Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
verblijvende te [adres] .
Rechtbank Overijssel
Op 30 september 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie had een vordering ingediend om het bedrag van € 12.490.000,00 vast te stellen als wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde, die eerder was veroordeeld voor valsheid in geschrift. De vordering is behandeld op openbare terechtzittingen op 25 juni 2018, 18 februari 2019 en 16 september 2019. Tijdens de laatste zitting heeft de officier van justitie zijn vordering gehandhaafd, terwijl de raadsvrouw van de veroordeelde pleitte voor vrijspraak van de feiten waarop de ontnemingsvordering was gebaseerd.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De veroordeelde, die als enig bestuurder van [bedrijf 1] BV fungeerde, had een valselijke brief opgesteld om te doen voorkomen dat [bedrijf 2] Inc een aanzienlijke som geld had gestort op de rekening van [bedrijf 1]. De rechtbank concludeerde dat er aanwijzingen waren dat de veroordeelde mogelijk wederrechtelijk voordeel had verkregen uit het bewezen verklaarde feit, maar dat het dossier en de verhandelingen tijdens de zittingen onvoldoende bewijs boden om dit vast te stellen.
Daarom heeft de rechtbank de ontnemingsvordering afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat de veroordeelde daadwerkelijk voordeel had verkregen uit de strafbare feiten. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum als de uitspraak.