ECLI:NL:RBOVE:2019:3417

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
08-054492-19 en 08-139851-19 (ttz gevoegd) (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het aanranden van vijf vrouwen in de trein met ontoerekeningsvatbaarheid en plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis

Op 27 september 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man, die beschuldigd werd van het aanranden van vijf vrouwen tijdens treinreizen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man volledig ontoerekeningsvatbaar is, wat betekent dat hij niet strafbaar kan worden gesteld voor zijn daden. De rechtbank heeft de man ontslagen van alle rechtsvervolging, maar heeft hem wel de maatregel opgelegd voor plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. De man vertoonde ernstige psychische problemen, waaronder een licht verstandelijke beperking en een ziekelijke stoornis, wat leidde tot zijn ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gevolgd, die beiden pleitten voor een psychiatrische behandeling in plaats van strafrechtelijke vervolging. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de daden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling voor personen met ernstige psychische aandoeningen die in aanraking komen met het strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08-054492-19 en 08-139851-19 (ttz gevoegd) (P)
Datum vonnis: 27 september 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1997 in [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in: Vught PPC te Vught.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 september 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. K. ter Mors, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:[slachtoffer 1] in de trein heeft aangerand;
feit 2:[slachtoffer 2] in de trein heeft aangerand;
feit 3:[slachtoffer 3] in de trein heeft aangerand;
feit 4: [slachtoffer 4] heeft aangerand;
feit 5:[slachtoffer 5] heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
Parketnummer 08-139851-19
feit 1
hij op of omstreeks 5 maart 2019 tijdens het treintraject Almelo - Enschede, althans te Enschede, in de gemeente Enschede, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door
een of meermalen - tijdens voornoemde treinreis - direct naast en/of tegenover nader te noemen [slachtoffer 1] plaats te nemen en/of (daarbij) (zeer) dicht tegen die [slachtoffer 1] aan te gaan zitten en/of (daarbij) die [slachtoffer 1] aan te spreken en/of (daarbij) fysiek contact te maken door zijn, verdachtes, hand naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] uit te steken en/of tijdens het opstaan en/of passeren van die [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten: het onverhoeds betasten en/of aanraken van haar bil(len);
feit 2
hij op of omstreeks 4 maart 2019 te Nijverdal, tijdens het treintraject van Wierden naar Nijverdal, in de gemeente Hellendoorn, althans in Nederland, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door tijdens voornoemde treinreis direct naast en/of dicht tegen nader te noemen [slachtoffer 2] aan te
gaan zitten en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] aan te spreken en/of (daarbij) fysiek contact te maken door zijn, verdachtes, hand naar en/of in de richting van die [slachtoffer 2] uit te steken en/of nadat die [slachtoffer 2] was opgestaan om hem, verdachte, te passeren met zijn, verdachtes, hand de bil(len) van die [slachtoffer 2] heeft aangeraakt
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handelingen, te weten:
het onverhoeds één of meermalen betasten en/of aanraken van haar billen;
feit 3
hij op of omstreeks 4 maart 2019 te Almelo, in de gemeente Almelo, althans in Nederland
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door tijdens de treinreis van Wierden naar Almelo direct naast nader te noemen [slachtoffer 3] te gaan zitten en/of (daarbij) die [slachtoffer 3] heeft aangesproken en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 3] was opgestapt om hem, verdachte, te passeren zijn, verdachtes, hand overhoeds tussen de benen van die [slachtoffer 3] heeft gedrukt en/of geduwd en/of (daarbij) zijn, verdachtes, hand in/tegen het kruis en/of schaamstreek van die [slachtoffer 3] heeft gedrukt/geduwd
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer
ontuchtige handelingen, te weten:
het onverhoeds aanraken van haar vagina, althans haar schaamstreek;
Parketnummer 08-054492-19
feit 4
hij op of omstreeks 4 maart 2019 te Almelo, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door dicht nabij nader te noemen [slachtoffer 4] te gaan staan en/of (daarbij) één of meermalen te proberen om die [slachtoffer 4] aan haar schouder(s) en/of billen aan te raken en/of (vervolgens) [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door:
onverhoeds een borst en/of de billen van die [slachtoffer 4] te betasten en/of aan te raken;
feit 5
hij op of omstreeks 4 maart 2019 te Almelo, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten door nader te noemen [slachtoffer 5] aan te spreken en/of (daarbij) kenbaar te maken dat hij, verdachte, naar zijn woning wilde gaan en/of (vervolgens) terwijl die [slachtoffer 5] zijn, verdachtes, deur opende één of meermalen te proberen om die [slachtoffer 5] aan te raken [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten en/of aanraken van het (boven)been van die [slachtoffer 5] .
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als standpunt ingenomen dat de ten laste gelegde feiten onder 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten onder 1, 2, 3, 4 en 5 op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen [1] .
feit 1
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 5 maart 2019 (pag. 9 tot en met 12);
  • het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
feit 2
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 6 maart 2019 (pag. 23 tot en met 25);
  • het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
feit 3
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 6 maart 2019 (pag. 32 tot en met 36));
  • het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
feit 4
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 8 maart 2019, (pag. 42 tot en met 46);
  • het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
feit 5
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 8 maart 2019, (pag. 48 tot en met 51);
  • het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 13 september 2019, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
feit 1
hij op 5 maart 2019 tijdens het treintraject Almelo - Enschede door een andere feitelijkheid, te weten door - tijdens voornoemde treinreis - direct naast en tegenover nader te noemen [slachtoffer 1] plaats te nemen en daarbij zeer dicht tegen die [slachtoffer 1] aan te gaan zitten en daarbij die [slachtoffer 1] aan te spreken en daarbij fysiek contact te maken door zijn, verdachtes, hand in de richting van die [slachtoffer 1] uit te steken en tijdens het passeren van die [slachtoffer 1] ,
[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten: het onverhoeds betasten en aanraken van haar bil;
feit 2
hij op 4 maart 2019 te Nijverdal, tijdens het treintraject van Wierden naar Nijverdal, door een andere feitelijkheid, te weten door tijdens voornoemde treinreis direct naast en dicht tegen nader te noemen [slachtoffer 2] aan te gaan zitten en daarbij die [slachtoffer 2] aan te spreken en daarbij fysiek contact te maken door zijn, verdachtes, hand in de richting van die [slachtoffer 2] uit te steken en nadat die [slachtoffer 2] was opgestaan om hem, verdachte, te passeren met zijn, verdachtes, hand de billen van die [slachtoffer 2] heeft aangeraakt
[slachtoffer 2] heeft gedwongen tot dulden van ontuchtige handelingen, te weten: het onverhoeds meermalen betasten of aanraken van haar billen;
feit 3
hij op 4 maart 2019 te Almelo door een andere feitelijkheid, te weten door tijdens de treinreis van Wierden naar Almelo direct naast nader te noemen [slachtoffer 3] te gaan zitten en daarbij die [slachtoffer 3] heeft aangesproken en vervolgens, terwijl die [slachtoffer 3] was opgestapt om hem, verdachte, te passeren zijn, verdachtes, hand overhoeds tussen de benen van die [slachtoffer 3] heeft geduwd en daarbij zijn, verdachtes, hand tegen het kruis of schaamstreek van die [slachtoffer 3] heeft gedrukt
[slachtoffer 3] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten: het onverhoeds aanraken van haar vagina, althans haar schaamstreek;
feit 4
hij op 4 maart 2019 te Almelo, door een andere feitelijkheid, te weten door dicht nabij nader te noemen [slachtoffer 4] te gaan staan en daarbij meermalen te proberen om die [slachtoffer 4] aan haar schouder en billen aan te raken en vervolgens [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, door:
onverhoeds een borst en de billen van die [slachtoffer 4] te betasten of aan te raken;
feit 5
hij op 4 maart 2019 te Almelo, door een andere feitelijkheid, te weten door nader te noemen [slachtoffer 5] aan te spreken en daarbij kenbaar te maken dat hij, verdachte, naar zijn woning wilde gaan en vervolgens terwijl die [slachtoffer 5] zijn, verdachtes, deur opende meermalen te proberen om die [slachtoffer 5] aan te raken
[slachtoffer 5] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds betasten en/of aanraken van het bovenbeen van die [slachtoffer 5] .
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feiten 1, 2, 3, 4 en 5
telkens het misdrijf:
met een andere feitelijkheid iemand dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen

6.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte heeft medewerking verleend aan uitgebreid onderzoek naar zijn persoon. Dat heeft geresulteerd in twee rapportages van het NIFP van 10 juli 2019 en 15 juli 2019.
S. de Haan en K.N. Broek, psychiaters, rapporteren dat verdachte aan een gebrekkige ontwikkeling lijdt. Verdachte heeft een beperking van zijn verstandelijke vermogens waardoor zijn intellectuele en sociale vaardigheden niet leeftijdsadequaat zijn ontwikkeld. De vermogens zijn vergelijkbaar met die van een 4 tot 12-jarige. Daarnaast heeft verdachte rond zijn 20ste levensjaar een ziekelijke stoornis, een psychose, ontwikkeld. Dit is vastgesteld omdat verdachte langere tijd stemmen hoorde, achterdochtige wanen uitte en gedesorganiseerd gedrag vertoonde. Daarnaast is schizofrenie vastgesteld. Er is sprake van triple problematiek gelet op het psychiatrisch beeld, de licht verstandelijke beperking en het middelenmisbruik (zowel cannabis als alcohol) van verdachte.
M.L. de Groot, psycholoog, komt tot nagenoeg dezelfde diagnostiek. In haar rapportage beschrijft zij dat er sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in alcohol- en cannabisgebruik.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten concluderen de gedragsdeskundigen dat de gedragingen verdachte niet zijn toe te rekenen, omdat zijn gedrag werd bepaald door de psychotische ontregeling. De psychiaters rapporteren dat verdachte gedesorganiseerd gedrag vertoonde op het moment van de gepleegde feiten. Door de stoornis in zijn denken was hij niet in staat signalen vanuit zijn omgeving op juiste wijze te interpreteren. De beperkingen in zijn functioneren en zijn realiteitsbesef hebben geleid tot zijn gedrag. Het gedrag dat verdachte vertoonde, was niet enkel het uitvoeren van wat stemmen hem ingaven, maar het gehele psychotische toestandsbeeld bepaalde zijn gedrag deze periode, aldus de psychiaters.
De psycholoog rapporteert dat tijdens het onderzoek geen volledig zicht is verkregen op de motieven en gedragskeuzes van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten, maar op basis van de ernst van het psychiatrisch toestandsbeeld en de voortdurende seksuele ontremming (ook na zijn arrestatie) het niet aannemelijk is dat er voor verdachte ruimte was voor (gezonde) heroverwegingen van zijn gedrag.
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht voor de ten laste gelegde feiten.
De rechtbank neemt de adviezen van de gedragsdeskundigen in zoverre over, acht verdachte ontoerekeningsvatbaar en oordeelt daarom dat verdachte niet strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis dient te worden geplaatst voor de duur van één jaar.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat een civiele maatregel in het kader van de Wet Bijzondere Opname in een Psychiatrisch Ziekenhuis (hierna: Wet Bopz) aanvankelijk de meest aangewezen reactie was geweest, maar een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis bij de huidige stand van zaken wellicht passender is.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank veroordeelt verdachte voor het aanranden van vijf vrouwen. Ter zitting is gebleken dat de gepleegde feiten veel indruk hebben gemaakt op de (aanwezige) slachtoffers. Zij zijn niet alleen door verdachte aangeraakt op intieme plaatsen, maar werden ook door hem lastig gevallen en/of gevolgd, wat het gebeurde des te beangstigender maakte.
Van de strafbare feiten kan verdachte echter geen strafrechtelijk verwijt worden gemaakt, gelet op de ernstige persoonlijkheidsproblematiek van verdachte zoals die hiervoor is beschreven die maken dat de strafbare feiten verdachte in het geheel niet kunnen worden toegerekend. Voor het opleggen van een straf is daarom geen plaats.
In de voornoemde rapportages adviseren de gedragsdeskundigen de gedwongen opname van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van artikel 37 Sr, omdat een (medicamenteuze) behandeling nodig is zodat verdere psychotische episodes worden voorkomen en het recidiverisico wordt verlaagd. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Gelet op de voornoemde triple problematiek van verdachte, is het van belang dat verdachte op een afdeling wordt geplaatst waar men over de benodigde expertise beschikt. De psycholoog geeft daarbij aan dat gedurende de plaatsing een inschatting kan worden gegeven of deze plaatsing afdoende zal zijn om verdachte te stabiliseren, zijn ziekte-inzicht te vergroten en hem te motiveren tot medicatiegebruik, om zo het recidiverisico grotendeels af te wenden. Indien blijkt dat verdachte baat heeft bij een langere periode van verplichte behandeling, kan nadien eventueel het civiele traject worden ingezet en een rechtelijke machtiging in de zin van de Wet Bopz worden verzocht.
De rechtbank sluit aan bij de adviezen van de deskundigen en acht een klinische behandeling noodzakelijk, omdat verdachte een gevaar vormt voor de algemene veiligheid van personen en dit het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis vergt. De rechtbank zal aldus voor de bewezenverklaarde feiten plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar gelasten.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een bedrag van € 30,-- voor een broek, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
[slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding wegens immateriële schade te betalen tot een totaalbedrag van € 650,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft als standpunt ingenomen dat de vorderingen kunnen worden toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel dient te worden opgelegd.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partijen. Ingevolge artikel 6:165 van het Burgerlijk Wetboek kunnen de bewezenverklaarde gedragingen verdachte civielrechtelijk worden toegerekend. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 30,-- aan benadeelde partij [slachtoffer 1] en een bedrag van € 650,-- aan [slachtoffer 3] , telkens te vermeerderen met de verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop de strafbare feiten zijn gepleegd.
8.5
De schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen hebben verzocht en de officier van justitie heeft gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De rechtbank zal de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 37 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feiten 1, 2, 3, 4 en 5
telkens het misdrijf:
met een andere feitelijkheid iemand dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte niet strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4 en 5 bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 (één) jaar;
schadevergoeding
[slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 1): van een bedrag van € 30,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 30,--,te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 maart 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 1 dag zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
[slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] (feit 3): van een bedrag van € 650,-- (te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2019);
- veroordeelt verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
- legt de
maatregelop dat verdachte verplicht is ter zake van het bewezenverklaarde feit tot
betaling aan de Staat der Nederlanden van een bedrag van € 650,--te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 4 maart 2019 ten behoeve van de benadeelde, met bevel, voor het geval dat volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van 13 dagen zal worden toegepast. Tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis laat de betalingsverplichting onverlet;
- bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. A.M. Rikken en mr. V.P.K. van Rosmalen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Koning, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 september 2019.
Buiten staat
Mr. B.T.C. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2019099244. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.