In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van een onder curatele gestelde moeder om de hoofdverblijfplaats van haar dochter, [minderjarige], bij haar te bepalen. De moeder, die onder curatele staat, heeft geen gezag over haar dochter, die momenteel in een pleeggezin verblijft. De moeder verzocht de rechtbank om haar hoofdverblijfplaats te wijzigen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de moeder, ondanks haar curatele, in staat was om haar belangen te waarderen, maar dat de beslissing over de hoofdverblijfplaats in handen van de gecertificeerde instelling (GI) ligt, die als voogd optreedt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de GI en de Raad voor de Kinderbescherming adviseerden om het verzoek van de moeder af te wijzen, omdat de moeder niet in staat is om de zorg en aandacht te bieden die [minderjarige] nodig heeft. De rechtbank concludeerde dat het belang van het kind niet gediend is met een wijziging van de woonplek, gezien de hechting aan de pleegouders en de zorgen over de zorgcapaciteiten van de moeder. Het verzoek van de moeder werd derhalve afgewezen, en de beschikking werd openbaar uitgesproken.