ECLI:NL:RBOVE:2019:3244

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
12 september 2019
Zaaknummer
7968137 \ CV EXPL 19-2812
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning ingericht als bedrijfsmatige seksinrichting na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 september 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Almeloose Woningstichting 'Beter Wonen' en een gedaagde huurder. De eisende partij, Beter Wonen, vorderde ontruiming van een woning die door de gedaagde was ingericht als bedrijfsmatige seksinrichting, waar prostitutie heeft plaatsgevonden. De gedaagde had de huurovereenkomst op 10 juli 2019 opgezegd, met een einddatum van 31 juli 2019, maar had de woning niet opgeleverd en geen sleutels ingeleverd. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst per 31 juli 2019 was beëindigd en dat de gedaagde zonder recht of titel in de woning verbleef. De kantonrechter wees de vorderingen van Beter Wonen toe, waarbij de gedaagde werd veroordeeld om de woning binnen vijf dagen na betekening van het vonnis te ontruimen en een maandelijkse gebruiksvergoeding te betalen van € 530,45 vanaf 1 augustus 2019 tot aan de ontruiming. Tevens werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de ernst van de situatie en de noodzaak van een snelle ontruiming in het belang van de verhuurder.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 7968137 \ CV EXPL 19-2812
Vonnis in kort geding van 10 september 2019
in de zaak van
de stichting
ALMELOSE WONINGSTICHTING "BETER WONEN",
gevestigd en kantoorhoudende te Almelo,
eisende partij, hierna te noemen Beter Wonen,
gemachtigde: mr. M. Douwenga,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij, hierna te noemen [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 22 augustus 2019 inclusief producties,
- de mondelinge behandeling op 3 september 2019,
- het tegen [gedaagde] verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 9 april 2018 voor onbepaalde tijd een woning met aanhorigheden aan de [adres] , [plaats] (hierna: de woning) van Beter Wonen.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de Algemene Huurvoorwaarden van 17 maart 2014 van Beter Wonen van toepassing (hierna: AV). In de AV staat onder meer het volgende:
‘(…)
Artikel 6 De verplichtingen van huurder
(…)
4. Huurder zal het gehuurde gedurende de huurtijd zelf als woonruimte voor hem en leden van zijn huishouden bewonen en er zijn hoofdverblijf hebben. Hij zal het gehuurde, waaronder begrepen alle aanhorigheden en de eventuele gemeenschappelijke ruimten, overeenkomstig de bestemming gebruiken en deze bestemming niet wijzigen. Het is huurder zonder toestemming van de verhuurder niet toegestaan bedrijfsmatige activiteiten in het gehuurde, delen van het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten te ontplooien.(…)’
2.3.
Op 5 maart 2019 is door de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (hierna: AVIM), geconstateerd dat er prostitutie heeft plaatsgevonden in de woning en dat de woning is ingericht als bedrijfsmatige seksinrichting.
2.4.
Bij brief van 24 juni 2019 heeft de gemeente Almelo aan [gedaagde] een last onder dwangsom opgelegd.
2.5.
Bij brief van 3 juli 2019 heeft de advocaat van Beter Wonen [gedaagde] in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen en de woning op te leveren.
2.6.
Op 10 juli 2019 heeft [gedaagde] de huurovereenkomst telefonisch opgezegd, met als einddatum 31 juli 2019.
2.7.
Bij brief van 24 juli 2019 heeft Beter Wonen bevestigd dat de huurovereenkomst is opgezegd en eindigt op 31 juli 2019.
2.8.
Op 24 juli 2019 heeft een vooroplevering plaatsgevonden. De eindoplevering zou plaatsvinden op 31 juli 2019. [gedaagde] is niet verschenen en reageert niet meer op berichten van de advocaat van Beter Wonen, met als gevolg dat dit kort geding is aangezegd.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
Bij de dagvaarding zijn de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen.
3.2.
Beter Wonen vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, primair en subsidiair:
- [gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis de woning te ontruimen, in goede staat op te leveren, en deze ter vrije beschikking van Beter Wonen te stellen en te laten,
- [gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot betaling van de vergoeding ex artikel 7:225 BW of de huurprijs van € 530,45 per maand, vanaf 1 augustus 2019 tot aan de dag der algehele ontruiming,
- [gedaagde] te veroordelen in de (na)kosten van deze procedure.
3.3.
De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende en meestal onomkeerbare maatregel is.
Gezien de ernst van de gevolgen voor de betrokken huurder kan daarom een ontruiming bij wijze van voorlopige voorziening slechts worden uitgesproken, indien het voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter (wanneer zijn oordeel wordt gevraagd) de huurder tot ontruiming zal veroordelen.
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is. De door Beter Wonen ingenomen stellingen in de dagvaarding vinden steun in de bij de dagvaarding overgelegde producties en zijn niet weersproken door [gedaagde] . Dit betekent ook dat de kantonrechter van oordeel is dat de huurovereenkomst tussen partijen is beëindigd per 31 juli 2019. [gedaagde] heeft de woning nog niet opgeleverd en bevindt zich derhalve zonder recht en/of titel in de woning. Op grond van het bepaalde in artikel 7:225 BW overweegt de kantonrechter dat [gedaagde] een maandelijkse gebruiksvergoeding ter hoogte van de huur verschuldigd is.
3.5.
De vorderingen komen de kantonrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor en behoren daarom te worden toegewezen.
3.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.

4.De beslissing in kort geding

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis de woning met aanhorigheden aan de [adres] te [plaats] te ontruimen, in goede staat op te leveren en de woning ter vrije beschikking van Beter Wonen te stellen en te laten,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis over te gaan tot betaling van de vergoeding ex artikel 7:225 BW van € 530,45 voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] de woning in gebruik heeft, vanaf 1 augustus 2019 tot aan de ontruiming,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van Beter Wonen begroot op € 1.067,06 waaronder € 480,00 wegens het salaris van de gemachtigde,
4.4.
begroot de nakosten op € 120,00 (0,5 punt x liquidatietarief met een maximum van € 120,00),
4.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2019.