede om Asito te veroordelen [verzoeker] toe te laten tot de gebruikelijke werkzaamheden en tot doorbetaling van het salaris. Asito heeft een verweerschrift (met tegenverzoeken) ingediend.
1.2.
Op 10 september 2019 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Asito heeft haar standpunt toegelicht aan de hand van een pleitnota, [verzoeker] aan de hand van de overgelegde persoonlijke verklaring. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder nog ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] nog de producties 8 tot en met 10 in het geding gebracht en aanvullend verzocht het tussen partijen geldende relatie- en concurrentiebeding te vernietigen dan wel te matigen. Asito heeft daarna nog productie 10 toegezonden.

2.De feiten

[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1961 en derhalve 58 jaar, is op 4 april 2005 in dienst getreden bij Asito. De laatste functie die [verzoeker] vervulde, is die van Regiomanager , met een salaris van
€ 7.135,49 bruto per maand, exclusief vakantiegeld en overige emolumenten.
Asito heeft [verzoeker] bij brief van 24 juli 2019 op staande voet ontslagen.
In de brief staat onder meer:
… “Recent hebben zich twee vrouwen bij mij gemeld. Één van de twee vrouwen heeft zowel mondeling als schriftelijk verklaard dat u in de periode 2015-2018 op het werk veel om haar heen hing, regelmatig een hand op haar been legde, een arm om haar heen sloeg, haar regelmatig mee uit eten nam of dagjes met haar wegging, regelmatig met haar over haar privéleven begon te praten, bloemen voor haar meebracht, en regelmatig Whatsapp-contact met haar onderhield, waarbij u haar privéfoto’s doorstuurde. Dit alles was tegen haar zin in.
De andere vrouw heeft zowel mondeling als schriftelijk verklaard dat u in de periode maart-juli 2019 dagjes met haar wegging, haar mee uit eten nam, haar veel mailde, belde, appte en brieven schreef, uitgesproken heeft dat u verliefd op haar bent en heeft geprobeerd haar te kussen. Deze gedragingen waren ook tegen haar zin in.
Uw handelwijze beschouwen wij als ernstig verwijtbaar en vormt voor ons een dringende reden op grond waarvan wij u op staande voet ontslaan. Voor Asito B.V. is de betrouwbaarheid en integriteit van haar medewerkers essentieel, zeker als het gaat om medewerkers die, net als u, een voorbeeldfunctie bekleden. U heeft er echter blijk van gegeven niet aan deze waarden te voldoen door misbruik te maken van uw leidinggevende positie jegens vrouwelijke collega’s die zich in een afhankelijkheidsrelatie jegens u bevinden en manipulatief gedrag jegens hen te vertonen.
Wij hebben in onze besluitvorming meegenomen dat u in het verleden zowel door de heer [E] als door mij al vaker gewaarschuwd bent om u verre te houden van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag jegens collega’s.
Uw handelswijze, zoals hiervoor weergegeven, tezamen met, maar ook los van de eerdere incidenten, vormt voor ons een dringende reden om uw arbeidsovereenkomst per direct (op 24 juli 2019) te beëindigen. …”.
[verzoeker] heeft bij brief van 26 juli 2019 geprotesteerd tegen het ontslag op staande voet.

3.Het verzoek

[verzoeker] verzoekt primair het ontslag op staande voet te vernietigen en Asito te veroordelen hem weer toe te laten tot de gebruikelijke werkzaamheden op straffe van een dwangsom, met doorbetaling van loon, te vermeerderen met wettelijke verhoging en wettelijke rente, onder overlegging van deugdelijke loonspecificaties.
Voor de duur van de procedure verzoekt [verzoeker] een voorlopige voorziening met dezelfde strekking, wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom en doorbetaling van loon.
Subsidiair verzoekt [verzoeker] om toekenning van een billijke vergoeding van € 168.776,00 bruto, een gefixeerde schadevergoeding van € 27.132,69 bruto en een transitievergoeding van € 84.388,00 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente en met verstrekking van deugdelijke loonspecificaties.
Meer subsidiair verzoekt [verzoeker] om de transitievergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en met verstrekking van deugdelijke loonspecificaties.
Naast het primair, subsidiair en meer subsidiair verzochte dient Asito te worden veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
[verzoeker] heeft bij aanvullend verzoekschrift nog verzocht om vernietiging dan wel matiging van het tussen hem en Asito overeengekomen relatie- en concurrentiebeding.
Aan deze verzoeken heeft [verzoeker] in het verzoekschrift het volgende ten grondslag gelegd, kort samengevat. Volgens [verzoeker] dient het ontslag op staande voet te worden vernietigd.
Het ontslag is niet onverwijld gegeven en [verzoeker] is ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om zijn reactie/visie te geven voordat het ontslag op staande voet is gegeven.
[verzoeker] ontkent bovendien dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de door Asito in de ontslagbrief van 24 juli 2019 geschetste gedragingen ten aanzien van twee vrouwen. Asito baseert zich op twee verklaringen, maar enige onderbouwing hiervan ontbreekt, uit de brief blijkt zelfs niet om wie het überhaupt gaat. De aantijgingen van Asito zijn dan ook volstrekt onvoldoende gemotiveerd.
Als er al sprake is geweest van de verweten gedragingen dan is een ontslag op staande voet, de zwaarste sanctie, niet de juiste maatregel die genomen had moeten worden; een minder vergaande maatregel lag voor de hand. Gelet hierop dient het primair verzochte te worden toegewezen.
Als het primair verzochte niet wordt toegewezen dient aan [verzoeker] toegekend te worden een billijke vergoeding, transitievergoeding en gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging. Als dat ook niet wordt toegewezen dient aan [verzoeker] de transitievergoeding toegekend te worden aangezien de opzegging (het ontslag op staande voet) niet het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van zijn zijde. Het niet toekennen van de transitievergoeding is bovendien naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

4.Het verweer

Asito verweert zich en stelt dat de verzoeken moeten worden afgewezen.
Asito heeft, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Asito is van mening dat [verzoeker] terecht en rechtsgeldig op staande voet is ontslagen. Asito verzoekt dan ook om toekenning van de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in art. 7: 677 BW aan Asito. Beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] is hoe dan ook onvermijdelijk geworden. Subsidiair verzoekt Asito de arbeidsovereenkomst, voor zover deze nog mocht bestaan, te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar handelen als bedoeld in art. 7: 669 sub e BW. [verzoeker] was Regiomanager , eindverantwoordelijke voor de operationele activiteiten, de commercie, het personeel en de financiën binnen zijn regio en daarmee feitelijk de “regiodirecteur”. Een Regiomanager schept de voorwaarden om als regio succesvol te zijn en te blijven onder meer door het coachen, ondersteunen en begeleiden van het regionale managementteam en hun medewerkers. De Regiomanager is verantwoordelijk voor het HR beleid en de voorwaarden van een gezonde personeelsopbouw binnen de regio en het functioneren van zijn mensen, hij voert de functionerings- en beoordelingsgesprekken. [verzoeker] nam derhalve (mede) de beslissingen aangaande promoties binnen zijn regio en kon een belangrijke rol spelen in de doorgroeimogelijkheden binnen Asito.
De in de ontslagbrief genoemde feiten en omstandigheden vormen een dringende reden voor ontslag op staande voet. Het gaat kort gezegd om grensoverschrijdend gedrag en seksuele intimidatie van een tweetal vrouwelijke collega’s, terwijl ook heeft meegewogen dat er in het verleden eerder een klacht tegen [verzoeker] is ingediend met dezelfde strekking en dat hij destijds is gewaarschuwd om zich in het vervolg verre te houden van (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Nader onderzoek heeft bovendien uitgewezen dat [verzoeker] zich aan nog meer schuldig heeft gemaakt dan aan hetgeen ten grondslag is gelegd aan het ontslag op staande voet. Na het vertrek van [verzoeker] is er nog een melding van grensoverschrijdend gedrag van [verzoeker] ontvangen, afkomstig van een HR manager die werkzaam was onder [verzoeker] . Voor zover het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven leveren deze feiten en omstandigheden ernstig verwijtbaar handelen op, op grond waarvan de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden, zonder daarbij een opzegtermijn in acht te nemen. Er is geen rechtvaardiging te vinden voor het stelselmatig intimideren en tegen hun wil aanraken van vrouwelijke collega’s en in een tijdperk waarin grensoverschrijdend gedrag wordt aangepakt kan er ook geen sprake zijn van onwetendheid dat dit soort gedrag niet door de beugel kan, aldus Asito.

5.De beoordeling

5.1.
[verzoeker] heeft zijn verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop het ontslag op staande voet is gegeven.
5.2.
Asito is in haar verweerschrift nader ingegaan op het gedrag van [verzoeker] dat ten grondslag is gelegd aan het ontslag op staande voet. De verklaringen van de twee vrouwen zijn als productie overgelegd. [verzoeker] weet inmiddels de namen van de twee vrouwen en hetgeen hem concreet wordt verweten. [verzoeker] heeft hierop op de zitting gereageerd en een persoonlijke verklaring voorgelezen.
5.3.
In deze procedure zijn inmiddels in totaal vier schriftelijke verklaringen van medewerksters van Asito overgelegd over het gedrag van [verzoeker] . Er is een verklaring d.d. 31 augustus 2019 van een medewerkster A over het voorval in 2017 dat heeft geleid tot het gesprek destijds tussen [verzoeker] en HR directeur [F] , er zijn twee verklaringen van medewerksters B en C d.d. 17 juli 2019 die ten grondslag hebben gelegen aan het ontslag op staande voet en de vierde verklaring van medewerkster D d.d. 23 augustus 2019 is ontvangen na het ontslag op staande voet en het vertrek van [verzoeker] .
5.4.
A heeft onder meer verklaard in het begin blij te zijn geweest met de ondersteuning van [verzoeker] . Hij was bereid om tijd in haar te investeren en daar zocht zij niets achter. In het begin waren de afspraken rond lunchtijd, daarna werd dat verschoven naar het einde van de werkdag zodat ze na werktijd een drankje konden doen. Gaandeweg maakte [verzoeker] steeds vaker opmerkingen over haar uiterlijk en over haar relatie en hij ging steeds verder in het claimen van haar tijd. In een concreet geval had zij met een collega afgesproken om samen naar een bedrijfsuitje te rijden en belde [verzoeker] , zonder medeweten van A, die collega op met de mededeling dat zij, A, met [verzoeker] mee zou rijden. Zij voelde zich daar niet prettig bij en het maakte haar onzeker. Tijdens een periode van oververmoeidheid zocht [verzoeker] haar thuis op en stelde hij voor te gaan wandelen. Tijdens de wandeling sloeg [verzoeker] een arm om haar heen en zei hij dat hij wel met haar wilde trouwen en samen een mooie toekomst op wilde bouwen. Zij wees hem resoluut af waarop [verzoeker] zei dat ze andere signalen had afgegeven, omdat zij niet zelf zijn arm had weggeslagen. Toen zij terug kwam op het werk, ongeveer twee maanden later, kreeg zij te horen dat er voor haar geen plek meer was binnen Asito en zij op zoek moest naar ander werk. Na lang twijfelen heeft zij haar verhaal destijds gedaan bij HR directeur [F] .
B heeft onder meer het volgende verklaard. B was destijds onzeker en kreeg begeleiding van [verzoeker] bij haar problemen. [verzoeker] vond het naast het zijn van Regiomanager leuk om ook bezig te zijn met HR. Bij wijze van voorbeeld zei hij dat hij van X een HR manager had gemaakt, van Y een Vestigingsmanager en dat hij Z had geholpen in haar zoektocht naar haar geslachtsvoorkeur voor een partner. Gaandeweg werd buiten kantoor afgesproken om te gaan wandelen en werd er elke dag gebeld. Eind april zat zij op het kantoor in [plaats 2] . [verzoeker] kwam toen langs en zei dat hij verliefd op haar was. Ook later vertelde hij tijdens een lunch dat hij verliefd op haar was. Toen werd B “wakker”. Sinds 12 juli 2019 heeft zij geen gehoor meer gegeven aan telefoontjes en appjes van [verzoeker] . Daarna stond [verzoeker] ineens voor haar neus in [plaats 1] . Hij was speciaal naar [plaats 1] gekomen voor haar. Hij ging tegenover B zitten, legde een hand op haar been en vertelde dat doodzwijgen geen zin had. B heeft hierop haar spullen gepakt en is vertrokken. Achteraf realiseert zij zich dat [verzoeker] tijdens het wandelen een arm om haar heen sloeg, haar hoofd naar hem duwde om een kusje te geven op haar slaap of hoofd. Resumerend stelt zij dat [verzoeker] haar in een roes heeft gekregen waardoor zij is meegegaan in zijn verhaal en niet meer in staat was om zelf na te denken. Zij voelt zich misbruikt, onveilig en bespeeld. Daarom heeft zij besloten dit kenbaar te maken bij de directie van Asito.
C heeft onder meer verklaard dat ook zij hulp nodig had en labiel was, en dat [verzoeker] daar misbruik van heeft gemaakt. [verzoeker] begon over haar privéleven, nam haar mee naar het strand en naar etentjes, legde een hand op haar been. Zij durfde daar niets van te zeggen, zij voelde zich opgelaten en ongemakkelijk bij de situatie. Op een gegeven moment gingen ze met z’n tweeën een hele dag weg en werd er gewandeld op het strand. Op het strand sloeg hij een arm om haar heen en trok hij haar naar hem toe. Hij probeerde te dicht bij haar te komen en het was voor haar moeilijk om dat aan te geven. [verzoeker] werd minder enthousiast in de relatie nadat zij meer afstand van hem had genomen.
D heeft onder meer verklaard dat zij gedurende de samenwerking met [verzoeker] vrij snel het gevoel kreeg dat hij haar “met andere ogen” bekeek. Soms kwam hij bij haar op de kamer en bleef hij gewoon achter haar staan, wat een apart gevoel gaf. Enkele keren begon hij kort haar schouders te masseren. Tijdens een gesprek over het werk vroeg [verzoeker] uit het niets of zij ook eens “rood” droeg. Zij wist niet goed hoe hierop te reageren. Later, toen zij alleen op een kamer zat kwam [verzoeker] binnen, deed hij de deur achter zich dicht en kwam hij dicht bij haar staan. Hij begon over een vrouwelijke collega en zei “dat hij haar even goed tegen de muur aan had gezet en haar even flink had genomen. Ze was nu wel klaar met zeuren, en als D ook nog wat te zeuren had dan mocht zij ook wel even komen”. D stelt verder dat [verzoeker] niet toevallig naast haar gaat zitten bij etentjes en op het terras en dat er sprake is geweest van ongewenste aanrakingen. Op de dag van haar verjaardag kreeg zij een felicitatie bericht via de app, dat werd afgesloten met een hartkuspoppetje. Nadat zij hoorde dat [verzoeker] op staande voet was ontslagen had zij direct het gevoel dat het met iets soortgelijks te maken moest hebben, maar dan erger. Dat andere collega’s ook zo’n last van [verzoeker] hebben gehad vindt zij heel vervelend en zij merkt veel boosheid/woede bij haarzelf. Zij heeft het gevoel dat [verzoeker] gestopt moet worden omdat hij anders bij een andere organisatie verder gaat met dit gedrag. [verzoeker] lijkt niet in te zien of te willen zien dat hij –in een leidinggevende positie- zijn macht misbruikt en inspeelt op zwakheden bij vrouwen die onzeker zijn of niet lekker in hun vel zitten. [verzoeker] is zo manipulatief dat hij je laat twijfelen aan jezelf aan wat je overkomt dat hij je hiermee nog onzekerder maakt, aldus D.
5.5.
[verzoeker] heeft op de zitting gereageerd op de verklaringen van A t/m D.
A: [verzoeker] heeft zich bij A vanuit zijn rol en vanuit goed werkgeverschap opgesteld als een luisterend oor. Dat hij samen met haar naar het betreffende bedrijfsuitje is gereden was op verzoek van A. Hij heeft nooit tegen A (of B, C of D) woorden gebruikt alsof hij verliefd was. Hij heeft ook nooit richting deze medewerksters uiting gegeven aan seksuele bedoelingen. Het feit dat er na werktijd collegiaal contact was en soms ook privézaken aan de orde waren is niet vreemd. De wijze waarop hij zijn werk deed ging gepaard met een stuk ontspanning, die soms ook na werktijd plaatsvond.
B: de ontwikkelingen rond B ziet hij totaal los van de verklaringen van A en C. [verzoeker] en B hebben elkaars pad gekruist en hebben over en weer op het spirituele vlak een klik gehad voor wat betreft de ontdekking van wat dat voor hun als mens zou (kunnen) betekenen. B is spiritueel begaan en [verzoeker] was daarin ook geïnteresseerd. De relatie met B was voor hem vriendschappelijk, maar vooral ook privé. Een zich ontwikkelende vriendschap tussen twee collega’s, die overigens voor hem (en ook bij B) volstrekt platonisch was, op een gelijk niveau. Het was ook wederzijds: B nodigde hem uit om naar [plaats 3] te gaan, hij kreeg foto’s van haar en zij maakte eens de opmerking dat ze speciaal voor hem bepaalde oorbellen had in gedaan. B heeft hem bovendien een boek over spiritualiteit cadeau gedaan. Alle gebeurtenissen rond B zijn voor [verzoeker] altijd privé geweest, zo heeft hij dat in ieder geval ervaren.
C: na het lezen van de verklaring van C is [verzoeker] zich rot geschrokken. Het feit dat hij haar op deze wijze gekwetst heeft is nooit in hem opgekomen, integendeel, het coachingstraject met haar was voor hem een van de hoogtepunten uit zijn loopbaan. Het is over het algemeen waar wat C stelt. Hij heeft echter nimmer de intentie gehad te dicht bij haar te willen komen. Hij heeft C getracht te helpen en te steunen in de ontwikkeling van haarzelf als collega en mens. Hij is daartoe zelfs bereid geweest aan C een 10-weeks (grotendeels) onbetaald verlof toe te staan om met haar partner een grote wereldreis te kunnen maken. [verzoeker] betreurt het dat C nimmer haar gevoelens en gedachten met hem heeft gedeeld.
D: de verklaring van D doet [verzoeker] grotendeels af als onwaar, onjuist, eenzijdig en onvolledig. Hij heeft haar nooit seksueel getint aangeraakt. Haar verklaring lijkt op een aanvulling van de verklaring van B. De quotes die zij beschrijft ontkent hij uitgesproken te hebben. Aantijgingen omtrent wijze van communiceren (emoticons in de app, goedbedoelde opmerkingen over kleding of anderszins), zijn voor hem geen grensoverschrijdende zaken. Hij kan zich wel ernstiger voorbeelden voorstellen.
5.6.
[verzoeker] heeft verder gesteld dat het hem pijn doet op deze wijze geconfronteerd te worden met zaken die hij in elk geval anders bedoeld heeft, in ieder geval de situaties rond A en C. Met B had hij wat hem betreft een vriendschappelijke relatie en over de verklaring van D blijft hij kort: onwaar, onjuist en onvolledig.
[verzoeker] dreigt door het ontslag op staande voet in de financiële problemen te komen. Hij realiseert zich dat hij ten aanzien van de wijze waarop hij tegenover anderen staat moet nagaan wat er aan schort. Hij heeft hiertoe inmiddels eerste stappen genomen en is via GGZ doorverwezen naar de psychotherapeutische behandeling. Dit is niet de wijze waarop hij in het leven wil staan, wil managen en begeleiden. Ten aanzien van de collega’s die verklaard hebben kan hij op dit moment niet heel veel meer doen dan zijn excuses aanbieden, aldus [verzoeker] .
5.7.
Het ontslag op staande voet is gebaseerd op de verklaringen van B en C en op de waarschuwing die [F] [verzoeker] heeft gegeven in 2017. Vooropgesteld wordt dat een ontslag op staande voet een uiterste middel is en dat het slechts mag worden gegeven als van de werkgever op grond van een dringende reden niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met de betreffende werknemer nog langer te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van een zodanige dringende reden sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen, waaronder begrepen de persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Daarbij dient niet alleen te worden gelet op de aard en de ernst van de aan de werknemer verweten gedraging, maar moeten ook de aard van de dienstbetrekking, de duur daarvan en de wijze waarop de werknemer die dienstbetrekking heeft vervuld, in de afweging worden betrokken. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag voor hem zullen hebben.
5.8.
De kantonrechter vind het gedrag van [verzoeker] , zoals dat blijkt uit de twee verklaringen die hebben geleid tot het ontslag op staande voet, en voor zover niet door [verzoeker] betwist, net niet genoeg voor een ontslag op staande voet, de allerzwaarste sanctie die het arbeidsrecht kent. Er is weliswaar sprake van grensoverschrijdend gedrag maar [verzoeker] lijkt daarbij niet primair seksuele motieven te hebben gehad. De contacten waren bovendien tot op bepaalde hoogte wederzijds. [verzoeker] kreeg ook aandacht, foto’s, een brief en een cadeau terug, waarbij niet op voorhand vast staat dat dit alleen maar is gedaan om aan een soort morele verplichting te voldoen. Ook spelen in dit verband mee de grote persoonlijke gevolgen die een ontslag op staande voet voor [verzoeker] zou hebben en het feit dat hij inmiddels bewust is van zijn tekortkomingen en daarvoor hulp heeft gezocht.
Of het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden en of het ontslag onverwijld is gegeven kan gelet hierop verder onbesproken blijven.
5.9.
Wel levert het gedrag van [verzoeker] , zeker in combinatie met de andere verklaringen, ernstig verwijtbaar handelen als bedoeld in art. 7: 669 lid 3 onder e op, op grond waarvan de arbeidsovereenkomst direct dient te eindigen.
5.10.
De verklaringen zijn afkomstig van vier vrouwen van onder de 30 jaar, ondergeschikten van [verzoeker] . Vast staat dat [verzoeker] als Regiomanager invloed op de carrières van deze vrouwen had; zij waren van hem afhankelijk. De rode draad in de verklaringen is dat de medewerksters zakelijk en/of privé hulp nodig hadden en dat [verzoeker] die hulp heeft geboden, waarbij [verzoeker] gaandeweg steeds verder doordrong in de privésfeer van de medewerksters, zijn positie daarbij misbruikte en de medewerksters daaraan geen weerstand durfden te bieden of te laat weerstand durfden te bieden.
5.11.
De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat [verzoeker] in zijn relaties met die medewerksters ernstig over de schreef is gegaan. [verzoeker] betwist wel enkele concrete gedragingen/quotes, en stelt een en ander anders bedoeld te hebben, maar het algemene door Asito geschetste beeld en vooral het patroon daarin blijft overeind.
Vanuit zijn functie krijgt [verzoeker] contacten met kwetsbare jonge medewerksters, die aan het begin van hun carrière staan, hij biedt hen hulp aan en dringt daarbij geleidelijk aan te ver door in het privéleven van deze medewerksters. Hij bemoeit zich met privézaken die hem niet aangaan als werkgever/ Regiomanager en heeft blijkbaar niet door dat de medewerksters geen grens aan durven geven omdat zij van hem afhankelijk zijn. Er is, anders dan [verzoeker] stelt, per definitie geen sprake van gelijkwaardigheid. De gedragingen (ongevraagd) een hand op een been leggen, een arm om de schouder tijdens bos/strandwandelingen met zijn tweeën, door [verzoeker] niet betwist, zijn bovendien gedragingen die een normale, gezonde, manager-medewerkster relatie te buiten gaan. Het is juist gelet op die relatie dat [verzoeker] meer afstand had moeten houden, ook al was het zijn taak de medewerksters te coachen/begeleiden. [verzoeker] heeft door zijn gedrag -en niet incidenteel- een ongewenst en onveilig werkklimaat geschapen en dat is hem als leidinggevende met nota bene een voorbeeldrol, ernstig te verwijten.
5.12.
Deze oordelen leiden tot de conclusie dat het ontslag op staande voet zal worden vernietigd, de arbeidsovereenkomst nog bestaat en op (tegen)verzoek van Asito zal worden ontbonden per heden, op grond van ernstig verwijtbaar handelen. Het verzoek tot wedertewerkstelling zal gelet hierop worden afgewezen. Het salaris van [verzoeker] zal worden toegewezen vanaf 24 juli 2019 tot heden, te vermeerderen met wettelijke verhoging en rente. De kantonrechter ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding de wettelijke verhoging te beperken tot 10%. De buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen. [verzoeker] heeft onvoldoende aangetoond dat hij kosten heeft gemaakt ter zake van andere verrichtingen dan die waarvoor de in art. 241 Rv. bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. Het verzoek tot verstrekking van deugdelijke salarisspecificaties zal worden toegewezen zonder dwangsom gelet op hetgeen Asito daarover heeft verklaard.
5.13.
Gelet op het ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] komt aan hem bij de ontbinding geen transitievergoeding of billijke vergoeding toe. De kantonrechter ziet daarbij
niet in dat het niet toekennen van een transitievergoeding onder de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
5.14.
[verzoeker] heeft aanvullend verzocht om vernietiging/matiging van het met hem overeengekomen concurrentie- en relatiebeding. Het tussen partijen geldende beding is door Asito overgelegd als productie 10. Kort gezegd is de tijdsduur van het beding een jaar en ziet het op bedrijven gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan Asito. Daarnaast is het [verzoeker] verboden om binnen een jaar relaties van Asito te benaderen, beide verboden op straffe van een boete.
5.15.
[verzoeker] heeft gesteld dat vernietiging/matiging voor de hand ligt omdat het evident is dat hij bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst, mede gelet op zijn leeftijd en positie op de arbeidsmarkt, in ernstige mate belemmerd wordt bij het vinden van ander werk als hij aan het beding wordt gehouden. Asito heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van dit verzoek van [verzoeker] . De kantonrechter ziet geen aanleiding tot vernietiging of matiging van het beding over te gaan. Door [verzoeker] is niet betwist dat hij door zijn positie over strategische, gevoelige informatie beschikt en niet alleen kennis had van de regio Midden. Asito heeft bovendien benadrukt dat het beding is geschreven op de schoonmaakbranche. Volgens Asito kan [verzoeker] genoeg werk vinden in aanverwante branches als catering en beveiliging. De kantonrechter kan niet tot de conclusie komen dat de belangen van Asito onder de gegeven omstandigheden moeten wijken voor de belangen van [verzoeker] .
5.16.
De verzoeken over en weer zullen als volgt worden toe- en afgewezen. Voor het treffen van een voorlopige voorziening voor de duur van de procedure is gelet op deze eindbeschikking geen plaats. Nu aan de ontbinding geen vergoeding wordt verbonden, hoeft Asito geen gelegenheid te krijgen het verzoek in te trekken.
5.17.
De kantonrechter ziet in deze procedure geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt dat de proceskosten worden gecompenseerd.

6.De beslissing

De kantonrechter:
Op het verzoek van [verzoeker] :
vernietigt het gegeven ontslag op staande voet;
veroordeelt Asito tot betaling aan [verzoeker] van het hem toekomende loon vanaf 24 juli 2019 tot en met heden en veroordeelt Asito tot betaling aan [verzoeker] van de wettelijke verhoging hierover, beperkt tot 10%, alsmede de wettelijke rente hierover vanaf het moment van opeisbaarheid tot de dag van voldoening.
veroordeelt Asito tot verstrekking aan [verzoeker] van schriftelijke en deugdelijke salarisspecificaties van de door haar te verrichten betalingen;
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Op het (voorwaardelijk) tegenverzoek van Asito:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2019.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2019.