ECLI:NL:RBOVE:2019:3424

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
27 september 2019
Zaaknummer
08/953014-18 en 96/195342-18 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en vernieling van politievoertuigen tijdens achtervolging

Op 26 december 2018 heeft een 27-jarige man uit Geesteren geprobeerd om twee motoragenten van het leven te beroven tijdens een achtervolging die begon bij een alcoholcontrole in Borne. De verdachte, die op de vlucht sloeg, ramde meerdere keren met zijn auto, een Opel Astra, de motoren van de agenten. De agenten zagen zich genoodzaakt om hun dienstwapens te gebruiken om de verdachte tot stoppen te dwingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk en wederrechtelijk een politiemotor heeft beschadigd en heeft geprobeerd een motoragent van het leven te beroven. De verdachte is eerder veroordeeld en liep nog in een proeftijd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes jaar. Daarnaast moet hij schadevergoedingen betalen aan de benadeelde agenten van in totaal ruim 3.300 euro. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de risico's van zijn handelen en dat zijn gedrag de verkeersveiligheid ernstig in gevaar heeft gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/953014-18 en 96/195342-18 (tul) (P)
Datum vonnis: 27 september 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
nu verblijvende in de P.I. Almelo, HvB “De Karelskamp” in Almelo

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 april 2019, 15 juli 2019 en 13 september 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L. Guest en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. M.J.H. Mühlstaff, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een politiemotor heeft beschadigd;
feit 2:heeft geprobeerd een motoragent van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door rijdend in een personenauto op de weg – terwijl die motoragent hem rijdend op een motor met optische signalen aan achtervolgde – een noodstop te maken, waardoor die motoragent achterop de auto is gereden. Subsidiair is dit tenlastegelegd als het veroorzaken van gevaar op de weg.
feit 3:meerdere keren de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat bij dat ongeval schade was toegebracht;
feit 4:een politiemotor heeft vernield;
feit 5:heeft geprobeerd – al dan niet met voorbedachten rade – een motoragent van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door zich te onttrekken aan een (st)aan(de)houding en op de vlucht te slaan met de door hem bestuurde personenauto en op enig moment die auto te stoppen en achteruit te rijden in de richting van die motoragent.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1)
hij op of omstreeks 26 december 2018 te Zenderen, gemeente Borne, althans in
Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
een (politie)motor, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander, te weten aan de Nationale Politie (eenheid Oost Nederland) toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
(incident 1)
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 26 december 2018, te Zenderen,
in de gemeente Borne, in ieder geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1]
(hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland) van het leven te
beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
hebbende hij, verdachte,
- zich onttrokken aan zijn aanhouding en/of is hij (vervolgens) gevlucht, met
een door hem bestuurde auto (merk Opel Astra)
- ( vervolgens) (op enig moment), terwijl die [slachtoffer 1] op een door hem
bestuurde motorfiets met optische signalen aan, hem was genaderd tot op
ongeveer 50 meter, zonder noodzaak en/of onverhoeds en/of onverwachts een
noodstop heeft gemaakt, althans zeer krachtig heeft geremd, waardoor die
[slachtoffer 1] met de door hem bestuurde motorfiets op de achterkant van die door
hem, verdachte, bestuurde auto is gereden,
terwijl de uitvoering van dat/deze voorgenomen misdrijf(ven) niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 26 december 2018 te Zenderen, gemeente Borne, althans in
Nederland, als bestuurder van een voertuig (Opel Astra), daarmee rijdende op
de weg, de N 744, met een door hem bestuurde auto (merk Opel Astra), terwijl
die [slachtoffer 1] op een door hem bestuurde motorfiets met optische signalen aan,
hem was genaderd tot op ongeveer 50 meter, zonder noodzaak en/of onverhoeds
en/of onverwachts een noodstop heeft gemaakt, althans zeer krachtig heeft
geremd, waardoor die [slachtoffer 1] met de door hem bestuurde motorfiets op de
achterkant van die door hem, verdachte, bestuurde auto is gereden, door welke
gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon
worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd; (incident 2)
3.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken
was geweest bij een verkeersongeval
dat had plaatsgevonden in Zenderen, gemeente Borne en/of te Almelo op/aan N
744 en/of de Gravendijk,
op een of meer tijdstippen op of omstreeks 26 december 2018 (telkens) de
(voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat
ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, schade was
toegebracht;
(incident 1 en 4)
4.
hij op een of meerdere tijdstippen op of omstreeks 26 december 2018, in de
gemeente Almelo, in ieder geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en
wederrechtelijk een (politie)motor, in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander, te weten aan de Nationale Politie (eenheid Oost-Nederland)
toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
(incident 4)
5.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 26 december 2018, in de
gemeente Almelo, in ieder geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, (al dan niet)
met voorbedachte rade, opzettelijk [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie
eenheid Oost-Nederland) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, hebbende hij, verdachte,
- zich onttrokken aan een (st)aanhouding en/of (vervolgens) (weer) gevlucht,
- ( vervolgens) (op enig moment) de door hem verdachte, bestuurde
(personen)auto (Merk Opel, Astra) gestopt,
- ( vervolgens) voornoemde voertuig in zijn achteruit gezet en/of
- met voornoemd voertuig (achteruit)gereden en vervolgens (doelbewust) het
stuur van voornoemde (personen) auto omgegooid teneinde in de richting van
die [slachtoffer 2] (achteruit) te rijden, zonder (voldoende) zijn snelheid te
minderen/ te remmen en/of op zodanig wijze met dat voertuig
(achteruit)gereden/gemanoeuvreerd in de richting van die [slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat/deze voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 26 december 2018, in de gemeente Almelo,
[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door met een door hem verdachte, bestuurde
(personen)auto (Merk Opel, Astra) achteruit is gereden en vervolgens
(doelbewust) het stuur van voornoemde auto heeft omgegooid en in de richting
van die [slachtoffer 2] is gereden, zonder (voldoende) zijn snelheid te minderen/te
remmen. (incident 5)

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
3.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
3.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging. Allereerst vanwege het feit dat de aangevers werkzaam zijn als politieambtenaren bij de politie Oost-Nederland, regio Twente, het onderzoek naar de strafbare feiten is gedaan onder leiding van de teamleider van diezelfde politie-eenheid en de vervolging is ingesteld door de officier van justitie in het arrondissementsparket Oost-Nederland voor de rechtbank Overijssel, locatie Almelo. Volgens de verdediging is in dit geval sprake van “de spreekwoordelijke slager die zijn eigen vlees onderzoekt en keurt”. Daarnaast dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging vanwege schending van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Het Openbaar Ministerie heeft maandenlang elk onderzoek kunnen doen en de verdediging niet. Onderzoekswensen werden afgewezen en gelden voor nader onderzoek zijn niet toegewezen.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen. Allereerst omdat het verdachte is geweest die de aanrijdingen heeft veroorzaakt en niet de slachtoffers, zodat de vergelijking met de spreekwoordelijke slager die zijn eigen vlees onderzoekt en keurt niet opgaat. Dat is pas het geval indien de politieambtenaren verdachte zouden zijn. Met betrekking tot de schending van artikel 6 EVRM stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat het Openbaar Ministerie geen aandeel heeft gehad in het afwijzen van de onderzoekswensen van de raadsman. Die zijn afgewezen door de rechtbank. Aan de verzoeken die door de raadsman rechtstreeks aan de officier van justitie zijn gericht, is voldaan, hetgeen eveneens geen reden is voor de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging, afgezien van de in de wet geregelde gevallen, slechts in uitzonderlijke situaties in aanmerking komt. Als het gaat om een vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) – een onherstelbaar vormverzuim dat is begaan in het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit – is voor dat rechtsgevolg alleen plaats ingeval het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een goede procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan.
Bij een inbreuk op de verdedigingsrechten van de verdachte die niet onder het bereik van artikel 359a Sv valt, komt de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging niet in aanmerking, behoudens in het uitzonderlijke geval dat die inbreuk van dien aard is en zodanig ernstig dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM. Daarbij verdient opmerking dat het in de eerste plaats moet gaan om een inbreuk die onherstelbaar is en die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is gecompenseerd. Bovendien moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen - in de bewoordingen van het EHRM - dat "the proceedings
as a wholewere not fair".
Uit een en ander volgt dat de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging slechts in uitzonderlijke gevallen in beeld kan komen.
De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak geen sprake is van een dergelijk uitzonderlijk geval en verwerpt het verweer van de verdediging. Het door de verdediging aan dit verweer ten grondslag gelegde kan niet leiden tot het oordeel dat de met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een goede procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Eveneens kan het door de verdediging aan dit verweer ten grondslag gelegde niet leiden tot het oordeel dat een ernstige inbreuk is gemaakt op de verdedigingsrechten die van dien aard is en zodanig ernstig dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat verdachte op
26 december 2018 de bestuurder is geweest van de Opel Astra met het kenteken [kenteken] , die tijdens zijn vlucht voor de politie een aantal aanrijdingen heeft veroorzaakt. De officier van justitie heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2 primair (poging tot doodslag), 3, 4 en 5 primair (poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade) wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte op 26 december 2018 de bestuurder is geweest van de Opel Astra met het kenteken [kenteken] . Daarbij wordt ten overvloede opgemerkt dat de motorfietsen zijn aangereden, maar dat de bestuurder geen poging heeft gedaan om een motorrijder van de weg te rijden. Verdachte moet dan ook integraal van de tenlastegelegde feiten worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Op woensdag 26 december 2018 vanaf 19.00 uur werd er door het verkeershandhavingsteam van de politie Oost Nederland een alcoholcontrole gehouden op de Rondweg in Borne. Hierbij werden alle bestuurders gecontroleerd op de openbare weg, een goed verlichte plek. Omstreeks 19.55 uur reed de bestuurder van een grijze personenauto – merk Opel, type Astra en voorzien van het kenteken [kenteken] – komende vanaf Zenderen, in de richting van de controleplaats in Borne. Op enige afstand van de controleplaats keerde de bestuurder de auto en reed hij terug richting Zenderen om aan de controle te ontkomen. Dit werd opgemerkt op de controleplaats en een motoragent, [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), zette de achtervolging in. Hij reed op een opvallende politiemotor. In Zenderen kon de bestuurder worden achterhaald door [slachtoffer 2] . De bestuurder van de auto reed het terrein van een tankstation op. Daar sprak [slachtoffer 2] de bestuurder aan en sommeerde hem om hem te volgen naar de controleplaats. De bestuurder leek hier gevolg aan te geven en reed achter [slachtoffer 2] aan richting Borne. Op een rotonde vervolgde [slachtoffer 2] , rechtdoor rijdend, zijn weg richting Borne. De bestuurder van de auto reed de rotonde echter geheel rond en reed terug Zenderen in. [slachtoffer 2] keerde en reed direct achter de bestuurder aan. Hierbij maakte hij gebruik van de optische signalen op de motor. De bestuurder reed via de Hoofdstraat Zenderen binnen en sloeg rechtsaf een doodlopende straat in. Daar kon hij [slachtoffer 2] ontlopen. Hij reed vervolgens terug naar de Hoofdstraat. Via deze weg reed hij vervolgens rechtsaf de Albergerweg op in de richting van Albergen. Na ongeveer 100 meter moest hij stoppen voor een voorganger die stilstond om af te slaan. Hierop plaatste [slachtoffer 2] zijn motor schuin voor de auto. Een tweede motoragent, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) stopte naast de auto. De bestuurder had het portierraam geopend. [slachtoffer 1] probeerde de contactsleutel te pakken en uit het contact te krijgen. De bestuurder weerde dit af en sloeg op de arm van [slachtoffer 1] . Direct hierna reed de bestuurder met hoog toerental en gierende banden weg. Hierbij ramde hij de politiemotor van [slachtoffer 2] die nog voor de auto stond. [slachtoffer 2] kon wegspringen, waardoor hij voorkwam dat hij geraakt werd. De motor kwam door de klap ten val. Om de bestuurder te doen stoppen, schoot hij éénmaal met zijn dienstwapen op de auto. (INCIDENT 1)
De bestuurder reed met verhoogde snelheid richting Albergen. [slachtoffer 1] zette de achtervolging in en reed op gepaste afstand achter hem met gebruikmaking van de optische signalen op zijn motor. De bestuurder van de auto remde na ongeveer 100 tot 150 meter, zonder enige aanleiding, plotseling zeer hard af. Hierdoor reed [slachtoffer 1] tegen de achterzijde van de auto. Direct hierna reed de bestuurder met verhoogde snelheid verder. (INCIDENT 2)
[slachtoffer 1] volgde hem opnieuw. De bestuurder reed vervolgens linksaf de Kanaal Noordzijde op, gelegen langs het kanaal Almelo-Nordhorn in Albergen, gemeente Tubbergen. Hij reed richting Almelo. [slachtoffer 1] volgde hem. [slachtoffer 2] volgde op grotere afstand over de Kanaal Zuidzijde.
De bestuurder van de auto reed op de kruising met de Gravendijk rechtdoor langs het kanaal. Deze weg maakt een bocht naar links. [slachtoffer 1] verloor de auto hier uit het zicht en stopte. De optische verlichting op zijn motor bleef in werking. De bestuurder van de auto keerde de auto en reed richting de politiemotor. Op een gegeven moment verhoogde hij zijn snelheid en stuurde in de richting van de motor. [slachtoffer 1] kon de motor niet keren en plaatste de motor daarop op de standaard. Hij stapte af en liep enkele meters bij de motor vandaan. De bestuurder leek de motor aan te gaan rijden, maar stuurde er op het laatste moment langs. (INCIDENT 3)
De bestuurder reed rechtsaf de Gravendijk op. Vervolgens reed hij de Gravenallee in de gemeente Almelo op. [slachtoffer 1] reed op gepaste afstand achter de auto aan. [slachtoffer 2] kon even later aansluiten. Na ongeveer 500 meter stopte de auto. [slachtoffer 1] stopte ongeveer 100
meter achter de auto. Hij plaatste de motor op de standaard en stapte af. Op dat moment waren de optische signalen in werking. [slachtoffer 1] liep enkele meters bij de motor vandaan in
afwachting van wat de bestuurder zou gaan doen. Op datzelfde moment reed de bestuurder met hoge snelheid achterwaarts en reed tegen de motor van [slachtoffer 1] aan. De motor raakte hierbij zwaar beschadigd. Om de auto te doen stoppen schoot [slachtoffer 1] tweemaal met zijn dienstwapen op de auto. (INCIDENT 4)
De bestuurder reed hierna met hoge snelheid verder richting Almelo. [slachtoffer 2] volgde de auto vervolgens op gepaste afstand met gebruikmaking van de optische signalen op de motor. De bestuurder reed na ongeveer 2 kilometer rechtsaf een onverharde weg in. De bestuurder stopte na ongeveer 150 meter. [slachtoffer 2] stopte ongeveer 75 meter achter hem. Omdat de achteruitrijlichten van de auto oplichtten, reed [slachtoffer 2] van de weg af. Het voorwiel van de motor zakte weg in de zachte berm waardoor hij dwars op de weg kwam te staan. De bestuurder reed met hoge snelheid achteruit en stuurde in de richting van
[slachtoffer 2] . Die zat op dat moment nog op de motor. De motor werd door de bestuurder
aangereden en raakte zwaar beschadigd. [slachtoffer 2] raakte licht gewond door de klap. De bestuurder van de auto reed achterwaarts tegen een boom en reed hierop terug naar de Gravenallee. [slachtoffer 2] schoot éénmaal met zijn dienstwapen op de auto om deze te doen stoppen. (INCIDENT 5)
De bestuurder reed hierna rechtsaf de Gravenallee op richting Almelo. Na ongeveer 200 meter heeft hij de auto achtergelaten.
De bestuurder van de grijze Opel Astra met het kenteken [kenteken]
Verdachte heeft verklaard dat hij 26 december 2018 aan het einde van de middag zijn dochter had teruggebracht naar zijn ex-vriendin en dat hij emotioneel was. Hij realiseerde zich namelijk dat hij zijn dochter lange tijd moet missen door een eerdere veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren in Duitsland. Tussen 20.00 uur en 23.00 uur liep verdachte in Almelo rond om zijn hoofd leeg te maken, waarna zijn broer hem bij de ijsbaan in Almelo heeft opgehaald en naar verdachtes huis in [woonplaats] heeft gebracht. Verdachte heeft ontkend dat hij op 26 december 2018 in de grijze Opel Astra met het kenteken [kenteken] heeft gereden nadat hij zijn dochter naar zijn ex-vriendin had gebracht. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte op 26 december 2018 de bestuurder van voornoemde Opel was, die – om aan een alcoholcontrole te ontkomen – een aantal aanrijdingen heeft veroorzaakt. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De grijze Open Astra met kenteken [kenteken] was van [naam 1] , een collega van verdachte, die hem op een gegeven moment via WhatsApp aan verdachte te koop heeft aangeboden. Verdachte heeft direct op dat aanbod gereageerd en heeft de auto voor € 400,-- gekocht. Het kenteken werd op naam van [naam 2] gezet, ten tijde van de incidenten een kameraad van verdachte, maar de verzekering werd betaald door verdachte.
[naam 2] is op tweede kerstdag in het begin van de middag naar zijn ouders gereden met zijn BMW. Hij heeft gezien dat zijn grijze Opel Astra op dat moment nog op de parkeerplaats aan de Sluitersveldsingel in Almelo stond waar hij hem de dag ervoor omstreeks 7.15 uur had geparkeerd. Toen hij omstreeks 19.45 uur bij de woning van zijn vriendin, [naam 3] , aan de [adres] aan kwam, zag hij dat zijn Opel Astra niet meer op de plek stond waar hij hem die dag ervoor geparkeerd had. In de woning zag hij dat de enige autosleutels van de Opel niet meer aan het haakje in de gang hingen, waar hij ze de dag ervoor had opgehangen. Verdachte is, naast [naam 2] en [naam 3] , de enige die zich met een sleutel de toegang tot de woning van [naam 3] kan verschaffen en die ook wist waar de autosleutel van de Opel Astra in die woning aan een haakje hing.
Daarnaast heeft verdachtes ex-vriendin en tevens buurvrouw van [naam 3] , getuige [getuige 1] , gezien dat verdachte op 26 december 2018 ongeveer een uur nadat hij hun dochter omstreeks 16.45 uur bij haar heeft gebracht, in de grijze Opel Astra bij haar woning is weggereden. Dat is volgens haar de auto waar verdachte altijd in rijdt.
[naam 2] heeft tevens verklaard dat hij de volgende dag, 27 december 2018, bij verdachte in [woonplaats] was en dat verdachte toen heeft verteld dat hij, verdachte, de dag ervoor tijdens een verkeerscontrole is weggereden en dat er een achtervolging heeft plaatsgevonden. Hij had daarbij meerdere politieagenten op motoren aangereden. Daarna had hij de auto bij de Gravenallee in Almelo achtergelaten en was hij weggerend. Zijn broer heeft hem daarna opgehaald.
Daar komt nog bij dat uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoonnummers, die in gebruik zijn bij verdachte, naar voren komt dat een van deze telefoons rond het tijdstip dat de motoragenten zagen dat de grijze Opel Astra keerde om aan de alcoholcontrole te ontkomen een zendmast aanstraalde, die aan de [straat 1] in Zenderen staat.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet een scenario heeft gepresenteerd dat enige basis kan bieden voor een alternatieve uitleg van de hem belastende onderzoeksresultaten, te minder nu verdachtes verklaring dat [naam 2] hem naar zijn broer [broer verdachte] heeft gebracht en zijn broer hem later heeft teruggebracht niet wordt bevestigd door de betreffende personen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte op 26 december 2018 de bestuurder van de grijze Opel Astra was, die heeft getracht te ontkomen aan een alcoholcontrole. Daar doet niet aan af, zoals door de raadsman is bepleit, het feit dat [slachtoffer 2] onder meer als signalement van de bestuurder doorgeeft dat deze een lippiercing heeft, terwijl daar bij verdachte geen sprake van is. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat een getuige zich in een hectische situatie – zelfs een getraind politieambtenaar – niet alle kenmerken van het uiterlijk van een verdachte tot in detail kan herinneren.
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het een feit van algemene bekendheid is dat bij een aanrijding tussen een auto en een motor, waarbij sprake is van enige snelheid en een val van de motor schade wordt veroorzaakt aan de motor. Onder de hiervoor opgenomen feiten en omstandigheden met betrekking tot incident 1 is de rechtbank dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte door met de door hem bestuurde auto een politiemotor aan te rijden, de politiemotor heeft beschadigd.
Feit 2
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat – gelet op de hiervoor opgenomen feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen – verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] door zijn handelingen zou kunnen komen te overlijden. De rechtbank is van oordeel dat feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Feit 3 en feit 4
Evenals de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat – gelet op de hiervoor opgenomen feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen – de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
Feit 5
Voor bewezen verklaring van het feit dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte met zijn concrete handelingen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 2] . Om deze vraag te beantwoorden moet de rechtbank enerzijds vaststellen of er een aanmerkelijke kans was dat [slachtoffer 2] zou sterven of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen door de concrete handelingen van verdachte en anderzijds vaststellen of verdachte deze kans op de koop toe heeft genomen.
De aanmerkelijke kans
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregelen aanmerkelijk is te achten.
Uit het strafdossier en de behandeling ter terechtzitting is naar voren gekomen dat – zoals hiervoor ook onder de redengevende feiten en omstandigheden is opgenomen – nadat verdachte zich andermaal had onttrokken aan een (st)aan(de)houding, hij wederom voor [slachtoffer 2] op de vlucht is geslagen. Die is verdachte gevolgd op zijn politiemotor met gebruikmaking van de optische signalen op de motor. Nadat verdachte een onverharde weg was ingeslagen en was gestopt, stopte [slachtoffer 2] op ongeveer 75 meter achter hem. Omdat de achteruitrijlichten van de auto oplichtten, reed [slachtoffer 2] van de weg af waarbij het voorwiel van zijn motor wegzakte in de zachte berm en hij dwars op de weg kwam te staan. Verdachte reed met hoge snelheid achteruit en stuurde in de richting van [slachtoffer 2] , die op dat moment nog op de motor zat. Er volgde wederom een aanrijding.
Naar het oordeel van de rechtbank bestond er door handelingen van verdachte, mede gezien de plaats waar hij deze heeft verricht: op een onverlichte weg in een zachte berm met aan weerszijden van de weg een bomenrij, een naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten kans dat [slachtoffer 2] door de aanrijding met de door verdachte bestuurde auto dusdanig ten val zou kunnen komen of dusdanig door de auto geraakt zou kunnen worden dat hij daarbij om het leven zou komen. De rechtbank merkt daarbij op dat het een feit van algemene bekendheid is dat een motorrijder een kwetsbare verkeersdeelnemer is.
Bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte – evenals ieder weldenkend mens – zich bewust was van de aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 2] gegeven de omstandigheden waaronder de aanrijding heeft plaatsgevonden.
De aanvaarding van de aanmerkelijke kans
Naar het oordeel van de rechtbank dienen de gedragingen van verdachte – zoals ze hiervoor uiteen zijn gezet onder de redengevende feiten en omstandigheden – naar hun uiterlijke verschijningsvorm te worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de kans daarop bewust heeft aanvaard. Verdachte wilde kennelijk koste wat kost uit handen van de politie blijven, waarbij hij het risico op dodelijk letsel bewust op de koop toe heeft genomen. Tekenend daarbij is dat de motoragenten telkens na een (bijna) aanrijding hebben gemeend hun dienstwapen te moeten trekken en op de auto van verdachte te moeten schieten teneinde hem tot stoppen te dwingen, hetgeen verdachte er geenszins van heeft weerhouden verder te rijden.
De rechtbank acht derhalve het voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 2] – en daarmee poging tot doodslag – wettig en overtuigend bewezen.
De voorbedachten rade
Tot slot ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte heeft gehandeld met voorbedachten rade. Daarvoor moet komen vast te staan dat verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte anders dan enkel in een plotselinge, zij het zich herhalende, gemoedsopwelling heeft gehandeld. Dat de achtervolging door de politieagenten enige tijd in beslag heeft genomen, maakt nog niet dat daarmee is komen vast te staan dat verdachte zich tijdens deze achtervolging op enig moment concreet heeft kunnen beraden over het doden van de politieagenten. Gelet daarop kan niet tot een bewezenverklaring van de voorbedachten rade worden gekomen en zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.
De conclusie
Op grond van al hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 26 december 2018 te Zenderen, gemeente Borne, opzettelijk en wederrechtelijk
een politiemotor, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Nationale Politie (eenheid Oost Nederland) toebehoorde heeft beschadigd;
(incident 1)
2.
hij op 26 december 2018, te Zenderen, in de gemeente Borne, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] (hoofdagent van politie eenheid Oost-Nederland) van het leven te beroven, hebbende hij, verdachte,
- zich onttrokken aan zijn aanhouding en is hij vervolgens gevlucht met een door hem bestuurde auto (merk Opel, type Astra),
- vervolgens op enig moment, terwijl die [slachtoffer 1] op een door hem bestuurde motorfiets met optische signalen aan, hem was genaderd tot op ongeveer 50 meter, zonder noodzaak en onverhoeds en onverwachts een noodstop heeft gemaakt, waardoor die
[slachtoffer 1] met de door hem bestuurde motorfiets op de achterkant van die door hem, verdachte, bestuurde auto is gereden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 2)
3.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Zenderen, gemeente Borne en te Almelo op tijdstippen op 26 december 2018 telkens de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist schade was toegebracht;
(incident 1 en 4)
4.
hij op 26 december 2018, in de gemeente Almelo, opzettelijk en wederrechtelijk een politiemotor, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan de Nationale Politie (eenheid Oost-Nederland) toebehoorde, heeft vernield;
(incident 4)
5.
hij op 26 december 2018, in de gemeente Almelo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] (hoofdagent van politie
eenheid Oost-Nederland) van het leven te beroven, hebbende hij, verdachte,
- zich onttrokken aan een (st)aan(de)houding en vervolgens weer gevlucht,
- vervolgens op enig moment de door hem verdachte, bestuurde auto (merk Opel, type Astra) gestopt,
- vervolgens voornoemd voertuig in zijn achteruit gezet en
- met voornoemd voertuig achteruit gereden en vervolgens doelbewust het stuur van voornoemde auto omgegooid teneinde in de richting van die [slachtoffer 2] achteruit te rijden zonder te remmen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 45 juncto 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en in artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 2 primair en feit 5 primair
telkens het misdrijf: poging tot doodslag
feit 3
het misdrijf: overtreding van artikel 7 lid van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd
feit 4
het misdrijf: enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes jaren voor de feiten 2 en 5.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd gelet op de bepleite vrijspraak.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte is met zijn auto op de vlucht geslagen om aan een alcoholcontrole te ontkomen. Dit heeft geleid tot een achtervolging, waarbij twee motoragenten van de politie betrokken waren. Onderweg heeft verdachte tot viermaal toe een aanrijding met de motoragenten veroorzaakt. Teneinde verdachte tot stoppen te dwingen hebben de motoragenten tot driemaal toe met hun dienstwapen op de auto geschoten. Uiteindelijk heeft verdachte na de laatste aanrijding zijn auto verlaten en is hij lopend op de vlucht geslagen.
Door zijn handelen heeft verdachte het leven van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ernstig in gevaar gebracht. Zij zijn als motorrijders immers kwetsbare verkeersdeelnemers. Daarnaast heeft verdachte de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Hij heeft koste wat het kost aan aanhouding willen ontkomen en heeft dit zwaarder laten wegen dan de veiligheid van de hem achtervolgende politieagenten en de verkeersveiligheid in het algemeen. Het is slechts een gelukkig toeval dat de gevolgen voor de motoragenten niet veel ernstiger zijn en dat er geen andere personen bij betrokken zijn geraakt. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gedragingen nog lang last kunnen hebben van gevoelens van onveiligheid
.Dat is in het onderhavige geval ook wel gebleken uit hetgeen een van de motoragenten op indrukwekkende wijze ter zitting naar voren heeft gebracht tijdens het uitoefenen van zijn spreekrecht. Naast de gevolgen voor de slachtoffers heeft dit soort delicten, die het werk van de politie bemoeilijken ook invloed op de maatschappij, zoals blijkt uit de beroering die regelmatig ontstaat bij geweld tegen politie en hulpverleners.
Voor de bepaling van de op te leggen straf en de hoogte daarvan heeft de rechtbank allereerst aansluiting gezocht bij de strafoplegging in vergelijkbare zaken. Een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren wordt in vergelijkbare zaken voor een enkele aanrijding van een verbalisant op een dienstmotor vaker opgelegd.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank ook rekening met het strafblad van verdachte. Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie is verdachte eerder veroordeeld wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 van welke veroordeling hij tevens nog in een proeftijd liep, maar is hij niet eerder wegens feiten van soortgelijke zwaarte met justitie in aanraking geweest.
Voorts heeft de rechtbank zich rekenschap gegeven van hetgeen over verdachte is opgenomen in de op 9 augustus 2019 en 4 september 2019 opgemaakte adviezen van de reclassering. Uit die adviezen komt naar voren dat verdachte te kampen heeft met een vermijdende, dwangmatige, antisociale en paranoïde persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is bij verdachte sprake van een posttraumatische stressstoornis en een stoornis in het gebruik van cocaïne. Verdachte is impulsief en beïnvloedbaar. Verdachte beschikt niet over een zinvolle dagbesteding. Hij heeft geen eigen woonruimte en daarnaast heeft hij schulden. Verdachte heeft een dochtertje van een jaar oud, met wie hij geen omgang heeft nu hij gedetineerd is. Ook heeft hij in Duitsland nog een gevangenisstraf van drie jaren open staan. Geadviseerd wordt om verdachte deze straf aansluitend aan de huidige detentie te laten uitzitten, zodat in het kader van het re-integratietraject een plan van aanpak kan worden opgesteld. Mocht dat niet mogelijk zijn, adviseert de reclassering om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld een aantal bijzondere voorwaarden die zien op behandeling en begeleiding.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op dergelijke feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse gevangenisstraf en een langdurige ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank is zich ervan bewust dat langdurige vrijheidsbeneming een verdere verslechtering van de maatschappelijke perspectieven van verdachte tot resultaat zal hebben. Maar gelet op het kennelijke gemak waarmee verdachte zijn eigen belang om zich aan een (st)aan(de)houding te onttrekken heeft laten prevaleren boven het recht op leven van de verbalisanten en de verkeersveiligheid van overige weggebruikers, acht de rechtbank het belang om de maatschappij tegen verdachte te beveiligen in dit geval van groter gewicht dan de perspectieven van verdachte. De rechtbank betrekt in die overweging tevens de opstelling van verdachte, die in het geheel – tegen beter weten in – geen verantwoording neemt voor zijn handelen, alsmede dat hij wegens een eerdere veroordeling in het kader van de Wegenverkeerswet 1994 nog in een proeftijd liep, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden zich opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken.
Gelet op hetgeen de rechtbank – anders dan de officier van justitie – ten aanzien van feit 5 bewezen heeft verklaard en gezien de bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten in hun samenhang bezien, wijkt de rechtbank af van de eis van de officier van justitie. Rekening houdend met hetgeen hiervoor is uiteengezet, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren – met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd – alsmede een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van zes jaren passend en geboden is.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 1250,-- wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd, gelet op de door hem bepleitte integrale vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadepost is niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
8.2
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van € 2.098,34,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De gevorderde materiële schade bestaat uit de post:
- niet ontvangen onregelmatigheidstoeslag € 98,34.
Wegens immateriële schade wordt een bedrag van € 2.000,-- gevorderd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd, gelet op de door hem bepleite integrale vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen, te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
8.3
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De vordering tenuitvoerlegging

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter op 12 december 2018 voorwaardelijk aan verdachte opgelegde gevangenisstraf voor de duur van een week onder parketnummer 96/195342-18 wordt toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering tot tenuitvoerlegging.
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 12 december 2018 (parketnummer 96/195342-18) is aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van een week voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd schuldig gemaakt aan het plegen van nieuwe strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 57 Sr en 179a WVW1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
- verklaart het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging;
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 primair, feit 3, feit 4 en feit 5 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 2 primair en feit 5 primair
telkens het misdrijf: poging tot doodslag;
feit 3
het misdrijf: overtreding van artikel 7 lid van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
-
ontzegtveroordeelde terzake feit 2 primair en feit 5 primair de
bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de duur van
6 (zes) jaren;
schadevergoeding
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van € 1.250,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 december 2018);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 1.250,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 december 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 22 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van € 2.098,34 (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 december 2018);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van de bewezenverklaarde feiten tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 2.098,34,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 december 2018 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 12 december 2018 met parketnummer 96/195342-18 voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstrafvoor de duur van
een week.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Rikken, voorzitter, mr. M.A.H. Heijink en
mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2019.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met dossiernummer ON2R018118. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 4 januari 2019, pagina’s 81, 84, 85, 87 en 85, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van aangever.
Op woensdag 26 december 2018 ben ik om 12:30 uur in dienst gekomen. Er zou een alcoholcontrole plaats gaan vinden en wij zijn met negen man de straat op gegaan.
Er waren twee motorrijders aanwezig bij de controle en daar was ik er één van. [slachtoffer 1] was de andere motorrijder en had de leiding over de controle. Wij zijn toen naar Borne gereden naar een rotonde ter hoogte van het restaurant 'Kir Royal’. De rotonde ligt op de doorgaande weg van Borne richting Zenderen. Ze noemen dit ook wel de rondweg van Borne.
Kort daarna hoorde ik via de mobilofoon van collega [verbalisant] dat wij een 'keerder' hadden. Dit betrof een grijze Opel sedan en deze reed weg in de richting van Zenderen. Een keerder is een automobilist die voor de controle plek keert op de weg en zich kennelijk wil onttrekken aan onze controle. De term 'keerder' gebruiken wij vaker tijdens controles en is een vaste term. Je weet dan dat er iemand keert op de weg. Na het bericht van [verbalisant] heb ik mijn motor gekeerd en ben ik richting Zenderen gereden over de Zenderenseweg.
Toen ik eenmaal de weg was ingereden richting Albergen, zag ik dat de alarmlichten van de grijze Opel aan gingen. Dit was op ongeveer 100 meter vanaf het moment dat wij naar rechts waren gegaan. Ik zag dat grijze Opel naar rechts ging en daar stopte met de alarm lichten
aan. Ik heb op dat moment mijn dienstmotor voor de grijze Opel gezet. Ik stond schuin
voor de grijze Opel. Ik ben aan de linkerzijde van mijn motor afgestapt en draaide hierna om in de richting van de grijze Opel. Ik zag dat [slachtoffer 1] aan de linker zijde van de grijze Opel stond ter hoogte van de bestuurderskant, bij het portier. Ik zag dat [slachtoffer 1] op dat moment op zijn motor zat. [slachtoffer 1] reed gedurende de verkeerscontrole ook op een opvallende dienstmotor en had ook opvallende motorkleding aan van de Politie. Hij was ook herkenbaar als politieagent
en droeg dezelfde kleren die ik ook aan had. Op het moment dat [slachtoffer 1] uit de auto kwam,
zag ik in een split second dat de grijze Opel naar mij toe kwam rijden en mijn motor
aanreed. Op dat moment stond ik achter mijn motor met het gezicht naar [slachtoffer 1] en de
grijze Opel toe gericht. Ik deed een stap naar links om mijn motor te ontwijken op
het moment dat deze werd aangereden en ik zag dat de motor mijn kant op viel. Als ik
op mijn plek was blijven staan, dan was ik gewond geraakt. Hij reed doelbewust op mij
in. Als ik niet weg was gestapt was ik onder de motor gekomen. Ik hoorde en zag de
impact op mijn motor. Ik zag dat de motor over zijn jiffy, dat is de zij-standaard,
ging en op de linkerkant viel. De auto ging door de klap naar een groepje bomen. Die
bomen stonden aan de overzijde van de verkeersdrempel, aan de rechterzijde. Ik hoorde
alleen de klap en de impact op de motor. Op dat moment pakte ik mijn pistool. Ik heb
toen een schot gelost op de auto. Ik zag dat de linker achterruit, achter de bestuurder, kapot ging na het schot.
Daarna zag ik dat [slachtoffer 1] de achtervolging inzette en achter de grijze Opel aanreed
richting Albergen over de Zenderseweg richting Albergen. Wij zijn niet meer van die
weg af geweest. Dit is de weg van Zenderen naar Albergen.
Ik zag dat [slachtoffer 1] een stap voorwaarts wilde gaan richting de grijze Opel. Het kan zijn
dat [slachtoffer 1] zijn blauwe flitslampen ook aan had staan maar dat ik heb niet
waargenomen. Op het moment dat [slachtoffer 1] vooruit wilde stappen stond ik ook stil. Ik zag
dat de achteruitrij lichten van de grijze Opel aan gingen. Ik hoorde dat de auto vol
achteruit reed. Dat klonk als een hoog snerpend geluid. Ik zag ook dat de auto vol
gas achteruit reed. Dit ging met hoge snelheid. Hij kwam met zeer hoge snelheid
achteruit. Ik hoorde de motor van de auto joelen. Hij klapte hierna vol in de motor
van [slachtoffer 1] . Dit was bewust gericht op [slachtoffer 1] en de motor. God zij dank had [slachtoffer 1] wat
stappen opzij gedaan en werd hij niet geraakt door de auto. Toen hoorde en zag ik de
klap en de impact van de auto op de motor. Op dat moment was [slachtoffer 1] net 2 of 3
seconden van zijn motor af. Dat was maar goed ook, hij had hem aan snot gereden. Als
[slachtoffer 1] op de motor had gezeten had hij dat niet overleefd. Het was een grote rot knal
en ik zag de motor achterover klappen. De motor kwam gewoon omhoog en viel
achterover. Als [slachtoffer 1] erop had gezeten dan was hij gelanceerd. Ik zag dat de motor
naar achteren werd geklapt en op de zijkant belandde. Ik zag dat er allemaal plastic
in het rond vloog en onderdelen van de motor. De weg was ermee bezaaid. Op dat moment
zag ik dat [slachtoffer 1] in een verdieping naast de weg stond, voor mijn gevoel 60 centimeter
lager. Nadat de motor van [slachtoffer 1] omver was gereden zag ik dat de achteruitrij lichten
van de grijze auto uit gingen. Ik hoorde en zag dat de grijze auto met gierende
banden rechtdoor bij ons weg reed. Daarna zag ik dat [slachtoffer 1] zijn wapen pakte en zag ik
dat [slachtoffer 1] gericht op de grijze auto schoot. Ik hoorde twee knallen.
Ik hervatte de achtervolging weer.
Vervolgens kwam ik aan bij het poortwachtershuisje op de Gravenallee. Ik zag dat de grijze Opel in de achteruit werd gezet omdat ik witte lampen aan zag
gaan aan de achterzijde van de auto. Mij bekroop een angstig gevoel, de lampen gingen
aan en ik dacht dat ik nu aan de beurt was. Ik heb mijn motor in de eerste versnelling
gezet en heb mijn motor achter een boom van 20 centimeter breed gezet zodat ik
tenminste iets van dekking had. Ik zag toen ik doorreed dat mijn voorwiel wegzakte in
de blubber en bladeren. Ik besefte op dat moment dat ik geen kant op kon. Ik zag dat
de grijze Opel eerst recht naar achteren reed, maar op het laatst gooit hij het stuur
bij. Ik zag dat de grijze Opel nu mijn kant op kwam rijden in plaats van de weg te
volgen. Ik kreeg het gevoel dat ik ter hoogte van mijn been geraakt zou gaan worden.
Hier schrok ik enorm van en wist niet wat mij overkwam. Dit alles gebeurde in een
fractie van een seconde. Vanaf dat moment ben ik de film even kwijt, de aanrijding
volgde en weet niet hoe ik naast mijn motor terecht kwam. Ik stond opeens naast mijn
motor, die was driekwart van mijn plek gedraaid. Ik stond rechts van mijn stuur en
toe zag ik dat de auto vol op een boom klapte. Toen trok ik mijn wapen. Ik
schreeuwde: Halt Politie! Stop!" Daar voldeed hij niet aan en ik schoot één keer. Ik
stond toen ongeveer op 2 meter afstand van de grijze Opel af. Voor mijn gevoel ging
de kogel er links achter in en schoot ik schuin door de auto heen. Dat was volgens
mij de baan van het schot. Ik wist nu wel dat ik hem niet geraakt had. In Zenderen
had ik wel gevoel dat ik de bestuurder van de auto geraakt had. Ik wilde daarna nog
een keer schieten maar mijn wapen weigerde. Toen zag ik hoe de auto voor mij langs
reed en een scherpe bocht naar rechts maakte.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 4 januari 2019, pagina’s 94, 95, 96, 97, 99 en 100 zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van aangever.
Ik reed op woensdag 26 december 2018 ook op een opvallende politiemotor en droeg ook opvallende politiekleding. Ik was duidelijk herkenbaar als politieagent.
Op een gegeven moment hebben wij alles weer opgepakt en zijn wij naar Borne gereden.
Wij zijn toen naar de rotonde in Borne gereden. Dat is de rotonde bij de Prins
Bernhardlaan en de doorgaande weg naar Almelo.
Ik zag dat [slachtoffer 2] zijn motor voor de linker koplamp van de Opel Astra zette. Ik heb toen mijn arm terug getrokken en op datzelfde moment gaf de bestuurder van de Opel gas. Hij reed hierna de motor van [slachtoffer 2] tegen de vlakte, de motor van [slachtoffer 2] stond toen nog steeds voor de grijze Opel. [slachtoffer 2] stond op dat moment links voor mij toen dat gebeurde. [slachtoffer 2] stond op korte afstand bij mij vandaan.
Ik hoorde en zag dat de bestuurder van de grijze Opel vol gas gaf bij het wegrijden en met spinnende banden weg reed in de richting van Albergen. Ik ben toen achter de grijze Opel aangereden. Toen ik weg reed rook ik kruitdampen en toen had ik door dat er geschoten was.
Toen ik weg reed had ik mijn blauwe optische signalen nog aan staan, na de aanrijding met de motor van [slachtoffer 2] reed ik als enige achter de Opel Astra aan. Hij reed wel hard maar ik kon hem wel bijhouden. Een paar honderd meter verderop zat ik op een redelijke afstand van de Opel Astra. Volgens mij reden wij toen al buiten de bebouwde kon van Zenderen. Ik zat ongeveer 50 meter achter de grijze Opel en wij reden op dat moment met een gelijk of nagenoeg gelijke snelheid. Ik liep niet in op de Opel. Ik zag dat de remlichten van de grijze Opel kort op lichtten. De Opel dook met de neus naar beneden. Direct daarna maakte de bestuurder van de Opel Astra een noodstop, met een hele korte remweg. Ik zag dat de remlichten oplichtten en dat de grijze Opel tot stilstand kwam. Ik ben meteen begonnen met
remmen bij het zien van het eerste keer dat de remlichten oplichtten. Ik kneep voor
mijn gevoel de voorrem van de motor maximaal in. Ik kon dit niet meer afremmen, omdat
er zo hard werd geremd door de Opel Astra. Ik reed hierop met mijn motor tegen de
achterzijde van de Opel Astra aan en kwam tot stilstand. Ik begreep tijdens het
remmen niet waarom mijn motor niet tot stilstand kwam, dat gevoel kreeg ik. Ik rem
altijd met mijn voorrem en die is gekoppeld aan de achterrem. Ik had meteen het idee, toen ik de bestuurder van de Opel zo zag remmen, dat hij mij opzettelijk wilde uitschakelen. Voor zover ik kon zien was er geen reden voor de bestuurder om te remmen. Ik heb voor de bestuurder van grijze Opel niets gezien waarvoor hij zou moeten afremmen. Er reed niemand anders op de weg, dus ik heb ook geen tegemoet komend verkeer gezien op dat moment.
Ik zag dat de auto achteruit mijn richting op kwam rijden en dat de witte lichten met
hoge snelheid op mij af kwamen. Ik hoorde dat de motor van de auto veel toeren
maakte. Dit was zo verschrikkelijk hard dat dit wel vol gas moest zijn. Op dat moment
was de auto mij op 100 meter genaderd en bleef met onverminderde snelheid doorrijden
in mijn richting. Ik zag dat de auto in één rechte lijn op mij af reed. Ik had het
ernstige vermoeden dat het de grijze Opel weer betrof en dat hij voor de derde keer
probeerde mij uit te schakelen. Ik deed precies weer hetzelfde als daarvoor op het
zandpad. Ik heb mijn motor op de standaard gezet. Ik ben afgestapt aan de linkerzijde
en ben achter mijn motor langs de berm in gelopen. Op dat moment brandde de
verlichting aan de voorzijde van mijn motor nog, ik had de blauwe optische signalen
nog aan staan en de motor draaide. Ik ben een greppel rechts van de weg ingelopen.
Mijn motor stond aan de rechterzijde van de weg. Mijn motor stond op dat moment in het
verlengde van de weg, aan de rand van de verharding. Ik denk op ongeveer 0,5 tot 1
meter van de rechter berm vandaan. Ik denk dat de weg op dat punt 3 tot 4 meter breed
was. De bestuurder van de auto kon mij makkelijk passeren gezien hoe mijn motor stond
geparkeerd, daar was ruimte genoeg voor. De bestuurder kon mij niet zien afstappen
omdat de verlichting aan de voorzijde van de motor brandde en de blauwe optische
signalen aan stonden. Het zicht word je dan ontnomen door de lampen. Het was donker
op dat moment en er was geen straatverlichting aanwezig. Alleen de verlichting van
mijn motor, de auto en de motor van [slachtoffer 2] brandde op dat moment.
Op het moment dat ik van mijn motor afstapte was [slachtoffer 2] volgens mij al vlakbij mij. Ik
zag, voordat ik afstapte, dat hij mij naderde van achteren. [slachtoffer 2] moet wel gezien
hebben dat ik ben afgestapt. Ik ben gewoon in die greppel gaan staan en zag dat de
auto echt met een noodvaart aan kwam zetten. Vlak voordat de auto mijn motor raakte
zag ik dat de auto een grijze Opel Astra betrof. Ik zag toen dat de grijze Opel met
de achterzijde de motor met hoge snelheid vol raakte. Ik heb nog nooit een BMW motor
zien vliegen, dit leek wel op special-effect uit een film. De motor werd echt
achteruit gegooid. De motor kwam hierna grotendeels in de berm terecht.
Ik pakte mijn wapen nadat de grijze Opel mijn motor had aangereden. Ik zag toen dat
de grijze Opel weer weg reed in de richting van Almelo.
Het proces-verbaal van bevindingen door [verbalisant] , van 4 januari 2019, pagina 113, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van [getuige 2] .
Op 26 december 2018 aan het begin van de avond, liep ik met de hond over het fietspad langs de Albergerweg te Zenderen. Ik liep ongeveer 100 tot 150 meter buiten de bebouwde kom, richting Albergen. Ik hoorde een scherpe knal achter mij. Ik keek achterom en zag een grijze Opel Astra aan komen rijden. De bestuurder reed wat slingerend en reed dus ook in de richting Albergen. Ik zag dat er een politiemotor achter hem reed. Ik zag dat de bestuurder van de Opel een noodstop maakte. Hij stond ook echt snel stil. Ik zag dat de motoragent tegen de achterzijde van de auto reed. Ik vond het knap dat de agent op de motor kon blijven zitten. Het ging best wel hard. De auto reed direct hierna weer met flinke snelheid verder. (…) Ik kan nog vertellen dat er geen enkele aanleiding was om een noodstop te maken. Er was geen andere verkeer op de weg. Ook lag er niets op straat en er stak ook geen dier over of zo.
Het proces-verbaal forensische opsporing door [verbalisant] , [verbalisant] en [verbalisant] van 7 januari 2019, pagina’s 272, 273 en 274, inhoudende het relaas en de foto’s met betrekking tot het ongeval op locatie 4, de rechtbank begrijpt: de locatie waar incident 5 heeft plaats gehad.
Het op 8 juli 2019 ingekomen proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] van 8 april 2019, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van de getuige.
Ik leerde bij [bedrijf] [verdachte] kennen. Hij was daar ook chauffeur net als ik. Op het werk hoorde ik toevallig dat [verdachte] een auto zocht. Ik stuurde [verdachte] een appje met de vraag of hij belangstelling had in de auto. Hij reageerde direct. Hij wilde de auto direct hebben. Ik vroeg € 400,--. Hij ging direct akkoord. Ik moest de auto direct brengen. In het winkelcentrum kwam een kennis van [verdachte] bij ons. [verdachte] betaalde mij daar € 400,-- contant. Ik gaf hem het kentekenbewijs. Het kenteken werd overgeschreven op naam van die kennis van [verdachte] .
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] van 28 december 2018, pagina’s 129 en 130, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van de getuige.
A: Op 2e kerstdag omstreeks 20:30 uur ben ik naar mijn vriendin aan de [adres] te Almelo gegaan. Ik zag dat mijn auto, de Opel (de rechtbank begrijpt: de Opel Astra met kenteken [kenteken] ), niet op de parkeerplaats stond. Ik heb aan mijn vriendin gevraagd waar mijn auto was. Mijn vriendin wist het niet. Ik zag dat de autosleutels uit de woning weg was. Er zaten twee sleutels aan elkaar. De één kan je de auto mee starten en de ander is om het portier van de auto te openen. Meer sleutels
van mijn Opel zijn er niet. Die sleutels hingen aan haakjes die in de muur aan de rechterzijde op de gang geslagen waren van de woning van vriendin. Ik had die sleutel daar ook 1e kerstdag om 7:15 uur neergehangen.
A: Ik ben zelf 2e kerstdag in het begin van de middag met mijn BMW naar mijn ouders gegaan. Ik heb toen gezien dat mijn Opel Astra toen nog op de parkeerplaats stond. Hij stond op dezelfde plek waar ik die op 1e kerstdag om 7.15 uur had neergezet.
V: Heb je nog contact gehad met [verdachte] later die dag?
A; Toen ik zag dat de auto weg was heb ik hem meerdere keren geprobeerd te bellen. Ik kreeg steeds geen contact. Ik belde hem omdat ik dacht dat hij mijn auto mee had genomen. Ik dacht dit omdat hij de enige was met een sleutel van de woning van mijn vriendin en omdat hij deze auto al één keer eerder had meegenomen.
V: De vorige keren, met die oude auto, ging dat uitlenen op dezelfde manier als dat met deze auto ging?
A: Ja, hij pakte toen ook gewoon de sleutel van het haakje op de gang. Dat was met mijn toestemming omdat ik de auto toch alleen maar nodig heb voor de krantenwijk.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] van 11 januari 2019, pagina’s 135 en 136, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van de getuige.
A: [verdachte] betaalt wel de verzekering van de grijze Opel Astra.
V: We willen nog even terug naar 27 december. We hebben namelijk in jou telefoon gekeken en zagen dat er met jou telefoon een filmpje is opgenomen. Waar heb je dat filmpje opgenomen?
A: Ik was toen thuis.
V: De telefoon straalde namelijk uit in [woonplaats] . Wat kun je hierover zeggen?
A: Het kan wel zijn dat ik in [woonplaats] ben geweest.
V: We vragen je of [verdachte] daar ook was.
A: [verdachte] was daar ook.
V: Wat heeft [verdachte] toen gezegd?
A: [verdachte] heeft mij verteld dat hij mijn auto in de Gravenallee had achtergelaten. Hij was toen
weggerend en heeft zich in de buurt in een moestuin verstopt. Zijn broer [broer verdachte] heeft hem toen opgehaald.
V: Hoe weet je dat [broer verdachte] hem opgehaald heeft?
A: Dat heeft [verdachte] mij op 27 december verteld.
V: Wat heeft [verdachte] precies verteld?
A: Hij heeft mij toen verteld dat hij tijdens een verkeerscontrole is weggereden omdat hij bang was om zijn rijbewijs kwijt te raken. Hij had zijn rijbewijs weer terug op voorwaarden. Hij had gedronken voor de verkeerscontrole en was bang dat hij voorgoed zijn rijbewijs kwijt zou raken.
V: Heeft hij ook verteld hoe hij is weggereden?
A: Hij vertelde dat er een achtervolging was. Ook vertelde hij dat er een politieagent op de voorruit van de auto sloeg. Hierdoor zou hij boos zijn geworden. Hij heeft daarna meerdere politieagenten op motoren aangereden vertelde hij. Daarna had hij de auto achtergelaten en was weggerend.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] van 3 januari 2019, pagina’s 192 en 130, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als verklaring van de getuige.
V: Wat heb je gehoord over dat hij gezocht wordt?
A: Op 2de kerstdag ’s avonds rond 22:30 uur stond politie agenten voor mijn deur, zij vertelden dat ze [verdachte] zochten en hebben nog in mijn huis naar hem gekeken.
Ik heb [verdachte] voor het laatst op 2de kerstdag 26 december 2018, omstreeks 16:45 uur, gezien. Bij mijn voordeur, hij bracht onze dochter terug. Dit weet ik omdat ik op de klok had gekeken. [verdachte] was helemaal ontdaan niet zichzelf. Hij huilde. Hij bedankte mij dat hij onze dochter de hele dag mee had mogen nemen. Een uurtje later zag ik hem wegrijden. [verdachte] verblijft namelijk altijd bij de buren.
V: Je vertelde dat [verdachte] jullie dochter kwam brengen en een uur later wegreed, waar reed hij in weg?
A: Een grijze Astra, [verdachte] rijdt altijd in deze auto.
Het proces-verbaal tijdlijn van verbalisant [verbalisant] van 20 februari 2019, pagina’s 243, zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende, als relaas van de verbalisant.
Vanaf 19.45 uur wordt er door getuigen [naam 2] en [naam 3] meerdere malen contact gezocht met beide telefoonnummers van verdachte [verdachte] . Vanaf 20.00.32 uur is er gedurende 756 seconden contact met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van verdachte. Deze GSM straalt de zendmast [straat 1] in Zenderen (Cell-ID [nummer 1] ) aan. Om 20.03.14 uur wordt er contact gezocht met het nummer [telefoonnummer 2] .
Getuigen [naam 2] en [naam 3] verklaren hier over dat zij op beide nummers hebben geprobeerd hem te bereiken. Er was een z.g. broekzakgesprek van mogelijk 20 minuten.
Om 20.07.46 uur is er gedurende 7 seconden contact met het nummer [telefoonnummer 2] . Hierbij zijn 2 zendmasten door de GSM aangestraald t.w. de zendmast [straat 2] in Harbrinkhoek (Cell-ID [nummer 2] ) en [straat 3] in Almelo (Cell-ID [nummer 3] ).