In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 3 september 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting St. Joseph en een gedaagde huurder. De vordering van St. Joseph was gericht op de ontruiming van de woning van de gedaagde, die zich niet als een goed huurder zou hebben gedragen. De huurovereenkomst tussen St. Joseph en de gedaagde was ingegaan op 27 augustus 2018 en was verbonden met een drie-partijen-overeenkomst waarin begeleiding voor de gedaagde was afgesproken. St. Joseph ontving echter meerdere klachten van omwonenden over overlast veroorzaakt door de gedaagde, waaronder schreeuwen, het timmeren na 23.00 uur en het veroorzaken van hinder door huisdieren. De gedaagde had de begeleiding die in de overeenkomst was vastgelegd niet meer aanvaard.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zich niet aan de verplichtingen uit de huurovereenkomst en de drie-partijen-overeenkomst heeft gehouden. De rechter oordeelde dat de overlast ernstig genoeg was om de vordering tot ontruiming te rechtvaardigen, ondanks het recht op wonen dat de gedaagde had. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op vier weken, zodat de gedaagde tijd had om andere woonruimte te vinden. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van St. Joseph, die op dat moment waren begroot op € 702,05, inclusief het salaris van de gemachtigde.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt het belang van goede huurdersverplichtingen en de gevolgen van wanprestatie in de huurovereenkomst. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, waarbij de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde in overweging zijn genomen.