ECLI:NL:RBOVE:2019:3444

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 oktober 2019
Publicatiedatum
1 oktober 2019
Zaaknummer
08/109851-19, 08/770178-17 (TUL) en 08/107357-19 (t.t.z. gevoegd)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor drugshandel en belediging van politieambtenaren

Op 1 oktober 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 20-jarige man, die zich schuldig had gemaakt aan het vervoeren van een handelshoeveelheid cocaïne en MDMA, en gedurende een maand harddrugs had gedeald. Daarnaast beledigde hij drie politieagenten tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie. De rechtbank veroordeelde de man tot een gevangenisstraf van 6 maanden. De zaak kwam aan het licht na een aanhouding op 22 maart 2019, waarbij de verdachte in het bezit was van cocaïne en MDMA. Tijdens de rechtszitting op 17 september 2019 werd de vordering van de officier van justitie, mr. C.P. Dronkers, besproken, evenals de verdediging door raadsman mr. K. Kok. De rechtbank oordeelde dat de dagvaardingen geldig waren en dat er voldoende bewijs was voor de tenlastelegging. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van drugs en het beledigen van ambtenaren. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, met inbeslagname van een geldbedrag van €150,- dat verkregen was uit de drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/109851-19, 08/770178-17 (TUL) en 08/107357-19 (t.t.z. gevoegd)
Datum vonnis: 1 oktober 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1999 in [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in de PI Grave te Grave.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 september 2019. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. K. Kok, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten van parketnummer 08/109851-19 als feit 1 en 2 en het feit van parketnummer 08/107357-19 als feit 3.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een hoeveelheid cocaïne en MDMA heeft vervoerd, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 2:een periode in cocaïne en/of MDMA heeft gedeald, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 3:drie politieagenten heeft beledigd.
Voluit luidt de tenlastelegging na nadere omschrijving aan verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 22 maart 2019 te Zwolle, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 5,56 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 11 (zogeheten XTC-)pillen bevattende MDMA , in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2018 tot en met 21 maart 2019 te Zwolle, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal,(telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, een of meerdere hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, en/of een of meerdere hoeveelheden van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaïne en/of MDMA, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.

hij op één of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 6 mei 2019 te Zwolle opzettelijk één of meerdere ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: "Kankerleijers" en/of "Je vuile kankermoeder" en/of "Ik neuk je kanker moeder" en/of "Kanker politie" en/of "Die vieze kanker flikker met zijn kale kop", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Op 22 maart 2019 ziet de politie verdachte als bestuurder van een auto met een telefoon in zijn hand voorbijrijden. Verdachte wordt staande gehouden. Bij hem wordt onder meer 17 ponypacks met cocaïne en 11 groene XTC-pillen aangetroffen, waarna verdachte wordt aangehouden. Op 24 maart 2019 wordt verdachte, in afwachting van een beslissing, heengezonden. Wel wordt onderzoek naar zijn iPhone verricht. Wanneer verdachte in de nacht van 5 op 6 mei 2019 wegens het beledigen van opsporingsambtenaren in functie opnieuw wordt aangehouden, wordt verdachte naar aanleiding van chatgesprekken in zijn telefoon en een positief testrapport van de Forensische Opsporing aangehouden op verdenking van vervoer en handel in harddrugs.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, mede gezien de bekentenis van verdachte. Ten aanzien van feit 2 kan volgens de officier van justitie worden bewezen dat verdachte in de periode van 23 februari 2019 tot en met 21 maart 2019 in cocaïne en MDMA heeft gedeald. Hij verwijst hierbij naar het proces-verbaal van bevindingen waarin WhatsApp-gesprekken op de telefoon van verdachte staan beschreven en de videobestanden waarop verdachte met grote hoeveelheden drugs en stapels bankbiljetten is te zien.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat sprake is van een onrechtmatige doorzoeking van het nektasje van zijn cliënt. Hij heeft daartoe aangevoerd dat op het moment van fouilleren geen redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestond. Nu een rechtsgrond voor de doorzoeking van het nektasje ontbreekt, dienen zowel de aangetroffen verdovende middelen als alle daaruit vloeiende onderzoeksresultaten, waaronder de video- en WhatsApp-bestanden in de telefoon van zijn cliënt, van het bewijs te worden uitgesloten. De raadsman stelt zich subsidiair op het standpunt dat feit 1 en 2 bewezen kunnen worden, met dien verstande dat het bij feit 2 slechts kan gaan om de periode van 23 februari 2019 tot en met 21 maart 2019. Hij verwijst hiervoor naar de data van de gevoerde WhatsApp-gesprekken. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de verkoop van verdovende middelen niet kan worden bewezen. De raadsman refereert zich ten aanzien van de feit 3 aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Onrechtmatige fouillering?
Uit het dossier, in het bijzonder het proces-verbaal van aanhouding, blijkt dat verdachte deel uitmaakt van een criminele jeugdgroep, de “ [naam 1] ” in Zwolle. Via verschillende kanalen ontving de politie bericht dat verdachte zich bezig zou houden met de handel in verdovende middelen. Verdachte is daarom op 10 januari 2019 kort geobserveerd, waarbij is gezien dat hij meerdere keren van zijn woning naar een locatie elders in Zwolle reed. Verdachte maakte daarbij contact met personen die hij op de openbare weg ontmoette en een persoon stapte bij verdachte in de auto om na ongeveer één minuut weer uit te stappen en weg te lopen.
In de nacht van 20 op 21 maart 2019 is verdachte weer gezien toen hij in een grijze Renault Megane reed, waarvan één van de dimlichten defect was. Verdachte reed toen op wisselende locaties rondom het centrum van Zwolle en verplaatste zich via onlogische niet doorgaande wegen. Op 21 maart 2019 omstreeks 22:37 uur reed hij weer in de Renault Megane. Het kapotte dimlicht was gemaakt. Ook toen reed verdachte over een niet doorgaande weg. Even later is gezien dat verdachte in een grijze Ford Mondeo reed. Verdachte is vervolgens staande gehouden toen een verbalisant hem met een mobiele telefoon in de hand zag rijden. Omdat verdachte in het gesprek met de verbalisant erg zenuwachtig reageerde en gezien de eerdere bevindingen, ontstond bij de verbalisant het vermoeden dat verdachte zich schuldig maakte aan een misdrijf uit de Opiumwet. Verbalisant heeft verdachte vervolgens gefouilleerd, waarbij verdachte in het bezit bleek van harddrugs.
Gelet op deze bevindingen, komt de rechtbank tot het oordeel dat ten tijde van de fouillering voldoende feiten en omstandigheden aanwezig waren waaruit een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit bestond. De verbalisant was daarmee bevoegd het nektasje van verdachte te doorzoeken, waardoor – anders dan de raadsman heeft betoogd – geen sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs.
Ten aanzien van feit 1:
Nu de rechtbank het verweer ten aanzien van feit 1 heeft verworpen, komt zij tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen. Daarbij zal de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] :
- het proces-verbaal van aanhouding d.d. 22 maart 2019, (p. 11-16);
- het proces-verbaal identificerend onderzoek verdovende middelen d.d. 25 juli 2019;
- de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 september 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik had op 22 maart 2019 drugs bij me.
Ten aanzien van feit 2
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode voor 23 februari 2019 schuldig heeft gemaakt aan het handelen in harddrugs. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van drugshandel in de periode van 1 november 2018 tot en met 22 februari 2019.
Naar het oordeel van de rechtbank is echter wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 23 februari 2019 tot en met 21 maart 2019 heeft gehandeld in harddrugs. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat in de iPhone van verdachte een tweetal WhatsApp-gesprekken is aangetroffen, die zijn gevoerd in de periode van 23 februari 2019 tot en met 22 maart 2019. Uit een van deze gesprekken blijkt dat verdachte door een zogenoemde [naam 2] naar een groot aantal, namelijk 174, adressen is gestuurd om gebruikers te voorzien van drugs. Het nummer van ‘ [naam 2] ’ wordt door gebruikers genoemd als het nummer waar zij drugs bestellen. Uit het andere gesprek blijkt dat verdachte door ene [naam 3] op pad is gestuurd om drugs te leveren. Verder zijn in deze telefoon van verdachte videobestanden aangetroffen, waarop verdachte is te zien met grote hoeveelheden geld in verschillende coupures en grote hoeveelheden pillen en ponypacks, soortgelijk als de handelshoeveelheid die bij hem is aangetroffen op 22 maart 2019. Daar komt nog bij dat verdachte ter terechtzitting niet heeft ontkend in drugs te hebben gehandeld, maar heeft verklaard dat het dossier op dat punt voor zich spreekt.
Gelet op het voorgaande en de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, staat naar het oordeel van de rechtbank aldus vast dat verdachte in de periode van 23 februari 2019 tot en met 21 maart 2019 in drugs heeft gehandeld, zodat het onder 2 tenlastegelegde voor die periode wettig en overtuigend bewezen is. Omdat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat verdachte zich heeft beziggehouden met het bereiden, bewerken en verkopen van harddrugs, zal de rechtbank verdachte van deze onderdelen vrijspreken.
Ten aanzien van feit 3
Op grond van de bewijsmiddelen die zijn genoemd in de bijlage is dit feit wettig en overtuigend bewezen.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van bovenstaande en de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 22 maart 2019 te Zwolle opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 5,56 gram cocaïne en 11 (zogeheten XTC-)pillen bevattende MDMA;
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 23 februari 2019 tot en met 21 maart 2019 te Zwolle, telkens opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd, hoeveelheden cocaïne en MDMA.
3.
hij op meerdere tijdstippen op 6 mei 2019 te Zwolle opzettelijk meerdere ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "Kankerlijers" en "Je vuile kankermoeder" en "Ik neuk je kanker moeder" en "Kanker politie" en "Die vieze kanker flikker met zijn kale kop".
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 266 en 267 Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en 2
telkens het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
feit 3
het misdrijf:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar met aftrek van het voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat kan worden volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van het voorarrest. De raadsman heeft daartoe gewezen op de oriëntatiepunten voor strafoplegging van de rechtbank, de beperkte rol van zijn cliënt binnen de criminele jeugdgroep en de jeugdige leeftijd van zijn cliënt.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het op 22 maart 2019 vervoeren van een handelshoeveelheid cocaïne en MDMA en hij heeft zich gedurende een periode van één maand schuldig gemaakt aan het dealen van harddrugs. De gebruikers konden de drugs eenvoudig via een WhatsAppje bestellen, waarna verdachte de drugs bij hen afleverde. Het is algemeen bekend dat harddrugs, eenmaal onder het bereik van gebruikers, een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Daarbij is van belang dat cocaïne en MDMA stoffen zijn die sterk verslavend werken. Verdachte heeft zich om deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
Daarnaast heeft verdachte zich in de nacht van 5 op 6 mei 2019 schuldig gemaakt aan het op meerdere momenten beledigen van drie verbalisanten in de rechtmatige uitoefening van hun bediening. Het uitschelden van politieambtenaren is voor hen niet alleen kwetsend en denigrerend, maar getuigt ook van onbeheerst gedrag en een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. De verdachte heeft het gezag van de politie ondermijnd en de ambtenaren in hun eer en goede naam aangetast.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 8 augustus 2019. Hieruit blijkt dat hij in het verleden meermalen is veroordeeld tot jeugddetentie wegens soortgelijke feiten. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies van 11 juli 2019, dat inhoudt dat de reclassering bij een veroordeling geen mogelijkheden ziet om met voorwaarden of toezicht het recidiverisico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen, omdat verdachte niet gemotiveerd lijkt tot het vormen van een pro-sociale leefstijl. De reclassering verwijst daarbij naar de uitgebreide (justitiële) hulpverleningsgeschiedenis en het criminele milieu waarin verdachte zich bevindt.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij – ondanks zijn (intellectuele) capaciteiten – kennelijk een leven in de criminaliteit met ‘snel geld’ verkiest boven een maatschappelijk gewenst bestaan met een baan waarin harder moet worden gewerkt voor minder geld. De op de telefoon van verdachte aangetroffen filmpjes spreken in dit verband boekdelen. Zijn mededeling aan de reclassering niet te willen werken omdat ‘kutbaantjes’ weinig verdienen idem dito. De verdachte heeft ter terechtzitting weliswaar aangegeven met zijn criminele levensstijl te willen breken, de onderhavige strafbare feiten en het niet geven van volledige openheid van zaken, ook niet ten aanzien van zijn eigen handelen bij die feiten ondersteunen dat echter in het geheel niet.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de toepasselijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt als vertrekpunt voor straftoemeting voor het dealen van harddrugs voor een periode van maximaal één maand een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden genoemd. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het feit dat sprake is van recidive. Voorts rekening houdend met de andere bewezenverklaarde feiten is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van het voorarrest. Dat is passend en geboden.
7.4
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft gevorderd dat het geldbedrag van € 150,- verbeurd wordt verklaard.
De raadsman heeft verzocht om het inbeslaggenomen geldbedrag aan verdachte te retourneren.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het inbeslaggenomen geldbedrag van € 150,- dat aan verdachte toebehoorde, wordt verbeurd verklaard en daarvoor vatbaar is, aangezien het geldbedrag grotendeels door middel van of uit de baten van het onder 2 bewezenverklaarde feit is verkregen.

8.De vordering tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling wordt toegewezen.
De raadsman heeft verzocht om de vordering af te wijzen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de tenlastegelegde feiten andere feiten betreffen dan waarvoor de voorwaardelijke straf is opgelegd, dat rekening moet worden gehouden met de jeugdige leeftijd van zijn cliënt en dat zijn cliënt bereid is om na zijn detentie hulp te aanvaarden.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. De rechtbank overweegt dat is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt. Gebleken is dat telkens op meerdere fronten is geprobeerd om verdachte op het rechte pad te krijgen, maar dit tot op heden nog nergens toe heeft geleid. Mede gelet op de aard en ernst van de door verdachte gepleegde feiten, ziet de rechtbank in dit stadium geen reden om de voorwaardelijk opgelegde straf niet ten uitvoer te leggen. De omstandigheid dat verdachte heeft aangegeven na zijn detentie hulp te willen aanvaarden, maakt dit niet anders. Het ligt geheel bij verdachte of hij al dan niet van deze hulp gaat profiteren.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 33, 33a en 57 Sr.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;

strafbaarheid feit

- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en 2 telkens:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Overijssel van 11 juni 2018, met parketnummer 08/770178-17 voorwaardelijk opgelegde
jeugddetentievoor de duur van
320 dagen;
beslag
-
verklaart verbeurdhet inbeslaggenomen geldbedrag te weten: € 150,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.P.K. van Rosmalen, voorzitter, mr. drs. H. Vegter en
mr. J. Mulder, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het
openbaar uitgesproken op 1 oktober 2019.
Mr. Mulder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met registratienummer PL0600-2019200418. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 2
1. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juli 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 101-154):
Op 22 maart 2019 werd een lid van de [naam 1] aangehouden, te weten [verdachte] . De mobiele telefoon van verdachte werd inbeslaggenomen. De inhoud van de Apple iPhone is op 25 maart 2019 onderzocht. Op de telefoon werden meerdere videobestanden aangetroffen waarop verdachte te zien is met grote hoeveelheden contant geld en verschillende coupures en grote hoeveelheden pillen en ponypacks, soortgelijk als die hij bij hem waren aangetroffen op voornoemde 22 maart 2019. (…) In meerdere filmpjes is verdachte te zien, in gezelschap van mannen die bekend zijn bij politie en justitie wegen drugshandel en reed hij in dure auto’s. Deze dure auto’s zijn te herleiden naar personen die meerdere antecedenten hebben op gebied van drugshandel. Een van die auto’s betrof een zwarte Mercedes Benz met het kenteken [kenteken 1] op naam gesteld van [naam 3] . Zij wordt ook verdacht van drugshandel.(…)
Op 15 mei 2019 heeft de afdeling digitale opsporing nog meer gegevens van bovengenoemde iPhone van [verdachte] veiliggesteld. Ik bekeek deze informatie en zag dat het twee WhatsApp-chatgesprekken betrof. Het eerste chatgesprek ging tussen ene [naam 2] en verdachte. [naam 2] voerde dit gesprek met telefoonnummer [telefoonnummer] . De bijbehorende schermafbeelding betreft een slogan: “ [slogan] ”. De chatgesprekken werden gevoerd tussen 23 februari 2019 tot en met 22 maart 2019. Op laatstgenoemde datum is verdachte aangehouden met harddrugs. In de chatgesprekken tussen deze [naam 2] en verdachte las ik dat [naam 2] verdachte langs een groot aantal adressen in Zwolle, Kampen, Hasselt, Genemuiden, IJsselmuiden, Dalfsen stuurt. Ik kwam uit op 174 adressen of locaties. [naam 2] stuurt verdachte aan om met de volgende dingen langs deze adressen te gaan: SOS, SNOEP, KIP, 3MC en hasj. Tevens wordt er gesproken over papier. Uit nader onderzoek is gebleken dat deze woorden codewoorden betreffen en dat ze het volgende betekenen SOS=Cocaïne, SNOEP=XTC pillen, Kip=cocaïne, 3MC= 3MMC, Papier = cash papiergeld/biljetten. (…)
Chatbericht van 24 februari 2019 om 00.47 uur:[naam 2] : [adres 1][naam 2] : 20 pillen willen hun
Verder is het duidelijk te lezen dat ze de politie willen vermijden. [naam 2] en [verdachte] wijzen elkaar regelmatig op de aanwezigheid van politie op locaties waar klanten staan te wachten.
Tevens is opvallend dat [naam 2] in een chatgesprek, op 26 februari 2019 aan [verdachte] vraagt in welke auto hij rijdt. [verdachte] antwoordt dat hij in een huurauto Fiat 500 rijdt. [naam 2] zegt dan dat [verdachte] een sukkel is omdat er GPS in die huurauto zit en dat [naam 2] zalf ook een keer op die manier is genaaid.
Het tweede chatgesprek gaat tussen verdachte en ene [naam 3] . Gezien de context heb ik het sterke vermoeden dat het betrof: [naam 3] . Zij wordt ook verdacht van drugshandel. In dit chatgesprek wordt [verdachte] naar voetbalclub Heino gestuurd met SANNIE, PIRKIES en 3M. Uit nader onderzoek is gebleken dat ze het volgende betekenen SANNIE = cocaïne, PIRKIES = XTC-pillen en 3M = MMC.
Het letterlijke appgesprek vindt plaats op 5 maart 2019 tussen 20.06 en 20.20 uur.
[naam 3] : App me als je in Heino bent
[verdachte] : Ja, voetbal club toch?
[naam 3] : Ja, helemaal doorrijden naar achter achetrste voetbaolveld, linker dugout.Als je ervoor staat heb je aan de linkerzijde een boom. Kan niet missen, Zoek daar achter.
[verdachte] : oke, ja gevonden.
[naam 3] : topper.
[verdachte] : Alleen Sannie toch. Geen papier.[naam 3] : klopt. En pirkies. En 3m. is goed.
[verdachte] : Jaa gewoon 1 zak.[naam 3] : Jaaa[verdachte] : Is goed
[naam 3] : Geef aan haar. Als ze terug is. (…)
Gebleken is dat [naam 3] op 23 mei 2019 is aangehouden in eerder genoemde Mercedes. Zij was in het bezit van € 23.000 en een handelshoeveelheid cocaine.
Gesprekken met klanten;Gaandeweg dit onderzoek heb ik met een tiental klanten gesproken. Deze klanten betroffen bewoners van een aantal adressen waar [verdachte] door [naam 2] heen werd gestuurd met Kip, snoep en/of 3M. Alle tien de klanten vertelden mij met enige regelmaat drugs te bestellen via het telefoonnummer [telefoonnummer] . Zij vertelden dat ze bestelden bij ene [naam 5] , die een drugslijn heeft met de slogan [slogan] .
2. Het proces-verbaal van aanhouding, d.d. 22 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 11-16);
Op 22 maart 2019 omstreeks 00:45 uur, hield ik [verdachte] als verdachte aan. Verdachte [verdachte] is mij ambtshalve bekend aangezien ik meerdere malen tijdens de uitvoering van de politietaak met verdachte te maken heb gehad.
Op 10 januari 2019 is verdachte [verdachte] kortstondig geobserveerd. Dit deed ik aangezien verdachte geprioriteerd is in het operationeel overleg en hij deel uitmaakt van een criminele jeugdgroep in Zwolle genaamd de “ [naam 1] ”. Er was bij de politie via verschillende wegen informatie binnengekomen dat verdachte zich bezig zou houden met de handel in verdovende middelen. Verdachte is hier ook al meerdere malen voor aangehouden. Bij deze observatie werd waargenomen dat verdachte meermaals in korte tijd door Zwolle reed in een personenauto en weer terug ging naar zijn woning. Er werd waargenomen dat hij enkele malen kort contact had met personen wie hij ontmoette op de openbare weg op verschillende locaties in de gemeente Zwolle. Ook werd waargenomen dat een persoon bij verdachte in de auto stapte en na ongeveer 1 minuut weer uitstapte en wegliep. Er is op dat moment geen directe overdracht waargenomen omdat het zicht veelal geblokkeerd werd of de handelingen plaatsvonden in de auto waar verdachte in zat. Op basis van de bevindingen was er wel het vermoedden dat verdachte zich bezig hield met de handel in verdovende middelen.
In de nacht van 20 op 21 maart 2019 zag ik verdachte [verdachte] meermaals rijden in Zwolle. Ik zag dat hij reed in een grijze Renault Megane met het kenteken [kenteken 2] . De auto viel op omdat een van zijn dimlichten defect was. Ik zag dat verdachte steeds op wisselende locaties rondom het centrum van Zwolle reed en zich via onlogische niet doorgaande wegen verplaatste.
Op 21 maart 2019 omstreeks 22:37 uur stond ik stil op de Molendwarsstraat in Zwolle. Ik zag dat verdachte mij passeerde in de voornoemde Renault Megane. Ik zag het defecte dimlicht inmiddels was gemaakt. De Molenweg ligt in de wijk Assendorp en is geen doorgaande weg en je moet hier bewust naar toe rijden. Ongeveer een half uur later zag ik verdachte wederom rijden, maar nu in een grijze Ford Mondeo met het kenteken
[kenteken 3] . Hij reed over de Schuttevaerkade richting de Pannekoekendijk. Na ongeveer 15 min zag ik hem weer rijden aan de andere kant van Zwolle op de Meppelerstraatweg.
Collega [verbalisant 4] zag verdachte na ongeveer 10 minuten rijden op de Middelweg en zag hem 180 graden draaien weer terug rijden in de richting van de Zwartewaterallee vanwaar hij net kwam aangereden. Ik stond op dat moment met mijn motor stil op de kruising Rijnlaan met Zwartewaterallee. Ik zag dat verdachte mij passeerde in de voornoemde Ford Mondeo. Ik zag dat hij terwijl hij mij passeerde een mobiele telefoon in zijn hand had. Ik zag de display van de mobiele telefoon duidelijk oplichten toen hij mij passeerde.
Aangezien verdachte een mobiele telefoon vasthield tijdens het rijden ben ik achter
hem aangereden en heb ik hem een stopteken gegeven. Ik sprak verdachte aan en vorderde inzage in zijn rijbewijs en gaf hem een aankondiging van beschikking ter zake van het vasthouden van een mobiele telefoon tijdens het rijden.
Ik zag dat verdachte erg zenuwachtig was toen hij zijn rijbewijs pakte. Ik zag dat hij trilde met zijn handen. Ik vroeg verdachte uit te stappen. Gezien alle bovenstaande bevindingen vermoedde ik dat verdachte in het bezit was van verdovende middelen. Ik zei tegen verdachte dat ik hem de afgelopen dagen al meermaals was tegen gekomen ik het vermoeden had dat hij aan het dealen is en er ook informatie bij de politie bekend was dat hij zich bezig zou houden met de handel in verdovende middelen.
Ik vorderde vervolgens de afgifte van verdovende middelen. Ik vertelde verdachte dat ik hem aan zijn kleding ging onderzoeken en als ik hierbij verdovende middelen zou aantreffen hij strafbaar zou zijn als hij mij deze nu niet zou overhandigen.
Ik hoorde verdachte nogmaals zeggen dat hij niks bij zich had. Ik fouilleerde verdachte en in zijn broekzak trof niets ter zake dienende aan. Ik zag dat verdachte om zijn nek een zwart Calvin Klein tasje droeg. Toen ik hierin wilde kijken, zag ik dat verdachte het tasje stevig vasthield en open ritste. Ik hoorde dat hij geagiteerd zei dat er niks in zat. Ik zag dat hij meerdere voorwerpen er uit haalde, onder andere een sleutelbos en pakje sigaretten. Aangezien ik zelf het tasje wilde controleren pakte ik het vast. Ik zag dat verdachte hierdoor een hand van het tasje los moest laten. Ik zag dat onder zijn hand in twee binnenvakjes van het tasje twee plastic zakjes gevuld met zo genoemde “ponypacks” zaten. Het is mij ambtshalve bekend dat hierin vaak verdovende middelen (cocaïne) verpakt worden. Vervolgens hield ik verdachte aan en nam de plastic zakjes in beslag. In de zakjes bleek na telling te zitten:
  • 17 x witte “ponypacks” met opschrift space pack, gevuld met witte brokjes/poeder.
  • 11 x groene pil.

Het aangetroffen briefgeld bleek te zijn (1x 50 euro, 3x 20 euro, 4x 10 euro) 150 euro.

3. Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 22 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 36-40):
Op 22 maart 2019 deden wij onderzoek aan een in het kader van de Opiumwet inbeslaggenomen partij. Wij hebben het volgende waargenomen:
Boterhamzakje met 17 wikkels:

5 wikkels Space Pack met penkrassen

Onbekende stof

9 wikkels Space Pack met “5”erop geschreven

SIN: AAMG3335NL
Gewicht (netto): 4,46 gram
Positief cocaïne

3 wikkel Space Pack met “4” erop geschreven.

SIN: AAMG3297NL
Gewicht (netto): 1,10 gram
Positief cocaïne
Boterhamzakje met 11 pillen (SIN: AAMQ6816NL)
Goednummer: 1950140
Positief MDMA (XTC)
4. Een deskundigenrapport NFIdent van 25 juli 2019 (ongenummerd), inhoudende zakelijk weergegeven:
SIN: AAMG3335NL
poeder en brokjes, wit, uit 4,46 gram.
Conclusie: bevat cocaïne
5. Een deskundigenrapport NFIdent van 25 juli 2019 (ongenummerd), inhoudende zakelijk weergegeven:
SIN: AAMG3297NL
poeder en brokjes, wit, uit 1,10 gram
Conclusie: bevat cocaïne
6. Een deskundigenrapport NFIdent van 25 juli 2019 (ongenummerd), inhoudende zakelijk weergegeven:
SIN: AAMQ6816NL pillen, groen, uit 5,77 gram
Conclusie: bevat MDMA
Ten aanzien van feit 3
1. Het proces-verbaal van aanhouding van 6 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 178-179):
Op 6 mei 2019 omstreeks 03:15 uur, hielden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , op de [adres 2] in Zwolle als verdachte aan: [verdachte] .
Ik, [verbalisant 1] , kreeg omstreeks 03:00 uur door dat er een vechtpartij gaande was op de Grote Markt in Zwolle. Ter plaatse herkende ik [verdachte] als één van de verdachten. Ik sprak met hem. Wij hoorden hem zeggen dat er niks aan de hand was en dat hij gewoon naar huis wilde. Wij zagen dat de verdachte met bloed doorlopen ogen had en hij rook naar alcohol. Wij zagen dat hij onvast ter been was. Ik, [verbalisant 1] , heb aangegeven dat verdachte naar huis kon mits hij zich rustig gedroeg. Enkele meters verder, ter hoogte van [cafe] , zagen wij dat de verdachte in discussie ging met een persoon. Wij hoorden dat hij hierbij hard schreeuwde en zagen dat de verdachte fysiek tegengehouden werd door personen die bij hem stonden. Wij zagen dat er veel publiek omheen ging staan en dat het aandacht trok van diverse personen. In de binnenstad van Zwolle bevond zich in verband met het Bevrijdingsfestival veel uitgaanspubliek.
Ik, [verbalisant 1] , deelde de verdachte vervolgens mede dat hij is aangehouden voor door uitdagend gedrag aanleiding geven tot ongeregeldheden, strafbaar gesteld in artikel 2:1, lid 1 Algemene Plaatselijke verordening ven Zwolle. Wij hebben de verdachte daarop vastgepakt en verplaatst richting ons dienstvoertuig. Wij merkten dat de verdachte hard ging schreeuwen en aangaf dat hij niks gedaan had. Wij hoorden de verdachte zeggen: “Ik heb niks gedaan, kankerlijers”. Ik, [verbalisant 1] , zag dat de verdachte mij op het moment dat hij het woord “Kankerlijers” zei recht in de ogen aankeek. Op dat moment stond divers uitgaanspubliek om ons dienstvoertuig heen. Ik, [verbalisant 1] , voelde mij door deze uitlating in goede naam en eer aangetast. Ik, [verbalisant 2] , voelde mij door deze uitlating tevens in goede naam en eer aangetast.
2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 mei 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pag. 182-183:
Op 6 mei 2019 zag ik, verbalisant [verbalisant 3] , dat collega [verbalisant 1] en collega [verbalisant 2] een
aanhouding hadden ter zake verstoren openbare orde en belediging. Ik zag dat de verdachte deels op de achterbank van het dienstvoertuig zat. Ik zag en hoorde dat hij zijn benen niet in het dienstvoertuig wilde plaatsen. Ik zag en hoorde dat de collega van de Koninklijke Marechaussee dit meerdere malen aan hem vroeg. Uiteindelijk zei ik tegen de verdachte: “ [verdachte] , laatste kans om zelf de benen naar binnen te doen anders help ik je daarbij.” Ik zag en hoorde dat hij hier niet aan ging mee werken. Hierop liep ik naar de andere zijde van het dienstvoertuig en kroop het dienstvoertuig in. Ik zag dat de verdachte ondertussen al lag maar dat zijn benen nog uit het dienstvoertuig staken. Ik pakte hem hij zijn oksels en trok hem verder het voertuig in. Hierna tilde ik zijn bovenlichaam op om hem rechtop in het dienstvoertuig te plaatsen.
Ik hoorde dat hij mij meerdere malen beledigde door tegen mij te zeggen:
  • “Je vuile kanker moeder.”
  • “Ik neuk je kanker moeder.”
  • “Kanker politie.”
Op het bureau wilde de verdachte niet uit zichzelf lopen, door hem hij zijn arm te
pakken en te drukken in zijn rug kregen we hem bij de insluitingsruimte. Hier aangekomen wilde de verdachte niet meewerken aan de insluitingsfouillering.
Uiteindelijk vervoerden wij de verdachte naar zijn cel. Toen de celdeur gesloten was begon de verdachte hard tegen de celdeur te slaan. Ik hoorde wederom beledigingen. Ik hoorde dat hij zei: “Die vieze kanker flikker met zijn kale kop.”

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019200418. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.