ECLI:NL:RBOVE:2019:3250

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 september 2019
Publicatiedatum
13 september 2019
Zaaknummer
08-994518-16 + 08-994517-17 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veehouder veroordeeld voor dierenwelzijnsdelicten met taakstraf en stillegging bedrijf

Op 13 september 2019 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak tegen een 55-jarige veehouder uit Haaksbergen, die gedurende meer dan twee jaar zijn rundvee slecht heeft verzorgd. De rechtbank heeft de veehouder veroordeeld tot een taakstraf van 160 uur, waarvan 100 uur voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast wordt zijn bedrijf voor de duur van één jaar stilgelegd, eveneens voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De zaak kwam aan het licht na meerdere controles door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), waarbij ernstige tekortkomingen in de verzorging van de dieren werden vastgesteld. De veehouder had niet voldaan aan de basiseisen voor dierenwelzijn, zoals toegang tot schoon water, voldoende voer en een hygiënische huisvesting. Tijdens de controles werden ook kreupele dieren aangetroffen die niet de nodige medische zorg kregen. De rechtbank oordeelde dat de veehouder opzettelijk niet zorgde voor de dieren en dat hij de nodige verzorging heeft onthouden. De rechtbank heeft de veehouder vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van veehouders voor het welzijn van hun dieren en de noodzaak om te voldoen aan de wettelijke eisen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team Strafrecht
Meervoudige economische kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers 08-994518-16 + 08-994517-17 (P)
Datum vonnis: 13 september 2019
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 februari 2017, 27 oktober 2017, 19 november 2018, 4 februari 2019, 1 maart 2019, 27 mei 2019 en 30 augustus 2019.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. van Ieperen en van hetgeen door verdachte en de raadsman mr. J.T.E. Vis, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, na wijzigingen van de tenlastelegging van 9 februari 2017 en 30 augustus 2019, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 30 april 2015 tot en met 9 mei 2017 op verschillende momenten de runderen op zijn boerderij de nodige verzorging heeft onthouden.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
parketnummer 08-994518-16
1
hij op of omstreeks 9 juli 2015, te Haaksbergen, als degene die -in totaal- 13, althans een aantal runderen (zich bevindende in de jongveestal -Hok 1, 2 en/of 3-) hield, al dan niet opzettelijk, er niet zorg voor heeft gedragen dat die/dat rund(eren) een toereikende behuizing had(den) onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers waren de roosters, waarop deze/dit rund(eren) zich bevonden, respectievelijk vervuild met mest en een mengsel van kuilvoer met mest, zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid van de wet dieren aangewezen soorten of categoriën worden gehouden;
2
hij in of omstreeks de periode van 30 april 2015 tot en met 9 juli 2015, te
Haaksbergen als houder van een of meer dieren, te weten 9, althans een aantal
runderen (zich bevindende in de ligboxenstal) de nodige verzorging aan
dat/deze dier(en) heeft onthouden, immers
-waren/was voornoemd(e) rund(eren) kreupel en/of kon(den) die/dat rund(eren) één of meer poten niet belasten, terwijl deze/dit (rund(deren) niet (afdoende) werd(en) behandeld, en/of
-had een rund (in de ligboxenstal) niet de beschikking over voer en/of water;
3
hij op of omstreeks 27 januari 2016, te Haaksbergen, als degene die 42, althans een aantal runderen, (zich bevindende in de ligboxenstal) hield, al dan niet opzettelijk, er niet zorg voor heeft gedragen dat die/dat rund(eren) een toereikende behuizing had(den) onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers stond in de ligboxenstal de mest boven de roosters, zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid van de wet dieren aangewezen soorten of categoriën worden gehouden; (parketnummer 08-994534/16)
4
hij op of omstreeks 27 januari 2016, te Haaksbergen als houder van een of meer
dieren, te weten 11, althans een aantal melkkoeien, de nodige verzorging aan
deze/dat dier(en) heeft onthouden,immers had(den) deze koeien niet de
beschikking over een schone en/of droge ligplek; (parketnummer 08-984534/16)
parketnummer 08-994517-17
1
hij op of omstreeks 6 februari 2017, althans in of omstreeks de maand februari 2017, te Haaksbergen, al dan niet opzettelijk
A.
in strijd met artikel 1.6 van het "Besluit houders van dieren" een aantal runderen/kalveren heeft gehouden, terwijl
- de bewegingsvrijheid van een of meer van die dieren op zodanige wijze werd beperkt dat een aantal dieren daardoor onnodig lijden of letsel werd toegebracht, en/of
- een aantal dieren onvoldoende ruimte werd gelaten voor hun fysiologische en ethologische behoeften, aangezien:
in de ligboxenstal 46, althans een aantal (melk)koeien en/of 18, althans een aantal kalveren aanwezig waren, terwijl deze dieren de beschikking hadden over slechts 36 ligboxen,
en/of
B.
in strijd met artikel 1.7 onder e en/of d van het "Besluit houders van dieren" als houder van een aantal runderen/kalveren er geen zorg voor heeft gedragen dat die dieren
- toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen en/of
- een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden aangezien:
aa) in de jongveestal (ten tijde van de -1e- controle) in het als zodanig aangeduide
"hok 1", 3 runderen, en/of
"hok 3", 6 runderen, en/of
"hok 4", 7 runderen, en/of
"hok 11", 8 runderen, en/of
"hok 10", 2 runderen,
geen toegang hadden tot (schoon en vers) drinkwater;
bb) in de jongveestal (ten tijde van de -1e- controle) in het als zodanig aangeduide
"hok 3", waarin 6 runderen gehuisvest waren, de roosters vervuild waren met een laag mest, en/of
"hok 4", waarin 7 runderen gehuisvest waren, de roosters vervuild waren met een dikke laag mest van enkele centimeters boven de roosters, en/of
"hok 5", waarin 13 runderen waren gehuisvest, de roostervloer en/of de aanwezige ligboxen besmeurd waren/was met mest, en/of
"hok 10", waarin 2 runderen waren gehuisvest, de vloer (grotendeels) vol lag met een dikke laag mest, urine en/of stro waarin het mestgehalte zeer hoog was;
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden; (Parketnummer 08-994517/17)
2
hij op of omstreeks 6 februari 2017, althans op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2017 tot en met 6 februari 2017, te Haaksbergen, al dan niet opzettelijk, in strijd met artikel 1.7 aanhef sub e van het "Besluit houders van dieren" als houder van een aantal runderen er geen zorg voor heeft gedragen dat
- 2, althans een of meer runderen in "hok 1", (voorzien van merken 4224 en 4244), en/of
- 3, althans een of meer runderen in "hok 2", (voorzien van de merken 4225, 4242 en 4249), en/of
- 6, althans een of meer runderen in "hok 3", en/of
- 8, althans een of meer runderen in "hok 11", en/of
- 2, althans een of meer runderen in "hok 7",
een voor dat/die dier(en) toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg/kregen toegediend op een wijze die paste bij het ontwikkelingsstadium van dat/die dier(en), immers werd(en) dat/die runderen niet steeds en/of regelmatig gevoerd met geschikt voer waardoor terwijl/waardoor dat/die dier(en) verkeerde(n) in een
(zeer) slechte tot matige conditie en/of groeiachterstand had(den);
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van
een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden; (parketnummer 08-994517/17)
3
hij op of omstreeks 9 mei 2017, althans in of omstreeks de maand mei 2017, te
Haaksbergen, in strijd met artikel 1.7 van het "besluit houders van dieren" als houder van een aantal runderen/kalveren er geen zorg voor heeft gedragen dat die dieren
- een toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen en/of
- een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden aangezien:
A. in de ligboxenstal 45, althans een aantal melkkoeien en/of een stier aanwezig waren, terwijl deze dieren de beschikking hadden over slechts 36 ligboxen;
B. in de jongveestal in het als zodanig aangeduide "hok 1" een rund geen toegang had tot (schoon en vers) drinkwater,
C. in de jongveestal in het als zodanig aangeduide "hok 1" en/of "hok 6/7"in de ligboxenstal, waarin 45 althans een aantal runderen/kalveren waren gehuisvest, de roosters vervuild waren met voerresten, (opgedroogde en/of natte) mest en met mest bevuild stro,
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden; (parketnummer 08-994556/17)
4
hij op of omstreeks 12 april 2016, althans in of omstreeks de maand april 2016 te Haaksbergen, al dan niet opzettelijk, in strijd met artikel 1.7 onder e en/of d van het "Besluit houders van dieren" als houder van een aantal runderen er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A
die runderen een voor dat/die dier(en) toereikende hoeveelheid gezond en voor
de soort en de leeftijd geschikt voer kreeg/kregen toegediend op een wijze die paste bij het ontwikkelingsstadium van dat/die dier(en),
en/of
B
die runderen een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische
omstandigheden, aangezien:
- in de voergang in de ligboxenstal en/of de jongveestal, het toegediende voer was bezoedeld met mest en/of urine, afkomstig van loslopende kalveren; en/of
- ( een deel van) het toegediende voer aanwezig in de voergoot op de ligboxenstal vermengd was met oude bedorven voerresten en/of rottingsverschijnselen vertoonde;
zulks terwijl voornoemde overtreding(en) plaatsvond(en) in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden; (parketnummer 994567/16)
5 primair
hij op of omstreeks 12 april 2016 te Haaksbergen, als houder van één of meer dieren die voor de productie van levensmiddelen bestemd zijn, al dan niet opzettelijk, niet, onverminderd artikel 8.4, tweede lid van de Wet dieren, aan de door Onze Minister krachtens de artikelen 8.1, eerste lid, en 8.14, eerste lid, van de Wet dieren, aangewezen ambtenaren, te weten, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , zijnde ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, desgevraagd alle inlichtingen over het voorschrijven van diergeneesmiddelen en het uitvoeren van behandelingen met diergeneesmiddelen bij dieren die voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd, heeft verstrekt, immers heeft verdachte desgevraagd geen inzage verschaft in de registratie van de diergeneesmiddelen en medische handelingen; (parketnummer 08-994567/16)
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 12 april 2016 te Haaksbergen, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens artikel 5.17 van de Algemene wet bestuursrecht, in elk geval krachtens enig wettelijk voorschrift, gedaan door de ambtenaar van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtena(a)r(en) van hem had(den) gevorderd inzage te
verschaffen in de registratie van de diergeneesmiddelen en medische handelingen, hieraan opzettelijk geen gevolg te geven.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De bewijsoverwegingen

4.1
Inleiding
Door de inspectie van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (hierna: NVWA) zijn gedurende een aantal jaren meerdere welzijnscontroles uitgevoerd op de boerderij van verdachte. Een aantal van deze controles hebben, vanwege de geconstateerde onvolkomenheden op het gebied van dierenwelzijn, geleid tot oplegging van een last onder bestuursdwang en tot toepassing van spoedbestuursdwang.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
Er is sprake van een lange handhavingsgeschiedenis bij verdachte. Voorafgaand aan het eerste ten laste gelegde feit hebben in 2015 meerdere controles plaatsgevonden waarbij onvolkomenheden zijn geconstateerd. Met betrekking tot de controlemomenten vanaf 9 juli 2015 is, naast oplegging van bestuursrechtelijke maatregelen, ook strafrechtelijke vervolging ingesteld, omdat door verdachte bij herhaling (opzettelijk) niet wordt voldaan aan de basisbehoeften van zijn runderen.
De ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen, met uitzondering van het gedeelte van het ten laste gelegde onder 1 in de zaak met parketnummer 08-994518-16 voor zover de tenlastelegging ziet op het onthouden van zorg aan een rund doordat het niet de beschikking had over voer en/of water.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Verdachte dient om de volgende redenen te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
Het bewijs voor de onder 2 van het parketnummer 08-994518-16 ten laste gelegde feitelijkheden c.q. vervulling van het bestanddeel ‘de nodige verzorging aan dat / deze dier(en) heeft onthouden’ is ontoereikend. Bovendien heeft de beslissing om de gehele veestapel te bekappen zonder dat daartoe de noodzaak bestond enorme onrust meegebracht en zeer nadelige gevolgen gehad voor de veestapel.
Er is evenmin voldoende bewijs voor de ten laste gelegde feitelijkheid ‘immers stond in de ligboxenstal de mest boven de roosters’, zoals is ten laste gelegd onder 3 bij parketnummer 08-994518-16.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 08-994517-17 ontbreekt het bewijs voor het causale verband tussen het niet zorgen voor toereikend voer in die periode en de gestelde ‘slechte tot matige conditie en/of groeiachterstand’.
Het primair en subsidiair ten laste gelegde onder 5 van parketnummer 08-994517-17 kan evenmin worden bewezen, omdat de vordering niet zag op ‘dieren die voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd’ en voorts niet gesproken kan worden van een krachtens wettelijk voorschrift gedaan bevel of vordering.
Voor het overige ontbreekt in het dossier het bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van de vele open normen en doelvoorschriften zoals opgenomen in de ten laste gelegde feiten. De situatie waarin de runderen leven verandert voortdurend. De dieren verplaatsen zich gedurende de dag geregeld om bijvoorbeeld te gaan eten of liggen en mesten overal in de stal. Verdachte controleert de stal meermalen per dag en zorgt voor voer en vers drinkwater. Er was echter sprake van een na-ijlend effect van de BVD-besmetting die maakte dat sommige dieren te maken hadden met een groeiachterstand. Uit de overgelegde stukken blijkt dat overbezetting niet tot vermindering van het dierenwelzijn hoeft te leiden. Tot slot ontbreekt steeds het opzet op de ten laste gelegde gedragingen.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Door de inspecteurs / buitengewoon opsporingsambtenaren van de NVWA zijn op de ten laste gelegde momenten welzijnscontroles uitgevoerd op de boerderij van verdachte. Bij de controles was telkens in ieder geval een toezichthoudend dierenarts aanwezig. Tijdens die controles zijn verschillende overtredingen van de Wet dieren en het Besluit houders van dieren geconstateerd en geverbaliseerd.
Gelet op de hoeveelheid ten laste gelegde feiten zal de rechtbank in chronologische volgorde per feit aan de hand van de aanwezige bewijsmiddelen beoordelen of daarvoor wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
parketnummer 08-994518-16, feiten 1 en 2, periode 30 april 2015 tot en met 9 juli 2015
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken d.d. 8 september 2015, met nummer 114158/87689/6005139/2. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van 8 september 2015:
(pag. 4) Op 30 april 2015 heb ik, [verbalisant 1] , een hercontrole uitgevoerd op het bedrijf [veehouderij] te Haaksbergen.
Op 9 juli 2015 was ik op het bedrijf [veehouderij] voor een hercontrole, onder meer vergezeld door [dierenarts] , toezichthoudend dierenarts van de NVWA. [verdachte] was op de hoogte van onze komst.
(pag. 5) Wij zijn naar de jongveestal gegaan. Ik zag dat aan de linkerzijde van de jongveestal in het eerste hok (Hok 1) 3 mannelijke runderen in een hok gehuisvest waren, waar de vloer bestaat uit roostervloer. Ik zag dat de roosters in dit hok vervuild waren met mest. Ik zag dat er geen plek in dit hok was waar deze runderen hygiënisch konden liggen.
(pag. 6) Ik zag dat in het volgende hok (Hok 2) 14 runderen gehuisvest waren. Ik zag dat de huisvesting van deze runderen bestond uit roostervloer met ligboxen. Ik zag dat de roostervloer besmeurd was met een mengsel van kuilvoer en mest. Ik zag dat enkele van deze 14 runderen vervuild waren met mest. Ik zag dat er voor 4 runderen in dit hok geen plek was waar deze runderen hygiënisch konden liggen, omdat er 10 ligplaatsen beschikbaar waren en 14 runderen aanwezig waren.
Ik zag dat in het volgende hok (Hok 3) 6 runderen gehuisvest waren. Ik zag dat de huisvesting van deze runderen bestond uit roostervloer. Ik zag dat deze roostervloer besmeurd was met een mengsel van kuilvoer en mest. Ik zag dat de runderen vervuild waren met mest. Ik zag dat deze runderen niet konden beschikken over een schone en droge ligplek en de runderen niet hygiënisch konden liggen.
(pag. 8) Ik zag dat in de ligboxenstal 38 melkkoeien en 1 kalf aanwezig waren. Ik zag dat er van de 37 runderen die zich in de ligboxenstal bevonden er ten minste 9 kreupel waren. Ik zag dat de 9 runderen poten niet belastten, of wanneer een poot belast werd, deze snel weer optrokken, hetgeen een teken is dat het belasten pijnlijk is. Ik zag dat ten opzichte van de controle van 30 april er geen verbetering was in de kreupelheden. [verdachte] kon of wilde ons later niet aantonen dat de kreupele runderen behandeld waren.
De veterinaire verklaring d.d. 17 juli 2015, bijlage 12 bij voormeld proces-verbaal:
(pag. 1) Ik, [dierenarts] , toezichthoudend dierenarts bij de NVWA, heb op 9 juli 2015 runderen beoordeeld van [veehouderij] .
(pag. 2) In de jongveestal in hok 1 zag ik 3 runderen. Ik zag dat de roostervloer onder de dieren besmeurd was met een mengsel van mest en urine. Ik zag dat er geen plek in dit hok was waar de dieren hygiënisch konden liggen.
In hok 2 zag ik 14 jonge runderen op roostervloer met 10 ligboxen. Vier van de tien dieren hadden geen toegang tot een hygiënische ligplaats.
In hok 3 zag ik 6 jonge runderen op roostervloer. Ik zag dat deze dieren er vies en met mest besmeurd uitzagen. De poten, flanken, buik en schouders van de runderen waren vervuild met natte en ingedroogde mest. Ik zag dat er geen plank onder het voerhek aanwezig was, waardoor veel voer op de roosters was getrokken. Ik zag dat dit oude voer ernstig vervuild was met mest en urine. Ik zag dat de runderen niet schoon en droog konden liggen.
(pag. 3) In de ligboxenstal voor het melkvee zag ik negen duidelijk kreupele runderen. De kreupelheid was in deze koeien goed te zien doordat de koeien de aangetaste poot minder belastten dan de overige poten.
Bij meerdere runderen (5) zijn de aandoeningen reeds geruime tijd aanwezig.
(pag. 4) De gezondheid van de kreupele dieren is ernstig benadeeld. Kreupele dieren lijden pijn door verwonding en/of ontsteking aan de poten. Voor zover wij konden beoordelen hadden de kreupele dieren geen medische behandeling of pijnstiller gekregen en waren zij niet of in ieder geval niet recent aangeboden voor onderzoek door de praktiserend dierenarts.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het gedeelte van de tenlastelegging dat ziet op het onthouden van de nodige verzorging aan een rund in de ligboxenstal dat niet de beschikking had over voer en/of water, nu daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. Het betreft een rund dat gedurende de controle in een zogenoemd bekaphok apart stond van de rest. In dat hok was geen voer of water beschikbaar. Officier van justitie en raadsman zijn het er echter over eens dat het geen afgesloten hok betrof, zodat het dier wel toegang had tot voer en water, dat elders is de stalruimte beschikbaar was.
Hetgeen overigens is ten laste gelegd onder 1 en 2 acht de rechtbank op basis van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen.
Tijdens de controle op 9 juli 2015 is geconstateerd dat 9 runderen kreupel waren. De toezichthoudend dierenarts heeft dat bevestigd. De dierenarts heeft daarbij vermeld dat bij meerdere runderen de aandoeningen reeds geruime tijd aanwezig waren. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen dat de runderen in de ten laste gelegde periode van 30 april 2015 tot en met de dag van de controle kreupel waren en/of poten niet konden belasten. Aangezien nergens uit is gebleken dat de runderen hiervoor behandeld werden is aan de dieren in die periode de nodige verzorging onthouden. De beslissing om de gehele veestapel te bekappen middels bestuursdwang in plaats van alleen de runderen die kreupelden, wat daar ook van zij, doet niets af aan de geconstateerde kreupelheden.
De roostervloer in de hokken 1, 2 en 3 van de jongveestal was bevuild met mest of een mengsel van kuilvoer met mest. Hierdoor konden de runderen niet hygiënisch gaan liggen. Meerdere dieren waren ook besmeurd met mest. Een van de basiseisen voor de verzorging van dieren is dat een dier een toereikende huisvesting dient te hebben onder voldoende hygiënische omstandigheden. Op basis van de processen-verbaal in combinatie met de bijbehorende foto’s van de aangetroffen situatie, is de rechtbank van oordeel dat deze runderen werden gehouden onder sterk vervuilde omstandigheden. De laag mest in deze hokken heeft zich gedurende langere tijd opgebouwd. Verdachte heeft verzuimd de hokken tijdig schoon te maken. Verdachte heeft keer op keer betwist dat de door hem aldus aangeboden behuizing onvoldoende zou zijn. Hij meent dat hij door zijn dieren aldus te houden voldoet aan alle daaraan te stellen eisen. De rechtbank deelt die opvatting niet. Uit verdachtes opvatting leidt de rechtbank af dat verdachte de dieren bewust in deze onhygiënische en ontoereikende omstandigheden heeft laten leven. De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte er opzettelijk niet voor heeft zorg gedragen dat de runderen in die hokken een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden.
parketnummer 08-994518-16, feiten 3 en 4 (aanvankelijk parketnummer 08-994534-16),
d.d. 27 januari 2016
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken d.d. 15 maart 2016, met nummer 121243/91502/6005139/2. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van 15 maart 2016:
(pag. 3) Op 27 januari 2016 heb ik, [verbalisant 1] , een welzijnscontrole uitgevoerd bij [veehouderij] . Ik werd vergezeld door toezichthoudend dierenarts [dierenarts] .
(pag. 4) In de ligboxenstal stelde ik middels telling vast dat er 42 melkkoeien liepen.
Wij stelden middels telling vast dat er 36 ligboxen aanwezig waren. Wij zagen dat 5 ligboxen bezet werden door kalveren. Wij zagen dat deze ligboxen niet beschikbaar waren voor de melkkoeien. Wij stelden vast dat ten minste 11 melkkoeien hierdoor niet de beschikking hadden over een ligbox.
Wij zagen dat in de ligboxenstal mest boven de roosters stond. Wij zagen dat hierdoor de ligboxenstal geen hygiënische omgeving voor de daar aanwezige runderen was en dat de runderen die geen ligbox ter beschikking hadden niet konden beschikken over een schone en droge ligplek.
De veterinaire verklaring d.d. 2 februari 2016, bijlage 1 voormeld proces-verbaal:
(pag. 1) Ik, [dierenarts] , toezichthoudend dierenarts bij de NVWA, heb op 27 januari 2016 runderen beoordeeld bij [veehouderij] .
(pag. 2) Ik telde ten tijde van de controle vijf kalveren die in ligboxen lagen. Inspecteur [verbalisant 1] telde 42 volwassen koeien in de stal. Er waren 36 ligboxen beschikbaar voor de dieren. Ik zag dat op veel plekken de mest boven de roosters stond. Ik zag dat de mestkelder vol was. Ik hoorde mevrouw [naam 1] verklaren dat er een afspraak was dat de volgende dag mest afgevoerd zou worden.
De rechtbank gaat voor het bewijs van deze feiten uit van de constatering van de controleur ten tijde van de controle van 27 januari 2016. Deze buitengewoon opsporingsambtenaar heeft een op ambtseed afgelegde verklaring opgemaakt waarin hij aangeeft dat de mest boven de roosters stond. Dit wordt ook bevestigd door de dierenarts. De dierenarts heeft daarbij geconstateerd dat de mestkelder vol was. Doordat de mest boven de roosters stond werden de runderen in de ligboxenstal onder sterk vervuilde omstandigheden gehouden. Hiermee is niet voldaan aan de basiseis dat de dieren een toereikende huisvesting dienen te hebben onder voldoende hygiënische omstandigheden. De mestkelder is gedurende de voorafgaande periode te vol geraakt. Verdachte had hierop moeten anticiperen om te voorkomen dat de dieren in de mest zou komen te staan. De afspraak die kennelijk gepland stond voor het afvoeren van de mest is op een te laat tijdstip gepland. Door na te laten de mest op tijd af te voeren heeft verdachte er opzettelijk niet voor zorg gedragen dat de runderen een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden.
Daarnaast hadden 11 melkkoeien niet de beschikking over een schone en droge ligplek, doordat er meer koeien en kalveren in de stal aanwezig waren dan daar ligboxen beschikbaar waren. De rechtbank is van oordeel dat de eis van een toereikende huisvesting in dit geval betekent dat alle aanwezige dieren in de stal toegang moeten hebben tot een comfortabele, droge en hygiënische ligplek. Ook al liggen de koeien niet de hele dag, zij hebben het recht zelf te bepalen wanneer zij willen liggen. Hiervoor dienen steeds voldoende schone en droge ligplekken beschikbaar te zijn. Om dat recht ten aanzien van elk individueel dier te kunnen garanderen, mogen er in een (ligboxen)stal niet meer runderen gehouden worden, dan dat er ligplekken zijn. Daarbij komt dat in de stal van verdachte tevens sprake was van smalle loopgangen, doodlopende stukken en een gebrekkige hygiëne hetgeen, in combinatie met de geconstateerde overbezetting, niet alleen extra gezondheidsrisico’s met zich meebrengt, maar ook de ontoereikendheid van de behuizing eens te meer zichtbaar maakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte aan die dieren de nodige verzorging heeft onthouden.
08-994517-17 feiten 4 en 5 (aanvankelijk parketnummer 08-994567-16), d.d. 12 april 2016
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken d.d. 7 juni 2016, met nummer 123783/92795/6005139/2. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van 7 juni 2016:
(pag. 4) Op 12 april 2016 stelden wij, verbalisanten, [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , een controle in op het bedrijf aan de [adres] te Haaksbergen. Wij werden vergezeld door toezichthoudend dierenarts drs. [dierenarts] .
Ik, [verbalisant 1] , heb [verdachte] ten minste 2 keer nadrukkelijk inzage gevraagd in de registratie van de diergeneesmiddelen en medische behandelingen.
Op mijn vragen gaf [verdachte] geen reactie.
(pag. 5) Wij zagen dat er 9 kalveren waren die zich over de voergang en het daar aanwezige voer konden begeven en zo het voer met mest en urine konden bezoedelen. Wij zagen dat deze kalveren zowel op de voergang in de ligboxenstal als op de voergang in de jongveestal konden komen. Wij zagen dat er mest op het aanwezige voer lag. Wij zagen dat het aanwezige voer in de voergoot op de ligboxenstal vermengd was met oude bedorven voerresten. Wij roken een sterke rottingsgeur aan het voer.
De veterinaire verklaring d.d. 22 april 2016, bijlage 2 bij voormeld proces-verbaal:
(pag. 1) Ik, [dierenarts] , toezichthoudend dierenarts bij de NVWA, heb op 12 april 2016 runderen beoordeeld bij [veehouderij] .
In de ligboxenstal zag ik ongeveer 4 jonge kalveren vrij rondlopen op de voergang. Ik zag dat de verbindingsdeur naar de jongvee en stierenstal open was. Ik zag dat er voerresten voor het voerhek lagen. Ik zag dat deze voerresten van zeer slechte kwaliteit waren. Ik rook dat deze voerresten stonken met een muffe, zurige en gronderige geur.
Het aanvullend proces-verbaal d.d. 15 maart 2017:
Op 12 april 2016 hoorde ik, verbalisant [verbalisant 2] , verbalisant [verbalisant 1] ten minste 2 keer inzage vragen in de registratie van de diergeneesmiddelen en medische handelingen. Nadat hieraan niet werd voldaan door verdachte [verdachte] hoorde ik, verbalisant [verbalisant 2] , verbalisant [verbalisant 1] de inzage van de registratie van de diergeneesmiddelen en medische handelingen vorderen.
Voornoemde vragen en vordering werden gedaan op basis van respectievelijk artikel 2.7 Besluit houders van dieren en artikel 5.17 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht. Voor de toezicht op de naleving zijn wij aangewezen volgens artikel 8.1 lid 1 van de Wet dieren.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze bewijsmiddelen het onder 4 onder A ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Doordat verdachte heeft toegelaten dat het voer met mest en urine van de kalveren werd bezoedeld en het voer, dat in de voergoot lag, vermengd was met oude bedorven voerresten, heeft verdachte er opzettelijk niet voor zorggedragen dat er voor de runderen een toereikende hoeveelheid geschikt en gezond voer aanwezig was. Verdachte heeft niet voldaan aan de basiseis voor een goede verzorging dat de dieren moeten kunnen beschikken over voldoende vers voer.
Van onderdeel B van dit ten laste gelegde feit zal verdachte worden vrijgesproken, nu daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is. Aan verdachte is in dit onderdeel ten laste gelegd dat hij niet heeft gezorgd voor een toereikende behuizing onder voldoende hygiënische omstandigheden, door het voer aan te bieden, zoals hierboven uiteengezet. Met verdachte en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het aanbieden van bezoedeld en bedorven voer in dit geval niet betekent dat er ook om die reden sprake is van een ontoereikende behuizing.
De rechtbank acht het onder 5 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft, door geen enkele reactie te geven, er bewust voor gekozen geen inzage te verschaffen in de registratie van de diergeneesmiddelen en medische behandelingen. Het kan niet anders dan dat de vordering tot inzage in ieder geval (ook) zag op de melkkoeien van verdachte, nu verdachte hoofdzakelijk melkkoeien houdt en het bedrijf van verdachte gericht is op melkproductie. Verdachte is als houder van dieren, die voor de productie van dierlijke producten (onder andere melk) bestemd zijn, verplicht tot het verschaffen van inlichtingen aan de opsporingsambtenaren, zoals door hen gevraagd en gevorderd.
Parketnummer 08-994517-17 feiten 1 en 2, d.d. 6 februari 2017
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken d.d. 12 maart 2017, met nummer 131951/99251/6005139/3. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van 12 maart 2017:
(pag. 3) Op 6 februari 2017 bevonden wij, [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , vergezeld van [dierenarts] , toezichthoudend dierenarts, ons op het bedrijf [veehouderij] voor een controle. (pag. 4) Wij zagen dat voor in de stal (hok 1) 3 runderen werden gehouden in een strohok. Wij zagen dat 2 runderen, voorzien van merken 4224 en 4244, in zeer slechte conditie waren. Wij zagen dat beide runderen een dof en ruw haarkleed hadden en dat de rugwervels en de doornvormige uitsteeksels duidelijk zichtbaar waren. Wij zagen op de stallijst dat deze runderen respectievelijk 11,5 en 8 maanden oud waren. Wij zagen aan de grootte en ontwikkeling van deze runderen dat zij duidelijk een groeiachterstand hadden en dat hun grootte en ontwikkeling past bij een kalf bij normale ontwikkeling van ongeveer 4 maanden oud. Wij zagen dat deze runderen bij aanvang van onze controle niet de beschikking hadden over schoon en vers drinkwater en niet de beschikking hadden over voer.
(pag. 5) Wij zagen dat er aan de linkerzijde in het eerste hok (hok 2) 3 runderen werden gehouden op stro. Wij zagen dat de 3 runderen, voorzien van merken 4225, 4242, 4249 in een zeer slechte conditie waren. Wij zagen dat alle 3 runderen een dof en ruw haarkleed hadden en dat de rugwervels en de doornvormige uitsteeksels duidelijk zichtbaar waren. Wij zagen op de stallijst dat deze runderen respectievelijk 14, 8 en 8 maanden oud waren. Wij zagen aan de grootte en ontwikkeling van deze runderen dat zij duidelijk een groeiachterstand hadden en dat hun grootte en ontwikkeling past bij een kalf met normale ontwikkeling van ongeveer 4 a 5 maanden.
(pag. 5) Wij zagen dat aan de linkerzijde van de jongveestal in het tweede hok (hok 3) 6 runderen gehuisvest waren, waar de vloer bestaat uit volledig roostervloer. Wij zagen op de stallijst dat deze runderen tussen de 12 en 16 maanden oud waren. Wij zagen aan de grootte en ontwikkeling van deze runderen dat zij duidelijk een groeiachterstand hadden en dat hun grootte en ontwikkeling paste bij een rund bij normale ontwikkeling van ongeveer 8 tot 12 maanden. Wij zagen dat deze runderen niet de beschikking hadden over ligboxen. Wij zagen dat de roosters in dit hok vervuild waren met een laag mest. Wij zagen dat er geen plek in dit hok was waar deze runderen hygiënisch, schoon en droog konden liggen. Wij zagen dat deze runderen niet de beschikking hadden over schoon en vers drinkwater. Wij zagen dat er in dit hok 1 zelfdrinker aanwezig was. Wij zagen dat deze zelfdrinker bevuild was met mest.
(pag. 5) Wij zagen in het derde hok (hok 4) aan de linkerzijde 7 runderen gehuisvest waren. Wij zagen dat de huisvesting van deze runderen bestond uit volledig roostervloer met ligboxen. De runderen konden niet beschikken over de ligboxen. Wij zagen dat de roosters in dit hok vervuild waren met een dikke laag mest. Wij zagen dat de mest enkele centimeters boven de roostervloer stond. Wij zagen dat de runderen vervuild waren met natte en opgedroogde mest. Wij zagen dat er geen plek in dit hok was waar deze runderen hygiënisch, schoon en droog konden liggen. Wij zagen dat deze runderen niet de beschikking hadden over schoon en vers drinkwater. Wij zagen dat er in dit hok 1 zelfdrinker aanwezig was. Wij zagen dat deze zelfdrinker bevuild was met mest.
(pag. 5 en 6) Wij zagen dat in het vierde hok (hok 5) 13 runderen gehuisvest waren. Wij zagen dat de huisvesting van deze runderen bestond uit roostervloer met ligboxen. Wij zagen dat deze roostervloer besmeurd was met meer en minder mest. Wij zagen dat de ligboxen bevuild waren met dunne mest en urine. Wij zagen dat de runderen vervuild waren met mest. Wij zagen dat deze runderen niet konden beschikken over een schone en droge ligplek en de runderen niet hygiënisch konden liggen.
(pag. 7) Wij zagen dat aan de rechterzijde van de jongveestal in het laatste hok (hok 7) 2 runderen tussen enkele hekken gehuisvest waren. Wij zagen dat deze runderen in een slechte conditie waren. Wij zagen op de stallijst dat deze runderen 7 en 8 maanden oud waren. Wij zagen aan de grootte en ontwikkeling van deze runderen dat zij duidelijk een groeiachterstand hadden en dat hun grootte en ontwikkeling past bij een rund bij normale ontwikkeling van ongeveer 5 of 6 maanden oud.
(pag. 7) Wij zagen in dat er in het tweede hok (hok 10) 2 runderen werden gehuisvest die niet de beschikking hadden over een schone en droge ligplaats. Wij zagen dat de zelfdrinker bevuild was met mest.
(pag. 6) Wij zagen dat er aan de rechterzijde in het eerste hok (hok 11) 8 runderen werden gehouden op stro. Wij zagen dat deze runderen in een slechte tot matige conditie waren. Wij zagen op de stallijst dat deze runderen tussen de 10 en 13 maanden oud waren. Wij zagen aan de grootte en ontwikkeling van deze runderen dat zij duidelijk een groeiachterstand hadden en dat hun grootte en ontwikkeling past bij een rund bij normale ontwikkeling van ongeveer 6 tot 8 maanden oud. Wij zagen dat alle 8 runderen een dof en ruw haarkleed hadden en dat bij 4 runderen de rugwervels en de doornvormige uitsteeksels zichtbaar waren. Wij zagen dat deze runderen bij aanvang van onze controle niet de beschikking hadden over schoon en vers drinkwater en niet de beschikking hadden over voer.
(pag. 7) Wij zagen dat er in de ligboxenstal 46 melkkoeien en ten minste 18 kalveren aanwezig waren. Wij zagen dat de 46 melkkoeien de beschikking hadden over 36 ligboxen.
De veterinaire verklaring d.d. 14 februari 2017, bijlage 1 bij voormeld proces-verbaal:
(pag. 1 en 2) hok 1: Ik zag dat deze 3 runderen geen toegang hadden tot water.
(pag. 2) hok 3: Ik zag zes stuks jongvee staan. Ik zag dat zij op een roostervloer stonden. Ik zag dat de vloer besmeurd was met mest en dat op enkele plekken de mest boven de roosters stond. Ik zag dat deze dieren ernstig vervuilde vachten hadden. Ik zag dat deze dieren niet konden beschikken over een hygiënische ligplek. Ik zag dat de bak van de zelfdrinker ernstig vervuild was met mest.
(pag. 2) hok 4: Ik zag hier zeven runderen staan. Ik zag dat zij op een roostervloer met ligboxen stonden. Ik zag dat in vrijwel het hele hok de mest boven de roosters stond. Ik zag dat deze dieren extreem vervuilde vachten hadden. De meeste van deze runderen waren te groot om van de ligboxen gebruik te maken. Ik zag dat deze dieren niet konden beschikken over een hygiënische ligplek.
(pag. 8) de runderen in hok 4 (jongvee / stierenstal) en in de ligboxenstal hadden onvoldoende ruimte om hun natuurlijk gedrag te vertonen.
(pag. 3) hok 10: Ik zag twee runderen gehuisvest op roostervloer met ligboxen. Ik zag dat de zelfdrinker vervuild was met mest.
(pag. 3) hok 11: Ik zag acht runderen gehuisvest op stro in een potstal systeem. Ik zag dat de dieren geen toegang hadden tot water.
(pag. 4) Ik zag dat de lichamelijk ontwikkeling van vrijwel alle dieren jonger dan twee jaar ernstig achter gebleven was. Ik zag dit aan de grootte van de dieren, de ontwikkeling van de koppen en horens en de breedte en diepteverhouding van de borstkas. Het grootste deel van deze dieren was mager tot extreem mager. Ik zag bij veel dieren uitstekende doornuitsteeksels op de rug, duidelijk afgetekende lendenwervels, ingevallen bespiering over de heupbeenderen en duidelijke zichtbare ribbogen. Dit was zelfs zichtbaar onder de lange, ruwe en dorre vachten die de dieren hadden. Voorbeelden van achtergebleven dieren met een (zeer) lage conditie score waren onder andere: 4244 (8 maanden) ziet er uit als 3 maanden, 4224 (bijna 1 jaar) ziet er uit als 3-4 maanden, 4225, 1,5 jaar, ziet er uit als 4 maanden, 4242, 1 jaar, ziet eruit als 3 maanden, 4249, 1 jaar, ziet eruit als 3-4 maanden.
(pag. 5) Het achterblijven van jonge dieren wordt voor het eerst genoemd in mijn veterinaire verklaring van 27 januari 2016. De conditie van het jongvee is significant verslechterd in het afgelopen jaar.
Een brief van [naam 2] d.d. 7 februari 2017, bijlage 15 bij voormeld proces-verbaal:
(pag. 1) Er staan veel ernstig onderontwikkelde dieren, meerdere dieren met ondervoeding en te mager. Er is niet continu schoon drinkwater beschikbaar. De hygiënetoestand in deze stal is slecht. Bij inschatting van leeftijd blijken de meest achtergebleven dieren een jaar ouder dan verwacht op basis van hun formaat en gewicht. Enkele hokken hebben 5 -10 cm drijfmest op de roosters liggen. Hier is geen ligbox of droge ligplek beschikbaar. De boxinrichting is in veel gevallen te klein voor de aanwezig dieren.
(pag. 2) In de melkveestal zijn 46 melkkoeien aanwezig in een stal waar 36 ligboxen zijn en 33 vreetplaatsen. Er zijn tevens ongeveer 18 kalveren aanwezig in deze ligboxenstal. Er is twijfel of deze kalveren gevoerd worden of dat ze zichzelf moeten redden voor wat betreft hun melkbehoefte in de koppel melkkoeien.
De rechtbank acht hetgeen ten laste is gelegd met betrekking tot hok 10 onder bb) van onderdeel B van feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen, nu uit de bewijsmiddelen niet blijkt dat er op de vloer van dat hok een dikke laag mest lag, zoals ten laste gelegd. Uit het proces-verbaal blijkt dat in hok 10 sprake was van een roostervloer.
De rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen, van oordeel dat hetgeen overigens is ten laste gelegd wettig en overtuigend is bewezen.
Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat alle aanwezige dieren in de stal toegang moeten hebben tot een comfortabele, droge en hygiënische ligplek. Ook al liggen de koeien niet de hele dag, zij hebben het recht zelf te bepalen wanneer zij willen liggen. Hiervoor dienen steeds voldoende schone en droge ligplekken beschikbaar te zijn. Door 46 runderen en 18 kalveren in de ligboxenstal te houden, terwijl er slechts 36 ligboxen beschikbaar waren, heeft verdachte opzettelijk de bewegingsvrijheid van de dieren beperkt en daardoor onnodig lijden toegebracht en bovendien de dieren onvoldoende ruimte geboden voor hun fysiologische en ethologische behoeften.
Daarnaast hadden meerdere runderen in de jongveestal geen toegang tot (schoon en vers) drinkwater, waren meerdere hokken ernstig vervuild met mest en is geconstateerd dat meerdere runderen verkeerden in een slechte tot matige conditie en/of een groeiachterstand hadden. Verdachte heeft wederom opzettelijk niet voldaan aan de basiseisen voor de verzorging van de dieren, dat zij moeten kunnen beschikken over voldoende vers water, voer en een toereikende huisvesting onder voldoende hygiënische omstandigheden. Gelet ook op hetgeen de dierenartsen hebben gerapporteerd omtrent de groeiachterstand acht de rechtbank het niet aannemelijk dat de toestand van deze runderen (enkel) het gevolg zou zijn van het na-ijlende effect van de BVD-besmetting. Verdachte heeft dit weliswaar gesteld, maar de juistheid van die stelling is niet aannemelijk geworden.
Parketnummer 08-994517-17 feit 3 (aanvankelijk parketnummer 08-994556-17), d.d. 9 mei 2017
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit pagina’s uit het dossier van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken d.d. 17 mei 2017, met nummer 134763/101781/6014318. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Het proces-verbaal van 17 mei 2017:
(pag. 4) Op 9 mei 2017 bevonden wij, verbalisanten, ons op het bedrijf [veehouderij] voor een herinspectie. Toezichthoudend dierenarts [dierenarts] heeft een veterinaire verklaring opgesteld.
(pag. 5) Wij verbalisanten zagen dat in hok 1, 1 rund op stro werd gehouden. Wij zagen dat dit rund niet de beschikking over schoon drinkwater had. Wij zagen dat er een dikke laag natte mest in het hok aanwezig was waarin het rund tot de bovenkant van de klauwen in weg zakte. Wij zagen dat er niet of nauwelijks een droge ligplaats aanwezig was.
(pag. 6) Wij verbalisanten zagen in hok 6 / 7 dat hier 1 rund gehouden werd. Wij zagen dat er veel opgedroogde en natte mest op de roosters en dichte vloer aanwezig was. Wij zagen dat de omstandigheden waarin het rund werd gehuisvest onvoldoende hygiënisch waren en voor het rund geen voldoende schone, droge en hygiënische ligplaats beschikbaar was.
(pag. 7) Wij verbalisanten zagen dat er in de ligboxenstal 45 melkkoeien en 1 stier aanwezig waren. Wij stelden middels telling vast dat er 36 ligboxen aanwezig waren. Wij stelden vast dat ten minste 10 melkkoeien hierdoor niet de beschikking hadden over een ligbox. Wij zagen dat er dominantiegedrag in de stal was waarbij runderen elkaar verstootten. Wij zagen dat de roostervloeren bevuild waren met voerresten, mest en met mest bevuild stro. Wij zagen dat de omstandigheden waarin de runderen werden gehuisvest onvoldoende hygiënisch waren en voor de runderen geen voldoende schone, droge en hygiënische ligplaatsen beschikbaar waren.
De veterinaire verklaring van 16 mei 2017, bijlage 1 bij voormeld proces-verbaal:
(pag. 1) Ik, [dierenarts] , toezichthoudend dierenarts bij de NVWA, was op 9 mei 2017 bij [veehouderij] voor de beoordeling van runderen.
(pag. 2) hok 1: Ik zag tegen de kopse kant van de stal een hok met daarin één rund. Ik zag dat de vloer bedekt was met een nat mengsel van stro, mest en urine. Ik zag dat het dier met de poten tot over de kroonrand van de klauwen in dit materiaal wegzakte. Ik hoorde dat het dier met het lopen soppende en zuigende geluiden maakte. Ik zag dat het dier geen hygiënische huisvesting had. Ik zag dat de waterbak slechts een zeer kleine hoeveelheid sterk vervuild water bevatte.
(pag. 3) hok 6 / 7: Ik zag dat het hok aan de rechterzijde was ingericht met een roostervloer. Ik zag dat er één volwassen rund in dit hok gehuisvest was. Ik zag dat de roostervloer en de betonplaat vervuild waren met mest en urine. Ik zag dat er geen hygiënische ligplek voor dit rund aanwezig was.
(pag. 6) Ten tijde van de controle hadden ten minste 10 melkkoeien geen toegang tot een comfortabele, hygiënische ligplek.
Gelet op deze bewijsmiddelen acht de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Ook tijdens deze (her)controle is gebleken dat verdachte er niet voor heeft zorggedragen dat de dieren toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid schoon en vers water en evenmin dat de behuizing voldoende hygiënisch was. De dieren werden wederom gehouden onder sterk vervuilde omstandigheden.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht, op grond van de genoemde bewijsmiddelen, ten aanzien van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
parketnummer 08-994518-16
1
hij op 9 juli 2015 te Haaksbergen, als degene die -in totaal- 13 runderen (zich bevindende in de jongveestal -Hok 1, 2 en/of 3-) hield, opzettelijk er niet zorg voor heeft gedragen dat die runderen een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers waren de roosters waarop deze runderen zich bevonden, respectievelijk vervuild met mest en een mengsel van kuilvoer met mest, zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid van de wet dieren aangewezen soorten of categoriën worden gehouden;
2
hij in de periode van 30 april 2015 tot en met 9 juli 2015 te Haaksbergen als houder van dieren, te weten 9 runderen (zich bevindende in de ligboxenstal), de nodige verzorging aan
deze dieren heeft onthouden, immers
-waren voornoemde runderen kreupel en/of konden die runderen één of meer poten niet belasten, terwijl deze runderen niet afdoende werden behandeld;
3 ( parketnummer 08-994534/16)
hij op 27 januari 2016 te Haaksbergen, als degene die 42 runderen (zich bevindende in de ligboxenstal) hield, opzettelijk er niet zorg voor heeft gedragen dat die runderen een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers stond in de ligboxenstal de mest boven de roosters, zulks terwijl voornoemde overtreding plaatsvond in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid van de wet dieren aangewezen soorten of categoriën worden gehouden;
4 ( parketnummer 08-994534/16)
hij op 27 januari 2016 te Haaksbergen als houder van dieren, te weten 11 melkkoeien, de nodige verzorging aan deze dieren heeft onthouden, immers hadden deze koeien niet de
beschikking over een schone en/of droge ligplek;
parketnummer 08-994517-17
1
hij op 6 februari 2017 te Haaksbergen, opzettelijk
A.
in strijd met artikel 1.6 van het "Besluit houders van dieren" een aantal runderen/kalveren heeft gehouden, terwijl
- de bewegingsvrijheid van die dieren op zodanige wijze werd beperkt dat een aantal dieren daardoor onnodig lijden of letsel werd toegebracht, en
- een aantal dieren onvoldoende ruimte werd gelaten voor hun fysiologische en ethologische behoeften, aangezien:
in de ligboxenstal 46 (melk)koeien en 18 kalveren aanwezig waren, terwijl deze dieren de beschikking hadden over slechts 36 ligboxen,
en
B.
in strijd met artikel 1.7 onder e en/of d van het "Besluit houders van dieren" als houder van een aantal runderen/kalveren er geen zorg voor heeft gedragen dat die dieren
- toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen en
- een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden aangezien:
aa) in de jongveestal (ten tijde van de -1e- controle) in het als zodanig aangeduide
"hok 1", 3 runderen, en
"hok 3", 6 runderen, en
"hok 4", 7 runderen, en
"hok 11", 8 runderen, en
"hok 10", 2 runderen,
geen toegang hadden tot (schoon en vers) drinkwater;
bb) in de jongveestal (ten tijde van de -1e- controle) in het als zodanig aangeduide
"hok 3", waarin 6 runderen gehuisvest waren, de roosters vervuild waren met een laag mest, en
"hok 4", waarin 7 runderen gehuisvest waren, de roosters vervuild waren met een dikke laag mest van enkele centimeters boven de roosters, en
"hok 5", waarin 13 runderen waren gehuisvest, de roostervloer en de aanwezige ligboxen besmeurd waren met mest,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2
hij in de periode van 1 januari 2017 tot en met 6 februari 2017 te Haaksbergen, opzettelijk, in strijd met artikel 1.7 aanhef sub e van het "Besluit houders van dieren" als houder van een aantal runderen er geen zorg voor heeft gedragen dat
- 2 runderen in "hok 1", (voorzien van merken 4224 en 4244), en
- 3 runderen in "hok 2", (voorzien van de merken 4225, 4242 en 4249), en
- 6 runderen in "hok 3", en
- 8 runderen in "hok 11", en
- 2 runderen in "hok 7",
een voor die dieren toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die paste bij het ontwikkelingsstadium van die dieren, immers werden die runderen niet steeds of regelmatig gevoerd met geschikt voer waardoor die dieren verkeerden in een slechte tot matige conditie en/of groeiachterstand hadden, zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3 ( parketnummer 08-994556/17)
hij op 9 mei 2017 te Haaksbergen, in strijd met artikel 1.7 van het "besluit houders van dieren" als houder van een aantal runderen/kalveren er geen zorg voor heeft gedragen dat die dieren
- toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen en
- een toereikende behuizing hadden onder voldoende hygiënische omstandigheden aangezien:
A. in de ligboxenstal 45 melkkoeien en een stier aanwezig waren, terwijl deze dieren de beschikking hadden over slechts 36 ligboxen;
B. in de jongveestal in het als zodanig aangeduide "hok 1" een rund geen toegang had tot (schoon en vers) drinkwater,
C. in de jongveestal in het als zodanig aangeduide "hok 1" en "hok 6/7" en in de ligboxenstal, waarin 45 runderen/kalveren waren gehuisvest, de roosters vervuild waren met voerresten, (opgedroogde en/of natte) mest en met mest bevuild stro, zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4 ( parketnummer 994567/16)
hij op 12 april 2016 te Haaksbergen, opzettelijk in strijd met artikel 1.7 onder e van het "Besluit houders van dieren" als houder van een aantal runderen er geen zorg voor heeft gedragen dat:
A
die runderen een voor die dieren toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die paste bij het ontwikkelingsstadium van die dieren,
aangezien:
- in de voergang in de ligboxenstal en/of de jongveestal, het toegediende voer was bezoedeld met mest en/of urine, afkomstig van loslopende kalveren en
- het toegediende voer aanwezig in de voergoot op de ligboxenstal vermengd was met oude bedorven voerresten en rottingsverschijnselen vertoonde,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
5 primair (parketnummer 08-994567/16)
hij op 12 april 2016 te Haaksbergen, als houder van dieren die voor de productie van levensmiddelen bestemd zijn, opzettelijk, niet, onverminderd artikel 8.4, tweede lid van de Wet dieren, aan de door Onze Minister krachtens de artikelen 8.1, eerste lid, en 8.14, eerste lid, van de Wet dieren, aangewezen ambtenaren, te weten, [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , zijnde ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, desgevraagd alle inlichtingen over het voorschrijven van diergeneesmiddelen en het uitvoeren van behandelingen met diergeneesmiddelen bij dieren die voor de productie van levensmiddelen zijn bestemd, heeft verstrekt, immers heeft verdachte desgevraagd geen inzage verschaft in de registratie van de diergeneesmiddelen en medische handelingen.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 2.2 en 2.3 van de Wet dieren en de artikelen 1.6, 1.7 en 2.7 van het Besluit houders van dieren. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 08-994518-16
feit 1
het misdrijf: zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 1.7 aanhef en onder d van het Besluit houders van dieren, opzettelijk begaan, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
feit 2
het misdrijf: zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: zich gedragen in strijd met een voorschrift gesteld bij artikel 1.7 aanhef en onder d van het Besluit houders van dieren, opzettelijk begaan, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
feit 4
het misdrijf: zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren;
parketnummer 08-994517-17
feit 1
het misdrijf: zich gedragen in strijd met artikel 1.6 en 1.7 aanhef en onder e en d van het Besluit houders van dieren, opzettelijk begaan, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 1.7 aanhef en onder e van het Besluit houders van dieren, opzettelijk begaan, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
feit 3
de overtreding: zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 1.7 aanhef en onder d en f van het Besluit houders van dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 1.7 aanhef en onder d en e van het Besluit houders van dieren, opzettelijk begaan, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, meermalen gepleegd;
feit 5, primair
het misdrijf: zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 2.7 Besluit houders van dieren, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een taakstraf van 240 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, alsmede stillegging van het bedrijf van verdachte voor de duur van één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, onder oplegging van de volgende bijzondere voorwaarden:
  • dat verdachte in de ligboxenstal in totaal maximaal 36 runderen en/of kalveren mag houden;
  • dat verdachte meewerkt aan de controles van de NVWA / politie, inclusief het ter inzage geven van het diergeneesmiddelenregister en de gegevens van de behandelingen;
  • dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de NVWA;
  • dat de NVWA belast wordt met het toezicht op deze bijzondere voorwaarden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte zich realiseert dat er ook in de toekomst controles uitgevoerd zullen worden. Verdachte is bereid zich aan de geformuleerde bijzondere voorwaarden te houden en is eveneens bereid in gesprek te gaan met de NVWA en het Openbaar Ministerie teneinde voor de toekomst een werkbare situatie te creëren waarin medewerkers van de NVWA hun controlerende taken kunnen uitoefenen.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft gedurende een langere periode, in ieder geval van april 2015 tot mei 2017, de nodige verzorging onthouden aan zijn runderen. Er is bij controles van de NVWA meermalen geconstateerd dat de stallen (ernstig) bevuild waren met mest en dat er teveel dieren in de stal werden gehouden, waardoor niet alle dieren konden beschikken over een schone en droge ligplek. De dieren stonden in de mest en konden veelal niet anders dan in die mest gaan liggen.
Bovendien is meerdere malen geconstateerd dat de dieren onvoldoende toegang hadden tot schoon en vers drinkwater en voer en dat kreupele dieren niet voldoende werden behandeld. Een aantal dieren verkeerde in een slechte lichamelijke conditie en had een groeiachterstand.
Daarnaast heeft verdachte geen inzage verschaft in de registratie van de diergeneesmiddelen en medische handelingen.
Als veehouder is verdachte verantwoordelijk voor de goede zorg voor zijn dieren en de leefomstandigheden van die dieren. Hij moet ervoor zorgen dat de dieren op een zodanige wijze worden gehouden dat aan het streef(minimum)niveau van het dierenwelzijn wordt voldaan. De dieren dienen steeds toegang tot schoon en vers drinkwater en voldoende voer te hebben en alle dieren dienen toereikende huisvesting te hebben onder voldoende hygiënische omstandigheden. Verdachte heeft gedurende een lange periode niet voldaan aan deze basiseisen voor de verzorging van de dieren en daarmee veel onnodig leed bij de dieren veroorzaakt.
De rechtbank is van oordeel dat lange tijd sprake is geweest van een structureel probleem, aan de oplossing waarvan verdachte lange tijd heeft geweigerd mee te werken. Er zijn aanwijzingen dat verdachte grote moeite heeft met kritiek op zijn bedrijfsvoering en met name van de in zijn beleving daarin gelegen impliciete beschuldiging dat hij niet goed voor zijn dieren zou zorgen. Verdachte heeft lange tijd de houding aangenomen dat er met zijn bedrijfsvoering niets mis was en dat de controleurs het allemaal verkeerd zagen. Hij weigerde met hen in gesprek te gaan en volhardde in de (op wezenlijke onderdelen onvoldoende) wijze waarop hij zijn veestapel hield. Vanuit het oogpunt van dierenwelzijn was de meermaals geconstateerde tekortschietende behuizing, hygiëne en voer- en watersituatie op het bedrijf van verdachte niet veel langer houdbaar.
De officier van justitie heeft echter ter zitting laten weten dat bij de controle in januari 2019 geen onvolkomenheden zijn geconstateerd. De rechtbank ziet dat als een hoopvol signaal, dat nu ook verdachte inziet dat zijn bedrijfsvoering mee moet met de veranderende eisen van de tijd. Daarnaast heeft de verdediging ter zitting te kennen gegeven dat verdachte inziet dat de controles van de NVWA ook in de toekomst zullen plaatsvinden en dat hij er voor open staat weer een werkbare situatie te creëren. De rechtbank waardeert deze opstelling en gaat ervan uit dat verdachte, in goed overleg met de controlerende instanties, zijn bedrijf en zijn bedrijfsvoering moderniseert en laat voldoen aan de dierenwelzijnseisen van de huidige tijd.
De rechtbank zal daar bij de strafoplegging rekening mee houden door verdachte nog een kans op verbetering te gunnen. De rechtbank wil echter aan verdachte ook het duidelijke signaal afgeven dat er, ten opzichte van de ten laste gelegde periode, wezenlijke verbeteringen zichtbaar moeten worden, omdat anders vanuit het oogpunt van dierenwelzijn, aan een definitieve stillegging van de onderneming wellicht niet te ontkomen valt.
De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte ook rekening mee dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Ook met de overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening houden, zij het ten dele, omdat circa de helft van de vertraging voor rekening en risico van verdachte komt, als gevolg van een herhaalde wisseling van raadsman.
Alles afwegende acht de rechtbank het passend en geboden aan verdachte op te leggen een taakstraf van 160 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, alsmede de voorwaardelijke stillegging van het bedrijf voor de duur van één jaar met een proeftijd van drie jaren. Voor wat betreft de bewezen verklaarde overtreding zal de rechtbank volstaan met een geheel voorwaardelijke geldboete van € 1.000,--, ook hier met een proeftijd van 3 jaren.
Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank geen bijzondere voorwaarden koppelen, zoals door de officier van justitie gevorderd. De gevorderde bijzondere voorwaarden zien hoofdzakelijk op bevoegdheden die de wet reeds toekent aan de NVWA. De rechtbank acht oplegging daarvan dan ook niet noodzakelijk. Daarbij komt dat tegenover de bevoegdheden ook bepaalde verplichtingen van de controlerende instantie staan, alsmede rechten van de burger die aan een zodanige controle onderworpen wordt. Oplegging van controlerende bevoegdheden als bijzondere voorwaarde zou aan die verplichtingen en rechten afbreuk kunnen doen. De rechtbank acht dat ongewenst. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat de straf, in het belang van de dieren, vooral gericht is op de toekomst.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 1, 6 en 7 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 57 en 62 van het Wetboek van strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder parketnummer 08-994518-16 onder 1, 2, 3 en 4 en onder parketnummer 08-994517-17 onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair ten laste gelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08-994518-16
feit 1
het misdrijf: zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 1.7 aanhef en onder d van het Besluit houders van dieren, opzettelijk begaan, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
feit 2
het misdrijf: zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: zich gedragen in strijd met een voorschrift gesteld bij artikel 1.7 aanhef en onder d van het Besluit houders van dieren, opzettelijk begaan, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
feit 4
het misdrijf: zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.2, achtste lid, van de Wet dieren;
parketnummer 08-994517-17
feit 1
het misdrijf: zich gedragen in strijd met artikel 1.6 en 1.7 aanhef en onder e en d van het Besluit houders van dieren, opzettelijk begaan, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, meermalen gepleegd, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 1.7 aanhef en onder e van het Besluit houders van dieren, opzettelijk begaan, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
feit 3
de overtreding: zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 1.7 aanhef en onder d en f van het Besluit houders van dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 1.7 aanhef en onder d en e van het Besluit houders van dieren, opzettelijk begaan, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden, meermalen gepleegd;
feit 5, primair
het misdrijf: zich gedragen in strijd met het voorschrift gesteld bij artikel 2.7 Besluit houders van dieren, opzettelijk begaan;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder parketnummer 08-994518-16 onder 1, 2, 3 en 4 en onder parketnummer 08-994517-17 onder 1, 2, 3, 4 en 5 primair bewezen verklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
80 (tachtig) dagen;
- bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte van
100 (honderd) uren niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte voor de bewezen verklaarde overtreding onder parketnummer 08-994517-17 onder 3 tot een
geldboetevan
€ 1.000,-- (duizend)euro, bij niet betaling of verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis;
- bepaalt dat deze geldboete
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijkomende straf
- bepaalt dat als bijkomende straf aan verdachte wordt opgelegd de
stillegging van de ondernemingvoor de duur van
1 (één) jaar.
- bepaalt dat deze
stillegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging van deze bijkomende straf gelasten indien verdachte voor het einde van de
proeftijd van 3 (drie) jarende navolgende voorwaarde niet is nagekomen:
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Meijer, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. H. Vegter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 september 2019.