ECLI:NL:RBOVE:2019:3410

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 september 2019
Publicatiedatum
26 september 2019
Zaaknummer
08/004549-00
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van terbeschikkingstelling met voorwaarden na beoordeling van psychische toestand en begeleiding

Op 12 september 2019 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de terbeschikkingstelling van een verdachte, geboren in 1981. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar afgewezen. De terbeschikkingstelling was oorspronkelijk opgelegd na een veroordeling voor doodslag en was ingegaan op 1 augustus 2011. De maatregel was eerder voorwaardelijk beëindigd, maar de officier van justitie had opnieuw verlenging aangevraagd. De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen, waaronder een psychiater en een reclasseringswerker, in overweging genomen. De psychiater concludeerde dat de terbeschikkinggestelde stabiel was, met een laag recidiverisico, en dat de huidige behandeling en begeleiding voldoende waren. De reclassering bevestigde dat de terbeschikkinggestelde goed functioneerde onder begeleiding en medicatie. De rechtbank oordeelde dat de terbeschikkinggestelde kwetsbaar was, maar dat er geen incidenten van gewelddadig gedrag waren geweest. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkingstelling niet langer noodzakelijk was, gezien de verleende voorwaardelijke rechterlijke machtiging en de positieve ontwikkeling van de terbeschikkinggestelde. De vordering tot verlenging werd afgewezen, en de rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/004549-00
Datum beslissing: 12 september 2019
Beslissing op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende in [adres] ,
hierna te noemen: de terbeschikkinggestelde.

1.De aanleiding

Bij arrest van het Gerechtshof Arnhem van 17 juli 2001 is de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opgelegd na bewezenverklaring van het misdrijf ‘doodslag’.
De terbeschikkingstelling is ingegaan op 1 augustus 2011. Bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 18 september 2014 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd. De maatregel is laatstelijk verlengd bij beschikking van de rechtbank Overijssel van 12 april 2018 en eindigt, behoudens nadere voorziening, op 1 augustus 2019.

2.De stukken

De rechtbank heeft kennisgenomen van de op grond van artikel 509o lid 3 Sv uitgebrachte adviesrapportages te weten:
- de voortgangsverslagen toezicht aan opdrachtgever van Reclassering Nederland van 5 juni 2018, 24 september 2018, 17 december 2018 en 12 april 2019;
- het verlengingsadvies voorwaardelijke beëindiging TBS van Reclassering Nederland van
16 mei 2019, opgesteld en ondertekend door R. Elst, reclasseringswerker en de aanvulling verlengingsadvies voorwaardelijke beëindiging van de Reclassering Nederland van
3 september 2019 van R. Elst, voornoemd.
- de Pro Justitia rapportage van juni 2019 van W.J. Canton, psychiater;
- de beslissing van rechtbank Overijssel van 4 september 2019 inhoudende verlening van een voorwaardelijke rechterlijke machtiging op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) betreffende de terbeschikkinggestelde.

3.De procedure

De officier van justitie heeft op 24 juni 2019 een vordering tot verlenging van de
terbeschikkingstelling met een periode van een jaar ingediend.
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 12 september 2019. De officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw
mr. J.A.M. Kwakman, advocaat in Assen, zijn op de vordering gehoord. Als deskundigen zijn op de zitting gehoord: W.J. Canton en R. Elst, beiden voornoemd.

4.De standpunten

Ter zitting heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht de vordering tot verlenging van de maatregel met een jaar af te wijzen.
De raadsvrouw en de terbeschikkinggestelde stellen zich eveneens op het standpunt dat de vordering tot verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden afgewezen.

5.De beoordeling

De rechtbank constateert dat zij niet binnen twee maanden na indiening van de vordering beslist. De rechtbank volstaat met de enkele constatering van dit verzuim en verbindt daaraan geen verdere consequenties. Ingevolge artikel 509q Sv blijft de maatregel van kracht zolang niet op de vordering is beslist.
De rechtbank neemt bij haar overwegingen de over de terbeschikkinggestelde opgemaakte adviezen van de psychiater en de reclassering en de toelichting van de deskundigen ter zitting in aanmerking. Uit deze adviezen en toelichting komt onder meer het volgende naar voren.
Het advies van de psychiater
Bij de terbeschikkinggestelde is sprake van schizofrenie en van een lichte verstandelijke beperking. In het verleden is sprake geweest van middelenmisbruik. In de huidige omstandigheden wordt het recidiverisico als laag ingeschat. De psychiatrische toestand van de terbeschikkinggestelde is stabiel, hij heeft een goede behandelrelatie met zijn begeleiders en behandelaars en hij accepteert zorg en medicatie. De terbeschikkinggestelde heeft ziekte-inzicht en is gemotiveerd medicatie te blijven gebruiken. In het kader van het risicomanagement is een voortzetting van de huidige behandeling en begeleiding voldoende. Voortzetting van de actuele medicatie is daarbij cruciaal. De psychiater adviseert de maatregel van terbeschikkingstelling te beëindigen en de huidige behandeling en begeleiding voort te zetten in het kader van een rechterlijke machtiging.
Ter zitting heeft de deskundige Canton een toelichting op het rapport gegeven en heeft hij het gegeven advies gehandhaafd.
Het advies van de reclassering
Het functioneren van de terbeschikkinggestelde valt of staat met drie pijlers: abstinentie van alcohol en drugs, inname van medicatie en de controle daarop, en een intensieve begeleiding. De vierde pijler is de motivatie van de terbeschikkinggestelde, waarvan in de laatste jaren is gebleken dat deze consistent en voor het grootste deel intrinsiek lijkt te zijn. In de afgelopen jaren heeft de terbeschikkinggestelde laten zien dat zijn situatie stabiel is. Niet alleen door de intensieve controle en begeleiding, maar ook door de overtuiging dat een gebrek aan motivatie tot incidenten zou hebben geleid, waarvan geen sprake is geweest. De terbeschikkinggestelde ziet de noodzaak in van begeleiding, abstinentie en medicatie. Dit succes is alleen mogelijk gebleken dankzij de hulpverlening om hem heen. Mede dankzij het TBS kader is de terbeschikkinggestelde in staat gebleken om grotendeels zonder incidenten te functioneren. In 2016 maakte de terbeschikkinggestelde een ernstige psychotische decompensatie door. Een verandering in medicatiebeleid bleek
genoeg om de terbeschikkinggestelde uit het lood te slaan in de vorm van een ernstige psychotische decompensatie. Dit confronteerde alle betrokken partijen met het (chronische) labiele evenwicht waarin de terbeschikkinggestelde verkeert en altijd zal blijven verkeren. Deze toestand wordt gestabiliseerd van buitenaf door intensieve begeleiding, adequaat medicatiebeleid en controle. Indien dit 'externe skelet' in stand wordt gehouden is de terbeschikkinggestelde in staat om een kwalitatief goed leven te leiden waarbij de risico's op een herhaling van het indexdelict aanvaardbaar klein zijn. Binnen het justitiële kader lijkt het maximale bereikt. De psychiatrische problematiek zal altijd blijven bestaan. Een vervolgtraject in de GGZ is een logische volgende stap. Deze optie heeft alleen kans van slagen wanneer de terbeschikkinggestelde de hulp zal blijven accepteren en dat deze hulp ook geboden kan blijven. De terbeschikkinggestelde heeft zijn medewerking hieraan toegezegd. Voor een naadloze overgang is een WMO (CIMOT) indicatie nodig om het wonen bij de RIBW te waarborgen en om de ambulante begeleiding van de RIBW en het FACT (of soortgelijk team) van Transfore (of andere instelling) te kunnen blijven geven. Daarnaast is een voorwaardelijke rechtelijke machtiging noodzakelijk als vangnet voor het wegvallen van het TBS kader. De voorwaarden voor de rechtelijke machtiging zullen gestoeld moeten zijn op de belangrijkste beschermende factoren, (de ‘pijlers’). Op dit moment staan de lichten op groen ten aanzien van de aanvragen voor een WMO indicatie en een voorwaardelijke RM. Hierover is echter nog geen uitsluitsel. Door de reclassering kan nog geen advies gegeven worden over beëindiging van de TBS maatregel zolang er geen vervangend kader is gerealiseerd.
Ter zitting heeft de deskundige Elst een toelichting op het rapport gegeven en aanvullend verklaard, zakelijk weergegeven, dat de reclassering op de hoogte is van beslissing van de rechtbank Overijssel met betrekking tot de verleende rechterlijke machtiging en kennis heeft genomen van de in het behandelingsplan opgenomen voorwaarden. Deze voorwaarden sluiten aan bij de drie pijlers zoals die zijn beschreven in het verlengingsadvies. Aan alle waarborgen voor een beëindiging van de TBS maatregel wordt thans voldaan.
De overwegingen van de rechtbank
De terbeschikkinggestelde is een kwetsbare man die hulp en begeleiding nodig blijft houden. In de afgelopen jaren zijn er nooit incidenten van agressie of gewelddadig gedrag geweest. Evenmin is er sprake geweest van risicovolle situaties, uitgezonderd een eenmalige ernstige psychotische decompensatie in 2016 die de kwetsbaarheid van de terbeschikkinggestelde illustreert. Deze decompensatie was echter te wijten aan een verandering in medicatiebeleid. De terbeschikkinggestelde functioneert thans stabiel op de huidige medicatie. De terbeschikkinggestelde staat positief tegenover behandeling en begeleiding en wil de hulp in een vrijwillig kader behouden. De terbeschikkinggestelde heeft ziekte-inzicht en is doordrongen van de noodzaak van het levenslang gebruik van medicatie. Van belang is dat de terbeschikkinggestelde abstinent blijft van alcohol en drugs, hulpverlening blijft accepteren en zijn antipsychotische medicatie blijft innemen. Hierover is tussen de hulpverlening en de terbeschikkinggestelde overeenstemming bereikt. Door de psychiater en de reclassering is onvoorwaardelijke beëindiging van de maatregel geadviseerd, waarbij het noodzakelijk wordt geacht dat een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet Bopz door de rechtbank wordt verleend. De rechtbank stelt vast dat deze rechtbank op 4 september 2019 een voorwaardelijke machtiging heeft verleend met betrekking tot de terbeschikkinggestelde voor de duur van zes maanden en heeft bepaald dat de terbeschikkinggestelde zich onder behandeling stelt overeenkomstig het behandelingsplan en de daarin opgenomen voorwaarden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling niet langer noodzakelijk is. De verleende voorwaardelijke rechterlijke machtiging biedt vooralsnog voldoende waarborgen dat de terbeschikkinggestelde abstinent van alcohol en drugs blijft, hulpverlening blijft accepteren en het gebruik van anti-psychotische medicatie zal voortzetten, waardoor ontregeling en afglijden van de terbeschikkinggestelde kan worden voorkomen. Het delictgevaar is hiermee tot een aanvaardbaar laag niveau teruggebracht. Nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen niet langer vereist dat de terbeschikkingstelling wordt verlengd, zal de rechtbank, in overeenstemming met de standpunten van zowel de officier van justitie als de terbeschikkinggestelde en de deskundigen, de vordering van de officier van justitie afwijzen.

6.De wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 509o, 509p, 509s en 509t Sv.

7.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering af.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.R. Schimmel, voorzitter, mr. M.H. van der Lecq en
mr. P.M. Breukink, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2019.
Buiten staat
Mr. H.R. Schimmel en mr. P.M. Breukink zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.